128 Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Edelachtbare Heeren, Ondergeteekende, hoofd der O. L. School aan de Paul Krugerstraat, heeft de eer Uw College te berichten, dat bij hem geen bezwaar beslaat Mej. M. O. de Bruijn met ingang van 1 Januari 1000 eervol te ontslaan als onderwijzeres aan bovengenoemde school. Met de meeste hoogachting, Uw dienstw. dienaar, Leiden, 10 Oct. 1903. Leiden, 10 October 1905. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren. Ondergeteekende, onderwijzeres aan de O. L. S. 3de kl. No. 0, (hoofd, de heer A. Uittenbroek) verzoekt bij dezen haar eervol ontslag te willen verleencn wegens aanstaand huwelijk, tegen '1 Januari 1900, Met verschuldigde gevoelens Uw dvv. dien. M. G. DE Bruyn. No. 248. Leiden20 October 1905. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen het rapport van de commissie van financiën inzake de rekening van de Vereeniging tot Bevordering van den bouw van Werkmans woningen over het jaar 1904. De daaraan voorafgegane cor respondentie is in de Leeskamer ter inzage neergelegd. Het rapport gaf ons aanleiding aan het Bestuur van de vereeniging te vragen of het naar aanleiding daarvan wellicht nog nadere inlichtingen en ophelderingen wenschte te verstrek ken. Het Bestuur heeft daarop in een uitvoerig schrijven aan Uwe Vergadering, dat mede hierbij wordt overlegd, de door de commissie van financiën tegen de rekening ingebrachte bezwaren trachten te weerleggen. Het komt ons voor, dat het daarin volkomen geslaagd is en dat aan de goedkeuring dier rekening thans geenerlei bezwaar meer in den weg staat. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 7 October 1905. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Wij werden door Burgemeester en Wethouders in de ge legenheid gesteld, kennis te nemen van het advies, op 30 Augustus jl. door de toen bestaande Commissie van Finantiën uitgebracht betreffende de rekening onzer Vereeniging over het jaar 1904. Twee eischen worden daarin gesteld, zal de Commissie tot goedkeuring der rekening adviseeren: de onkosten van op richting der Vereeniging Werkmanswoningen 11 moetenten laste van deze gebracht worden en de posten onder het hoofd «Werkmanswoningen II» moeten uit de boeken onzer Ver eeniging worden verwijderd. I. De oprichtingskosten van Werkmanswoningen II. Onze Vereeniging is in 1891 opgericht, ten einde aan de Werk lieden vereeniging «Eigen Haard» dat gedeelte van het be- noodigde kapitaal te verschaffendat zij niet op eerste hypo theek kon verkrijgen. Tot zekerheid voor ons voorschot ver kreeg onze Vereeniging een tweede hypotheek op de bezit tingen van Eigen Haard. Eigen Haard heeft aan hare verplichting tot rentebetaling en aflossing geregeld voldaanen onzerzijds bestond geen enkele reden om naar het afbreken van onze betrekking tot haar te verlangen. Daarin is echter verandering gekomen bij het totstand komen der Woningwet. Van het oogenblik af, waarop het uitzicht is geopend, dat Rijk en Gemeentesteun zouden verleenen bij het verbeteren van woningtoestanden heeft onze Vereeniging het voornemen gehad, in deze rich ting werkzaam te zijn. Zij moest zich dus zoodanig inrichten dat haar die steun kon worden verleend. Vandaar tot twee maal toe eene wijziging der statutenwelke wijzigingen door uwen Raad werden goedgekeurd met de wetenschap, dat zij strekten om erkenning onzer Vereeniging te verkrijgen als eene, uitsluitend werkzaam in het belang der volkshuis vesting. Toen de Regeering aandrong op eene wijziging in art. 1, waaruit voortvloeide, dat wij onze bemoeiingen met de Vereeniging «Eigen Haard» zouden moeten af breken heb ben wij, hoewel noode, aan dat verlangen toegegeven, al leen omdat wij er hoogen prijs op stelden aan de uitvoering der Woningwet te kunnen meewerken. Reeds gedurende meerdere jaren hadden wij met het oog daarop perceelen aangekocht. Om daartoe te geraken hebben wij eene werk zaamheid laten varen, waarvoor de Vereeniging oorspronke lijk was opgericht. Wij meenden daarmede te handelen in het belang der volkshuisvesting in onze gemeente. Immers wij wisten al te goed, welke moeilijkheden het bijeenbrengen van de noodige middelen en de organisatie van dergelijke vereenigingen meebrengt. Onze