damsche beurs en wat meer zegt, daar viel geregeld voor
uitgang op te merken. Het aantal gevallen waarin werk
kon worden toegestaan steeg toch in de jaren 4898 tot 1904
van 17| tot 42-|% van het aantal aanvragen. »Intusschen,"
voegt het centraal bureau er aan toe »is het er ook te
Amsterdam nog verre van af dat de arbeidsbeurs de gebrui
kelijke weg zou zijn voor werklieden om naar een betrekking
en voor patroons om naar werklieden uit te zien".
Ook in Arnhem laat het resultaat te wenschen over. De
beurs kon daar per jaar niet meer dan gemiddeld ruim
honderd plaatsingen boeken.
De jongere beurzen, die te Schiedam, Dordrecht, en Tilburg
bestaan nog te kort om reeds thans gevolgtrekkingen te
mogen maken uit de resultaten van baar bemoeiingen. Tot
dusver schijnen die in Dordrecht en Schiedam niet veel te
beteekenenbeter gaat het in Tilburg.
Neemt men aan dat in Leiden, in verhouding tot de bevol
king, de beurs een gelijk aantal bemiddelingen tot stand
brengt, als thans te Amsterdam het geval is, dan zou dat
ongeveer drie in de twee dagen worden. Er zouden drie aan
vragen om werk daags binnenkomen, nog geen twee aan
vragen om werkkrachten. De cijfers voor Tilburg zijn ongeveer
dezelfde: zij zouden voor Leiden neerkomen op ongeveer
570 aanvragen van werkgevers en 1150 aanvragen van werk
lieden en 450 plaatsingen. De cijfers- voor Arnhem, dat Leiden
in grootte het meest nabij komt, zijn veel ongunstiger. Het
laatste jaarverslag vermeldt slechts 269 aanvragen om werk
en 83 plaatsingen.
Het bestuur van den Christelijken Bestuurdersbond deelde
ons den 3en Mei j.L op ons verzoek mede, dat gedurende de
eerste 6 maanden van het bestaan der door den bond bestuurde
arbeidsbeurs 146 aanvragen om werk bij haar waren inge
komen en 47 plaatsingen door hare tusschenkomst konden
plaats hebben.
Als een van de voornaamste oorzaken, waarom zelfs in
groote centra als Amsterdam en Rotterdam de beurzen niet
zulk een vlucht nemen, als men reden had daarvan te ver
wachten, moge het volgende worden aangevoerd.
»Het blijkt", zegt het centraal bureau voor sociale adviezen,
»dat groote ondernemingen zich zeer vaak geheel van het
gebruik der arbeidsbeurs onthouden, ook al zijn hare direc
teuren of commissarissen bestuurslid der beurs. De reden daar
van moet hierin worden gezocht, dat deze fabrieken steeds
werklieden te kust en te keur kunnen vinden. Dit geldt in
de eerste plaats, wanneer werkvolk voor sjouwwerk wordt
verlangd, maar ook wanneer er plaatsen voor vakarbeiders
open zijn, doch in het bedrijf meer vakarbeiders zijn te vinden
dan in den regel kunnen worden geplaatst. Zijn er voor sjouw
werk werklieden noodig, dan is het voldoende, dat het eigen
werkvolk daarmede in kennis wordt gestelddit geeft aan de
opzichters al spoedig een voldoend aantal bloedverwanten en
kennissen op, die zulk werk zoeken.
Werklooze vaklieden melden zich gewoonlijk regelmatig om
werk aan aan de fabriekenter plaatse waar zij vertoeven
bij het uitgaan der fabrieken staan er gewoonlijk zulke werk
zoekenden te wachten. Het is duidelijk dat ondernemingen,
die zoo gemakkelijk werkvolk kunnen vinden, geen belang
hebben bij het gebruik der beurs."
In Rotterdam waren het in hoofdzaak lieden zonder vak
kennis, minderwaardige personen en jonge werkkrachten, die
van de beurs gebruik maakten.
Blijkt uit het bovenstaande, dat niet veel reden bestaat om
althans in den eersten tijd veel van een alhier te vestigen
arbeidsbeurs te verwachten, daar staat tegenover, dat de
kosten aan de oprichting en het bestuur van zulk een beurs
verbonden, wanneer zij van de gemeente uitgaatniet hoog
behoeven te zijn. Een grootere gemeente kan allicht een van
de door haar gebruikte localiteiten tevens ter beschikking der
arbeidsbeurs stellen; kosten van verwarming en verlichting
worden dan tevens door haar bespaard.
Het is daarom dat wij U voorstellen, juist met het oog op
het weinig bemoedigende van de verkregen inlichtingen, te
beginnen met het nemen van een proef. Eerst daarna toch
zal meer zekerheid omtrent de levensvatbaarheid van een
Leidsche arbeiddsbeurs bestaan.
