158 DONDERDAG 26 OCTOBER 1905. Weth. wordt verhoogd met 150.— wegens vermeerdering van 2 lesuren voor den leeraar in het Engelsch en dus gebracht op 6250. De heer Zwiers. M. de V. De beantwoording van hetgeen in een der secties naar aanleiding van volgn. 139 is gezegd, heeft mij eenigszins verwonderd. Begonnen wordt n. 1. met te zeggen: De vraag bij dit volgnummer gedaan betreft af- deeling B. van de Kweekschool. Ik heb van deze bewering zonder eenige motiveering vreemd staan kijken. Waaruit weten Burg. en Weth., dat afdeeling B. bedoeld wordt? Juist afdeeling A. is bedoeld. Het betreft de opleiding van onder wijzers en de vraag werd gedaan, of daarvan ook dikwijls gebruik werd gemaakt, ook wanneer men daarna zich niet in het onderwijs begaf. Het schijnt mij, naar mij ter oore ge komen is, niet te ontkennen te zijn, dat meermalen hier van de gelegenheid, die de gemeente met betrekkelijk groote geldelijke opoffering geeft, met de bedoeling om onderwijzend personeel op te leiden, ook gebruik gemaakt wordt door leerlingen die, na een zeker aantal jaren de lessen te hebben gevolgd, de school verlaten zonder eenige poging aan te wenden om de acte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs te verkrijgen, terwijl juist de verkrijging daarvan doel moest zijn. Het is mij in den korten tijd, dat ik mij in dit onderwerp heb ingewerktniet gelukt volledige gegevens te verzamelen. De cursus is 4-jarig, zoodat de leerlingen, die in 1902 zijn aangenomen, nog niet in de gelegenheid zijn geweest om van hun wil om zich in het onderwijs te begeven, te doen blijken door zich te onderwerpen aan het daarvoor bij de wet geëischte examen. Voor het jaar 1895 vind ik in de eerste klasse van afdeeling A. een aantal van 7 mannelijke leerlingen; 2 hebben den eindpaal bereikt5 hebben de school vóór dien tijd verlaten. Het cijfer van de vrouwelijke leerlingen kan ik thans uit gebrek aan gegevens niet meedeelen. In 1896 bevatte de eerste klasse acht leerlingen, maar dat waren niet alle nieuwe, omdat degenen, die waren blijven zitten, weer zijn meegeteld, terwijl zij ook in 1895 onder de zeven waren begrepen. Van de nieuwe zijn weer twee niet tot hun bestemming gekomen; één heeft de school verlaten, zonder te doen blijken, dat hij zich aan het onderwijs wilde wijden en de andere is niet geslaagd. Dergelijke cijfers vind ik voor de jaren 1897 1901, en ook in het gemeenteverslag over 1904 schemert door, dat ver scheiden leerlingen de school verlieten zonder de acte te be halen. Ik weet wel, dat niet altijd de bedoeling is geweest om het onderwijs te genieten zonder den eindpaal te willen hereiken, en dat dikwijls op raad van den in mijn oog zeer bevoegden directeur en de leerarenwier arbeid ik ten zeerste apprecieer, enkele leerlingen de verdere studiën staken, maar het komt toch meermalen voor, dat leerlingen deze onderwijs inrichting vaarwel zeggenom zich aan andere studiën te gaan wijden. Het heeft dikwijls den schijn, alsof men nooit de acte, als einddoel van zijn eigen streven, heeft willen behalen. Hoe Burg. en Weth. kunnen zeggen, dat mijn vraag afdeeling B betreft, is mij werkelijk een raadsel, want ik had het oog op de Afdeeling A gevestigd. Een tweede opmerking, welke ik hieraan wil vastknoopen, is deze, dat het wel wat zelden voorkomt, dat onderwijzers, die aan de gemeentelijke kweekschool zijn opgeleid, worden geplaatst aan de inrichtingen van openbaar onderwijs hier ter stede. De gemeente Leiden mocht van de offers, welke zij zich voor de opleiding dier onderwijzers getroost, wel in de eerste plaats profiteeren. Waar het bezitten van een eigen Kweekschool de gelegenheid biedt om invloed op de vorming der leerlingen uit te oefenen, in dien zin, dat bij de opleiding de volle aandacht kan worden geschonken aan de bijzonder heden, welke het onderwijs in sommige gemeenten kenmerken, daar bevreemdt het, dat minder dikwijls dan men zou wenschen, die leerlingen een plaats vinden aan de inrichtingen van openbaar onderwijs in deze gemeente. Ik zou daarom aan Burg. en Weth. willen verzoeken, of daaromtrent eenige in lichtingen kunnen worden gegeven en tevens over de vraag, welke door hen is beantwoord als