152
DONDERDAG 26 OCTOBER 1905.
dat op dit oogenblik voor het regelen van de rechtspositie
der ambtenaren geen aanleiding bestaat.
Betreffende de opmerking van den heer Witmans omtrent
het vereenigen van de scholen van Mej. Pont en den heer
Japikse zal ik gaarne het woord geven aan den heer de Goeje.
De heer de Goeje. M. d. V. Ik kan hieromtrent alleen mede-
deelen, dat noch het eene, noch het andere van die twee
schoolgebouwen in staat is de kinderen van beide scholen te
herbergen, terwijl ook geen der beide scholen kan worden
vergroot. Men zou dus komen te staan voor de uitgave van
een nieuw schoolgebouw, en dat zou in plaats van bezuiniging
een groote uitgaaf zijn, terwijl men in de toekomst, wat de
exploitatie aangaat, slechts een schoolhoofd zou uitwinnen.
Ik zeg dit, omdat de heer Witmans als motief bezuiniging
aangeeft; overigens zou misschien tegen eene vereeniging van
deze jongens- en meisjesschool nog het een en ander in het
midden zijn te brengen.
De heer Witmans. M. de V. Ik wil alleen iets zeggen in
antwoord op wat gezegd is door prof. Fockema Andreae, n.l.
dat ik van harte hoop, dat als er grieven zijn, de ambtenaren
die zullen bekend maken ter plaatse waar het noodig is die
te melden, maar ik blijf er van overtuigd ook omdat ik
rijksambtenaar ben dat eerst dan de positie van een
ambtenaar goed geregeld is, wanneer beide partijen aan wet
telijke voorschriften gebonden zijn. De heer Fockema Andreae
stelt zich op het standpunt, dat alle menschen even braaf en
alle chefs even goed zijn. De ambtenaren zijn echter ten
slotte afhankelijk van den chef, dien zij toevallig hebben en
de eene chef is goed en de andere minder goed, de eene heeft
een goed hart, de andere een minder goed hart voor zijn
minderen. Ik blijf dus in deze ten eenenmale van meening
met den heer Fockema Andreae verschillen en spreek nog
maals de wenschelijkheid uit, dat de rechtspositie der amb
tenaren in dienst der gemeente Leiden bij verordening zal
worden geregeld.
De Voorzitter. Ik wensch nog iets in het midden te brengen,
dat ik zoo even heb vergeten op te merken. De heer Witmans
heeft protest aangeteekend tegen de wijze, waarop Burg. en
Weth. de opmerking in het verslag, als zou bij de promotie
der ambtenaren willekeurig worden gehandeld, hebben beant
woord en noemde de door ons betoonde verontwaardiging
niet gemotiveerd. Ik moet er echter op wijzen, dat in het
verslag deze zinsnede voorkomt»De huidige regeling, waarbij
alles is overgelaten aan het persoonlijk inzicht der chefs,
laat te veel de deur open voor willekeur." Er wordt derhalve
gesproken van «willekeur" en daarop reageerende, hebben
wij gemeend te moeten protesteeren en aantoonen, dat bij
de promotie geen willekeur in het spel is, maar weldegelijk
naar anciënniteit wordt gehandeld en met verdienste rekening
gehouden wordt.
De heer Witmans. M. d. V. Slechts een kort woord naar
aanleiding van het door u gesprokene. Gesteld al, dat ik het
woord «willekeur" had gebezigd, dan zou ik dat voor mijn
rekening nemen. Er wordt echter in het verslag gezegd, dat
de huidige regeling te veel de deur open laat voor willekeur
er wordt geenszins beweerd, dat er thans willekeurig wordt
gehandeld. Wanneer men zegt, dat de deur voor willekeur
openstaat, dan bedoelt men daarmede, dat er willekeurig kan
worden gehandeld, maar beweert men niet, dat het geschiedt.
De heer Fokker. Aangezien ik als rapporteur deze zin
snede bij de redactie van het verslag heb helpen opstellen,
moet ik verklaren met eenige bevreemding te hebben gelezen,
dat Burg. en Weth. verbaasd waren over de bewering, in de
sectiën geuit, alsof bij de bevordering der ambtenaren met
willekeur werd opgetreden. Wij hebben het gezegde weerge
geven, dat bij de huidige regeling de deur voor willekeur
openstond en dat men door het in het leven roepen eener
regeling bij verordening alle willekeur wilde buitensluiten.
Oorspronkelijk luidde de redactie, dat de huidige regeling
eenerzijds kon uitlokken tot oogendienarij en anderzijds tot
willekeurig optreden, maar wij hebben den zin omgewerkt
en om de uitdrukking te verzachten, gezegd, dat de huidige
regeling de deur voor willekeur openliet.
Dat is de verklaring van de zinsnede, welke thans in debat
is. Ik meende, dat een kleine opheldering wellicht niet over
bodig was.
De heer Van der Elst. M. d. V. Slechts een enkel woord
omtrent de motie van de heeren Sytsma c. s. Wij hebben ons
verwonderd over het antwoord van Burg. en Weth., dat
nieuwe voorstellen tot verhooging van de loonen der stads-
werklieden voorloopig niet van dat college zijn te verwachten,
nu tengevolge van de in werking treding van het werklieden-
reglement ook in de financieele positie van de gemeente
werklieden weder zoo belangrijke verbeteringen zijn gebracht.