Vereeniging [nu bestond, was een twaalftal jaren op dit gebied werkzaam; het lag voorde handdat zij de nieuwe taak ter hand namwaartoe de Woningwet uitnoodigde. Wij gelooven te mogen zeggen, dat men dit algemeen van haar verwachtte. Maar het was niet gemakkelijk het struikelblok weg te nemen, gelegen in den eisch der Regeering, dat de band met Eigen Haard zou worden verbroken. Er is ten slotte dank zij de medewerking van eenige obligatiehouders onzer Vereeniging daartoe een weg gevonden, de oprichting n.l. van de Vereeniging «Werk manswoningen II.» Het eenige lichaam, dat bij die oprich ting belang had, was onze Vereeniging. Ter wille van haai' ontstond de nieuwe Vereeniging. Vermogen had deze laatste niet; haar obligatieschuld was juist even groot als de van ons overgenomen tweede hypotheek op [de bezittingen van Eigen Haard bedroeg; haar inkomen (thans f\8 'sjaars, in den loop der jaren dalende tot nihil), is ternauwernood voor een zeer zuinig beheer voldoende. Het sprak dus van zelf, dat de Vereeniging, die tot de oprichting het initiatief nam de noodzakelijke kosten voor hare rekening nam. Waaruit zouden zij anders zijn voldaan? Op Eigen Haard konden zij niet worden verhaald; aan die Vereeniging was het onver schillig, wie haar schuldeischer was. Van obligatiehouders, die er in hadden toegestemd, hunne door de Gemeente gegarandeerde obligatiën in die der nieuwe Vereeniging te verwisselen, kon moeilijk daarenboven nog eene bijdrage worden verlangd in de oprichtingskosten. De eenig mogelijke oplossing, tevens de meest voor de hand liggende, was, dat onze Vereeniging de kosten droeg, welke in haar belang werden gemaakt. Het besluit daartoe was eene daad van be heer, waai toe het Bestuur krachtens art. 18 der Statuten bevoegd was. In verband met dit laatste veroorloven wij ons nog eene opmerking. Mocht al het voorafgaande onjuist zijndan heeft het Bestuur gedwaald, maar het is binnen de grens van zijne bevoegdheid gebleven. In die dwaling kan toch nooit een reden gelegen zijn om de rekening der Vereeniging niet goed te keuren. Formeel is zeker de bevoegdheid van den Raad tot niet-goedkeuring dier rekening onbegrensd, maar waar de statuten niet zijn overtredenalleen eene daad van beheer is verricht, waaruit kosten voortvloeiden, en waartoe het Bestuur volkomen bevoegd was, mag eene andere opvat ting omtrent de doelmatigheid dezer handelwijze, al vond deze tegen onze verwachting bij den Raad ingang, niet tot weigering der goedkeuring leiden. II. Den eisen der Commissie, «de posten onder het hoofd «Werkmanswoningen II» uit de rekening te doen verwij deren», hebben wij niet zonder verbazing vernomen. Onder- dat hoofd toch komen voor de transactiënwaarbij aan Werk manswoningen II de tweede hypotheek op de bezittingen van Eigen Haard is overgedragen tegen volle aflossing van het nog onbetaalde deel der hoofdsom. Worden deze posten «verwijderd», dan is de rekening in strijd met art. 1 der Statutenvolgens hetwelk geen voorschotten aan vereenigingen van werklieden meer mogen gedaan worden. III. De Commissie acht «niet opgehelderd, welke band er- bestaat tusschen «Werkmanswoningen II» en de Gemeente.» Hier valt niets op te helderen: tusschen de genoemde Ver eeniging en de Gemeente heeft op geen enkel oogenblik ook maar de geringste band bestaan. IV. Waarom zijn de f 26000 aan obligatiën in portefeuille gehouden? De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat plannen tot uitvoering komen, waarvoor steun van Gemeente en Rijk- niet wordt gevraagd, en waartoe door particulieren de mid delen worden verstrekt. De Raad heeft daartoe de gelegen heid geopend door garantie te verleenen voor eene obligatie- leening tot tweehonderdduizend gulden, telkens verminde rend met het door afschrijving vrijkomend bedrag. Vinden wij tot plaatsing van een genoegzaam aantal obligatiën ter uitvoering van een werk gelegenheid, dan levert het be sparing van drukkosten en zegelrecht, wanneer allereerst de obligatiën, welke thans in portefeuille zijn, weder worden uitgegeven. Met de vernietiging zou niemand gebaat zijn; zij bevinden zich veilig in de kluis der Gemeente; doet het A. UlTTENBROEK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 2