DONDERDAG 26 OCTOBER 1905. 153 Ik kan derhalve niet meegaan met het voorstel om twee verhoogingen elk van ƒ100.— toe te kennen. Ik zou echter willen voorstellen aan den heer Romanesko evenals dit met den heer Pronk is geschied in verband met zijn be moeiingen met het kleedingfonds der brugwachters een per soonlijke toelage van ƒ100.toe te kennen. De Voorzitter. Wij hebben reeds in de M. v. T. en later in het antwoord op het sectie-verslag uitvoerig te kennen ge geven, waarom wij meenen, dat de traktementsverhooging voor den algemeenen markt- en havenmeester, zooals die wordt voorgesteld, billijk is te achten. De bezwaren, welke daartegen in de afdeelingen zijn aangevoerd, komen ons niet krachtig voor. Men heeft gezegddat de werkzaamheden van dezen ambtenaar niet zooveel talrijker zijn geworden, vooral omdat de uitbreiding der veemarkt nog niet is tot standge- komen. Wij hebben geantwoord, dat binnenkort wellicht nog vóór de dienst dezer begrooting aanvangt, met die uitbreiding een begin zal worden gemaakt en daardoor van den heer Roma nesko bijzondere inspanning zal worden geëischt. Wij hebben er op gewezen, dat al moge de functionnaris het door de op richting der veilingloods juist gemakkelijker hebben gekregen, daar de groente- en fruitmarkt thans meer geconcentreerd zijn, zijn werkzaamheden buiten het veilinglokaal talrijker zijn geworden. Ik vestig er de aandacht op, dat er buiten dat veilinglokaal veel te doen is, omdat het op de veilingen daarbuiten niet zoo rustig toegaat als men wel denken zou, getuige de adressen van hen, die de veilingen en de markten bezoeken, waarin gevraagd wordt deze beide toch te scheiden. Wij blijven ons voorstel derhalve sterk aanbevelen. De heer Meuleman. Ik wil mij niet verklaren tegen een salarisverhooging voor den algemeenen markt- en havenmeester van 100.— voor dit jaar, maar en dit wil ik wel zeggen aan het adres van de voorstanders eener salarisregeling bij verordening ik vind het vreemd, dat, waar de heer Romanesko in 1903 zijn maximum-traktement heeft bereikt, er dus ondanks een salarisregeling toch een prikkel schijnt te zijn om de menschen meer salaris te geven. Ik meen, dat men bij een maximum ophouden moet. Komen er meer nieuwe werkzaamheden, dan moet men nieuwe werkkrachten hebben. Deze man is aangesteld op ƒ1400.—, heeft 3 tweejaarlijksche verhoogingen gehad van ƒ200.—in 1903 heeft hij dus het maximum bereikt en nu wil men hem na twee jaar weer meer geven. Wat beteekent dan een salarisregeling? Op deze wijze is dat een wassen neus. De Voorzitter. Die vaststelling van salaris heeft hier altijd bij de begrooting plaats gehad. Daarvoor is geen verordening; telkens bij de begrooting wordt het salaris gevoteerd. Nu zijn, sinds de laatste vaststelling van het salaris, de werk zaamheden van dezen ambtenaar belangrijk uitgebreid. Indien wij hadden een verordening, dat dergelijke ambtenaren niet meer zouden hebben dan een maximum, dan zouden wij die verordening hiervoor moeten wijzigen om een hooger salaris te geven. Maar dat is juist het karakteristieke, dat men geen verordening behoeft te wijzigen, om een ambtenaar meer salaris te kunnen geven. Wat deze verhooging betreft, zij is niet overmatig en dooi de omstandigheden gemotiveerd. De heer Witmans. M. d. V. Gaarne zou ik een enkel woord willen zeggen ten gunste van het voorstel van Burg. en Weth. Hetgeen u gezegd hebt omtrent de verschillende dienstpres- taties van den algemeenen marktmeester is volkomen juist. Ik heb als lid van de marktcommissie eenige vergaderingen met hem bijgewoond en het komt mij voor, dat dit een amb tenaar is, die werkelijk op zijn plaats is. En wat de admini stratie betreft, ik heb die gezien, en ik heb gezien, dat deze zeer ingewikkeld en uitgebreid is en ik wil wel verklaren, dat ik mij niet had voorgesteld, dat dit zulk een werk was. Het komt mij voor, dat het voorgestelde salaris voor dezen algemeenen markt- en havenmeester zeker niet te hoog is en ik zal dan ook met volle overtuiging stemmen voor het voor stel van Burg. en Weth. Na dit gezegd te hebben kom ik echter een lans breken voor den adjunct. Deze is aangesteld op f800.Nu zeggen Burg. en Weth.: deze is pas een half jaar in dienst en het gaat dus niet aan nu reeds zijn traktement te verhoogen. Het is waar, dat hij nog geen jaar in zijn tegenwoordige functie is, maar hij heeft toch reeds als gemeente-ambtenaar, als controleur van politie, een jaar of vijf, zes dienst gedaan; hij had toen f900.— en is adjunct geworden op f800.— Hij heeft het vorige jaar deze betrekking geaccepteerd, maar het wordt in zijn gezin gevoeld, dat hij flüO.— is achteruit gegaan, dat spreekt van zelf. Ik zal er niet veel meer van zeggenik geloof, dat de meeste leden van den Raad wel zullen begrijpen, dat als men leeft van f900.