DONDERDAG 26 OCTOBER 1005. 159 Beraadslaging over volgnr. 167, luidende: vSubsidiën aan Schouwburgen of Muziekcorpsen" f5300. De heer Vergouwen: M. d. V. Ik stel voor de subsidie voor den Schouwburg te doen vervallen en derhalve den post met f 1500.te verminderen. Het amendement van den heer Vergouwen wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De beraadslaging wordt gesloten. _Het amendement wordt in stemming gebracht en met 15 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: van Hamel, Korevaar, de Vries, Sijtsma, de Boer, van der Eist, de Goeje, Le Poole, Hassel- bach, I^ockema Andreae, van der Lip, van Gruting, Zwiers, Paul en Witmans. Voor stemmen de heeren: Meuleman, A. Mulder, Bosch, Bots, P. J. Mulder, Vergouwen, Driessen, Timp en van Tol. Volgnr. 167 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 168 tot en met 173 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Volgnr. 174 wordt met ƒ500.— verhoogd. De volgnrs. 174 en 175 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgnr. 176 komt in behandeling de begrooting voor de Stedelijke Werkinrichting. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De volgnrs. 176 tot en met 181 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Volgnr. 182 houdt verband met het voor stel tot instelling van een gemeentelijke arbeidsbeurs. Dezelfde overweging, welke den heer Bosch bij volgnr. 160 deed voor stellen dien post van de begrooting af te voeren, moet ook hier gelden. Burg. en Weth. willen dan ook consequent han delen en dit volgnummer eveneens terugnemen, omdat over het beginsel van de instelling eener arbeidsbeurs nog geen beslissing is genomen. Volgnummer 182wordt derhalve van de begrooting afgevoerd, waardoor de uitgaven met f 400.— worden verminderd. De volgnrs. 183 tot en met 193 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Volgnr. 194 wordt met ƒ1982.— verhoogd wegens inmiddels toegekende pensioenen. De volgnrs. 194 tot en met 205 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Volgnr. 206 (Onvoorziene Uitgaven) wordt aangehouden. De volgnrs. 207 tot en met 211 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De Voorzitter: Alsnu zijn aan de orde de inkomsten. De volgnrs. 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 3. luidende: Huur van huizen en andere gebouwen ƒ22822,055." De heer Fockema Andrew. M.d.V. Ik heb de mogelijkheid van wijziging in de voorwaarden van de verhuring der Gehoorzaal ter sprake gebracht in de afdeelingenik geloof niet, dat het geschikt is om deze quaestie hier verder te behandelen doch ik zal er later op terugkomen. De heer Witmans. M. d. V. Ik had over deze zaak ook een enkel woord willen zeggen, maar ik leg mij neer bij hetgeen de heer Fockema Andreae heeft gezegd. Volgnummer 3 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Volgnr. 4 wordt verhoogd met f 90.— wegens inmiddels plaats gehad hebbende verhuringen. De volgnrs. 47 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Volgnr. 8 moet worden verhoogd met 550.— wegens meerdere opbrengst van de verpachting van het vischwater. De volgnrs. 8— 23 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 24, luidende: itHeffingen aan het Openbaar Slachthuisf 40325. De heer Bosch. M. d. V. In tegenstelling met andere heeren, die hunne verwondering over het antwoord van Burg. en Weth. op het sectieverslag hebben te kennen gegeven, moet ik zeggen, dat mij het antwoord, dat ik heb ontvangen, niets verwonderd heeft, omdat ik het zoo gewoon ben. Ik zal niet trachten met gelijke munt te betalen. Ik zal mij bepalen tot het noemen van zaken, zooals ik weet, dat zij zijn. In de eerste plaats de weegloonen. Er is terecht opgemerkt, dat dit punt behoort bij volgnr. 