afdeeling B betreffende, terwijl zij afdeeling A raakt. De Voorzitter. De heer Zwiers heeft eenige belangrijke beschouwingen gehouden over de leergangen aan de kweek school en hij heeft er zijn verwondering over uitgedrukt, dat Burg. en Weth. niet een beter antwoord hebben gegeven op de vraag, welke hij in de sectiën heeft gedaan. Dat het antwoord niet anders luidt, dan thans het geval is, behoeft geen verwondering te baren, want waar bij volgnummer 139 een vraag wordt gedaan, moet die op afdeeling B der kweek school betrekking hebben, omdat afdeeling A bij volgnum mer 157 wordt behandeld. Had de heer Zwiers zijn vraag bij laatstgenoemd volgnummer gedaan, dan zouden Burg. en Weth. een ander antwoord hebben kunnen geven. Wenscht de geachte spreker een opzettelijk antwoord op zijn vraag, dan wil ik hem den raad geven, die het volgende jaar bij afdeeling A der kweekschool te herhalen. De heer Zwiers. M. d. V. Mijn onvoldoende bekendheid met de inrichting der begrooting was dan oorzaak, dat ik een verkeerd antwoord heb ontvangen. Ik hoop het volgende jaar op een nader antwoord aan te dringen. De Voorzitter. Burg. en Weth. zullen dan bereid worden bevonden het te geven. De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 139 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 140 tot en met 150 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Volgnr. 151 wordt verhoogd met ƒ500. als subsidie aan de Vereeniging »Schoolkindervoeding" De volgnrs. 151 en 152 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Ik schors thans de vergadering tot heden avond te 8 uur. Ik heb de eer mede te deelen, dat het ons ernstig verlangen is, om voor het geval hedenavond het voorstel tot oprichting van een gemeentelijke arbeidsbeurs onverhoopt niet mocht afloopen, de vergadering morgen voort te zetten. Avondvei'gatUn'iiig'. Geopend te 8 uren). De Voorzitter deelt mede, dat de heeren Aalberse, Juta, Fokker en v. d. Vlugt hebben bericht deze avondvergadering niet te kunnen bijwonen. Verder zijn dezelfde heeren als in de middagvergadering tegenwoordig. De behandeling van de begrooting van inkomsten en uit ga i en der gemeente voor den dienst 4906wordt voortgezet. De volgnrs. 153 en 154 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Volgnr. 155 wordt met ƒ2120.verlaagd wegens opheffing eener parallelklasse aan het gymnasium. De volgnrs. 155 tot en met '158 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter. Volgnr. 159 wordt met ƒ150.verhoogd wegens de aan de afdeeling Leiden van den Nederlandschen Protestantenbond toegekende subsidie voor hare teekencursus. Volgnr. 159 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 160, luidende: nKosten van het geneeskundig toezicht op de openbare en bijzondere scholen voor on- en minvermogenden600. De heer Bosch. M. d. V. Ik ben het niet geheel eens met het antwoord, dat Burg. en Weth. naar aanleiding van de in de sectiën over dezen post gemaakte opmerking, hebben gegeven. Indien toch nog niet vaststaat, of een post zal worden aangenomen en zoo ja, in welken vorm dat zal ge schieden, dan vind ik het eenigszins zonderling daarvoor een bepaalde som op de begrooting uit te trekken. Zonder op dit oogenblik over dezen post in bijzonderheden te willen treden, wensch ik voor te stellen, dien voorloopig van de begrooting af te voeren en later het geheele benoodigde bedrag uit den post voor Onvoorziene Uitgaven te vinden. De Voorzitter. Voor beide meeningen is iets te zeggen ook voor die van den heer Bosch. Den geheelen post terug te nemen is rationeeler dan hem voor «memorie» uit te trek ken, omdat dit laatste in zich sluit, dat over het beginsel een gunstige beslissing is genomen. Neemt men den geheelen post terug, dan wordt er niets geprsejudicieerd. Het amendement van den heer van Bosch wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De beraadslaging wordt gesloten en het amendement van den heer Bosch zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De uitgaven worden hierdoor met ƒ600.verminderd. De volgnrs. 161 tot en met 166 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan- nomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 16