— en men krijgt dan f 100.minder, dat dit dan gevoeld wordt. Daarom heb j ik de eer voor te stellen, dit artikel te verhoogen met f 100.— ten einde den adjunct met ingang van 1 Jan. 1906 f 900.— salaris te geven. De Voorzitter. Ik kan niet anders dan toejuichen, dat de heer Witmans Burg. en Weth. steunt, waar zij het salaris van den heer Romanesko wenschen te verhoogen. Ik meen ook te hebben aangetoond, dat deze een verdienstelijk ambtenaar is, wiens werkzaamheden zeer zijn toegenomen, zoodat het niet meer dan billijk is, dat zijn salaris wordt verhoogd, terwijl bovendien het salaris, zooals het bij aanneming van ons voorstel zal gefixeerd worden, voor een algemeenen markt- en havenmeester alhier werkelijk niet hoog is, vergeleken met andere plaatsen van ongeveer gelijken omvang! Wat betreft het amendement van den heer Witmans om het salaris van den adjunct-marktmeester met f 100.— te verhoogen, ik zou daar in beginsel niets tegen hebben, maar de opportuniteit van dat voorstel moet ik betwisten. Ik onder streep hetgeen in het antwoord op het sectieverslag hierom trent te lezen staat, dat het namelijk niet aangaat om, terwijl een ambtenaar eerst zóó kort in dienst is, hem nu reeds een verhooging zijner wedde toe te kennen. Wij hebben ons er steeds tegen verklaard, om zoo spoedig na hun aanstelling verhoogingen aan de ambtenaren toe te kennen. De hier bedoelde titularis heeft volkomen vrijwillig, wetende, dat hij in bezoldiging achteruitging, zijn vorige betrekking prijs gegeven en zijn tegenwoordige aanvaard. Bij zijn aanstelling is de verwachting uitgesproken, dat die bezoldiging te eeniger tijd zou worden verhoogd, waarop toen geen positief antwoord is gegeven. Het komt mij voor, dat, al zal ongetwijfeld te eeniger tijd een verhooging moeten volgen, het, met het oog op het gerechtvaardigd systeem, dat wij ten aanzien der andere pas aangestelde ambtenaren hebben aangenomen, op dit oogenblik ongewenscht zou zijn die ƒ100.toe te kennen, zoodat wij dit amendement niet kunnen ondersteunen. De heer Bosch. Ik zou willen voorstellen, om over de periodieke verhooging, welke Burg. en Weth. op 1 Januari 1908 wenschen toe te kennen hoe die verhooging heeten zal, laat mij betrekkelijk koud, maar ik zou er de voorkeur aan geven indien zij werd genoemd een persoonlijke toelage voor het voeren der administratie van het kleedingfonds, omdat in dat geval het traktement onveranderd blijft niet te beslissen en aan den heer Romanesko een salaris van 2100 te geven zonder verdere beloften voor de toekomst. Het verschil tusschen het voorstel van Burg. en Weth. en het mijne schuilt derhalve alleen in de toelichting, omdat Burg. en Weth. ook op 1 Januari 1908 een verhooging wil len toekennen, terwijl ik daaromtrent geen beslissing wil nemen. De heer Fokker. Mag ik vragen, of de raad, indien het voorstel van Burg. en Weth. wordt aangenomen, daardoor tevens besluit om ook voor 1908 een verhooging toe te staan? De heer van der Lip. M. d. V. De heer Bosch is druk bezig een amendement samen te stellen, maar ik geloof, dat dit niet de goede weg is. De heer Bosch wil voor 1906 een verhooging van 100 toestaan en dat stellen Burg. en Weth. evenzeer voor. Zijn bezwaar is alleen gericht tegen de toe lichting die Burg. en Weth. bij dezen post gegeven hebben en die toelichting kan moeielijk geamendeerd worden. De Voorzitter. De heer Van der Lip verlieze niet uit het oog, dat bij een voorstel een toelichting behoort; wie voor het voorstel stemt, stemt tegelijk voor de toelichting. Nu staat in de toelichting op het voorstel van Burg. en Weth., dat zij ook met 1 Januari 1908 een verhooging van 100 willen toekennen. Het is blijkbaar de bedoeling van den heer- Bosch zich tegen die toelichting te verklaren en daarom stelt hij een amendement voor. De heer van der Lip. M. d. V. Ik meende dat u hadt gesproken over een amendement, vandaar mijne bemerking. De Voorzitter. Ik geloof, dat het nu hel meest rationeele is, om eerst het voorstel van Burg. en Weth. in stemming te brengen. Wordt dat verworpen, dan kan de heer Bosch komen met zijn voorstel om 100 toe te kennen. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop in stemming gebracht en met 16 tegen 12 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Aalberse, Meuleman, A. Mulder Fokker, Bosch, Sijtsma, Bots, de Boer, Fockema Andreae, P. J. Mulder, Zwiers, Vergouwen, Driessen, van der Vlugt, Timp en van Tol. Voor stemmen de heeren: van Hamel, Korevaar, Juta, de Vries, van der Eist, de Goeje, Le Poole, Hasselbach, van der Lip, van Gruting, Paul en Witmans. De Voorzitter. Thans komt in stemming het amendement

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 11