24, en ik heb het ook daar ter sprake gebracht, terwijl ik overigens alle lof heb voor het juiste weergeven door de heeren rapporteurs. Ik zal aan de rechtsgeleerden, die in voldoend getal in den Raad aanwezig zijn, overlaten te beoordeelen, of eene Veror dening, door den Gemeenteraad vastgesteld, en waarbij het weegloon bepaald is op- 25 cents per koe, buiten den Raad om veranderd mag worden, bij wijze van proef, in 15 cents. Is dat zoo, dan leg ik mij daarbij neer. Het kwam mij aan vankelijk zeer vreemd voor, maar indien het waar is, dat het mag, dan vind ik het toch niet verstandig men vergeve mij dat woord een uitzondering te maken op de wijze als hier is geschied. Het geval doet zich nu voor, dat zij, die het gemakkelijkst een kwartje kunnen betalen, n.l. de groote slagers, in de gelegenheid worden gesteld, het voor 15 cent te doen, terwijl zij, die een paar jaar werk zouden hebben om zulk een bonboekje op te maken, dat niet kunnen, omdat zij zoo'n langen tijd dat geld niet gaarne willen voorschieten. Bovendien geloof ik, dat een proef, op deze wijze genomen, van zelf tot een twijfelachtig resultaat moet leiden. Een proef moet flink en eerlijk worden genomen en iedereen moet er gebruik van kunnen maken. Ik zou het een gezonde proef gevonden hebben, indien men gezegd had: wij nemen een of twee maanden het wegen van koeien aan voor een bepaald bedrag en een ieder, die dat wil, kan er gebruik van maken. Eerst dan had er sprake kunnen zijn van een proef en eerst dan had men kunnen eonstateeren, of zij al dan niet goed gewerkt had. Wat de heffingen aangaat, was het antwoord van Burg. en Weth. wel eenigszins zonderling. Ik begin in het midden. Er wordt gezegd, dat men niet mag vergeten, dat het hier afgekeurd vleesch betreft, dat zoo spoedig mogelijk moet worden gesteriliseerd, terwijl door mij over niets anders is gesproken dan over afgekeurd vet. Ik heb niet van vleesch gesproken en de opmerking in het sectie-verslag handelt dan ook alleen over vet. Het blijft mij een vreemde opvatting van deze verordening voorkomen en ik moet ten ernstigste protest aanteekenen tegen de uitdrukking in de M. v. A., dat men aan de slagers zei ven moeielijk de beoordeeling kan overlaten, wat al of niet als één partij moet worden beschouwd. Ik wil direct toe stemmen, dat aan de slagers niet de eindbeslissing kan worden toevertrouwd, maar ik wil toch als mijn meening uitspreken, dat de slager evengoed als ieder ander burger lezen mag wat de verordening zegt, zijn eigen oordeel daarover mag hebben, mag klagen, wanneer hij meent benadeeld te zijn en mag protesteeren, wanneer hij van oordeel is, dat de verordening verkeerd wordt toegepast. Evengoed als ik het recht heb om, wanneer een ambtenaar van de belastingen mijn aantal schoor- steenen naar mijn meening te hoog telt, te protesteeren, evenzeer heeft de slager het recht op de toepassing der veror dening te wijzen, wanneer het naar zijn oordeel niet goed gaat. Nu ben ik misschien verkeerd ingelicht! Ja, M. d. V., toen ik indertijd sprak over de ongeschiktheid van het water voor het schoonmaken der gereedschappen, was ik ook verkeerd ingelicht, maar er werd toch duinwater voor in de plaats gegeventoen ik sprak over het stinken van de kolkenwas ik verkeerd ingelicht, maar weldra werden de kolken toch in plaats van tweemaal per week, eiken dag schoongemaakt, en in het jaarverslag van 1904 zegt de Directeur zelf, dat niettegenstaande het eiken dag schoonmaken, de kolken toch nog eenige lucht blijven geven. Toen bleek ik dus niet verkeerd te zijn ingelicht. Boven dien, toen ik dit in de sectie heb gezegd, ook datgene, wat misschien iets te scherp is overgenomenheb ik er bijgezegd ik wil namen noemen. Men heeft mij die namen niet ge vraagd. In verband met hetgeen er nu over dien zegsman is gezegd, en ook omdat deze discussie bijna is afgeloopen, zal ik die namen thans niet meer noemen, maar den dag, voordat ik dit gelezen hadwas ik er nog toe bereid geweest. En dan de invoer van vleesch. Misschien is het U, M. d. V., bekend, dat ik destijds alreeds aanmerking heb gemaakt op de onmogelijkheid voor den handel om met deze Verordening te voorzien in de behoeften aan de verschillende artikelen, die men ten verkoop moet hebben. Het is reeds vroeger, maar in uog sterker mate bij de lustrumfeesten, gebleken, dat zij, die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 17