Ik geloof, dat de financieele positie dier werklieden volstrekt
niet belangrijk is verbeterd, maar slechts op enkele onder
geschikte punten. Wij moeten ons voorloopig wel nederleggen
bij de meening van Burg. en Weth., maar wij hopen, dat
de behandeling dier motie niet ad kalendas graecas zal
worden uitgesteld.
De heer Sijtsma. Ik had ook een en ander over de vereeni
ging der scholen van mej. Maclaine Pont en den heer Japikse
in het midden willen brengenmaar na hetgeen daarover
reeds is gezegd, kan ik met een enkele opmerking volstaan.
Ik meende, dat die combinatie wel kon tot stand komen. Nu
hoor ik echter van Prof. de Goeje, dat die samensmelting
onmogelijk is. Ik heb dat eens nagerekend. In de eene school
zijn 135 kinderen en in de andere 139. Behalve het hoofd
heeft de school van den heer Japikse 7 onderwijzers en de
school van Mej. Pont 8. Deel ik dat op het aantal kinderen,
dan krijg ik voor de eene school 19 en voor de tweede 17
leerlingen per onderwijzer. Nu geloof ik, dat de jongensschool
wel voldoende ruimte zou hebben voor al die leerlingen.
Wanneer ik de kinderen der twee scholen bijeentel, krijg ik
36 leerlingen gemiddeld per klasse en nu wil het mij voor
komen, dat een goed onderwijzer wel in staat is 36 leerlin
gen behoorlijk les te geven.
Men zal mij tegenwerpen, dat men in de eene klasse b.v. 20
en in de andere 42 leerlingen zal krijgen, maar men zou in
dat geval paralelklassen kunnen instellen. Men zou misschien
voor de gecombineerde school noodig hebben 10 onderwijzers
dat zou toch een besparing geven van 5 onderwijzers en een
hoofd. En waar wij veel voor het onderwijs moeten uitgeven
en men tegenwoordig op het standpunt staat, dat jongens en
meisjes best gezamenlijk onderwijs kunnen ontvangen ik
meen dat op dit oogenblik in de school van den heer Japikse
ook zelfs een klasse meisjes is raad ik deze bezuiniging aan.
Ik zeg nog eenshet moet niet gaan ten koste van het onder
wijs zelf. Wanneer kan worden aangetoond, dat het onder
wijs er onder zou lijden, zou ik er tegen zijn. Maar ik van
mijn standpunt meen, dat dit niet zoo is, en daarom kan ik
niet toegeven, dat wij er zoo ineens van kunnen afstappen.
Ik wil hieraan nog deze opmerking toevoegen: Ik heb in
een plaatselijk blaadje gelezen, dat, wanneer het geldt het
openbaar onderwijs, de vrijzinnigen altijd maar «jaknikken.
Ik hoop, dat van die zijde van dit debat ook notitie geno
men wordt, om nu den volke te verkondigen, dat al heeten
wij liberalen of vrijzinnigen, wij waar het kan ook wel willen
bezuinigen bij het onderwijs en dat deze discussie daarvan
nog het bewijs leverde.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zal de algemeene beraad
slaging niet rekkenmaar ik wil er toch mijn blijdschap
over uitspreken, dat het idee, dat voor 2 jaar door mij in
den Raad is gebracht, de vereeniging van de genoemde twee
scholen, zoo warm verdedigd is door de heeren Witmans en
Sijtsma. Ik hoop, dat Burg. en Weth. het in ernstige over
weging zullen nemen.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Het eerst komen in behandeling de Uitgaven.
Volgnrs. 64—68 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Volgnr. 69 wordt met 100.verhoogd
ter aanvulling van de post «schrijfloon" aan de afdeeling
Burgerlijke Stand.
De volgnrs 6987 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Volgnr. 88 wordt met /"150.verhoogd
teneinde aan ieder ddr 3 buurtcommissarissen eene verhooging
van wedde ad f 50.te kunnen toekennen.
De volgnrs. 88—92 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 93, luidende: Kosten van toe
zicht en invordering der plaatselijke belastingen; a. Jaarwedden."
f 9000.-
In bespreking komt allereerst de jaarwedde van den Alge-
meenen Marlet- en Havenmeester.
De heer Bosch. Niettegenstaande het antwoord, dat in het
verslag is gegeven, heb ik toch nog bezwaar tegen de voor
gestelde traktementsverhoogingen van dezen ook door mij
gewaardeerden titularis. Er is een grens aan ieders krachten
en er moet ook een grens zijn aan iemands belooning. Worden
de werkzaamheden zóó talrijk, dat hij ze niet alleen meer
kan verrichten, dan moet daarin door het aanstellen van
meer personeel worden voorzien, maar niet door salarisver-
hooging. Er is echter wel een reden om eenige loonsver-
hooging toe te staan, namelijk omdat de laatste jaren buiten
de markt om de werkzaamheden van dezen ambtenaar sterk
zijn toegenomen, o. a. door de zorg voor de administratie van
het kleedingfonds der brugwachters.