Het is echter duidelijk, dat die proef onder de meest
gunstige omstandigheden moet worden genomen, opdat niet,
bij eventueel mislukken, op rekening van de instelling worde
geschreven, wat feitelijk aan het gebrekkige der proefneming
moet worden geweten. Met name moeten dus samenstelling
van het bestuur, inrichting van de beurs en beheer zoodanig
geregeld worden, alsof tot definitieve oprichting der beurs
besloten was.
Vóór alles is dan noodig, dat de beurs niet worde een bureau
cratische instelling, die noch patroons, noch werklieden kan
voldoen, maar dat zij een eigen bestuur ontvange, gedeeltelijk
uit patroons, gedeeltelijk uit werklieden samengesteld, met
groote vrijheid van beweging. Want al spreekt het van zelf,
94
dat een gemeentelijke arbeidsbeurs ten slotte een instelling
der gemeente blijft en dus de hoogste macht in de gemeente
ten slotte ook over die instelling heeft te beslissen, zoo behoeft
dit daarom nog allerminst mede te brengen, dat de Raad of
Burgemeester en Wethouders voortdurend in het beheer
ingrijpen,
Het bestuur behoort groote en blijvende belangstelling in
de instelling te koesteren en dat is alleen dan mogelijk, wan
neer het groo'.e vrijheid van beweging wordt toegekend en
de geheele regeling van den inwendigen dienst van de beurs
aan het bestuur wordt overgelaten.
Ook de dagelijksche leiding behoort vóór alles aan een
man van de praktijk te worden opgedragen; aan een amb
tenaar die vooral technisch het best voor dez^taak berekend
is. Administratieve geschiktheid mag hier eerst in de tweede
plaats in aanmerking komen; hoofdzaak is dat de man zooveel
mogelijk met alle eischen der praktijk bekend is en weet te
beoordeelen welke werkman voor een aangeboden betrekking
het meest in aanmerking komt.
Dat alles overwegende stellen wij u voor de gemeentelijke
arbeidsbeurs voorloopig, bij wijze van proef, te vestigen in
een localiteit van de Stadstimmerwerf, onder de dagelijksche
leiding van den bewaarder dier werf, den heer Schutter. Dezen
kan daarvoor een jaarlijksche vergoeding boven zijn gewoon
salaris van f 100.worden toegekend.
Het bestuur der beurs zouden wij willen zien samengesteld
uit één lid van den Raad als Voorzitter en 6 leden, waarvan
3 patroons en 3 werklieden, door den Raad op aanbeveling
van het bestuur te benoemen. Tevens zullen 7 plaatsvervan
gers moeten worden benoemd. Aan het bestuur zal de beambte,
met de leiding van de beurs belast, als secretaris kunnen
worden toegevoegd.
Voor bureaukosten zal naar wij meenen f 200.'sjaars
voldoende zijn, terwijl aan de bestuursleden, die ten minste
éénmaal 's maands zullen moeten samenkomen, voor iedere
vergadering /l.— presentiegeld zal kunnen worden toegekend.
Op grond van het bovenstaande stellen wij U dus voor:
1°. te besluiten tot het oprichten, bij wijze van proef, van
i een gemeentelijke arbeidsbeurs;
2°. die beurs te vestigen in een van de localiteiten van
de Stadstimmerwerf
3°. ons te machtigen de dagelijksche leiding van de beurs
op te dragen aan den Bewaar der der Stadstimmerwerf tegen
een jaarlijksche vergoeding van f 100.
4°. over te gaan tot vaststelling van den hierbijgaanden
staat van af- en overschrijving, groot f 100.— waarbij is ge
rekend op een bedrag van 100.'sjaars als presentiegeld
voor de leden van het bestuur, terwijl wordt aangenomen
dat de beurs met 1 October a. s. zal kunnen worden geopend
(op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog
f 7239.beschikbaar); en
5°. vast te stellen de navolgende verordening:
VERORDENING tot regeling van de arbeidsbeurs der ge
meente Leiden.
Art. 1.
De arbeidsbeurs heeft ten doel werkgevers en werknemers
behulpzaam te zijn bij het zoeken naar werkkrachten en arbeid.
Voorts verzamelt zij statistische gegevens betreffende vraag
naar en aanbod van arbeid.
Art. 2.
De arbeidsbeurs wordt, onder toezicht van Burgemeester
en Wethouders, beheerd door een bestuur van 7 leden.
Het lid, dat tevens het voorzitterschap bekleedt, wordt ge
kozen door den Gemeenteraad uit zijn midden.
De andere leden, die voor de helft werkgevers, voor de helft
werklieden moeten zijn, worden gekozen door den Gemeente
raad op aanbeveling van het Bestuur; voor de eerste maal
echter op aanbeveling van Burgemeester en Wethouders.
Voorts worden zeven plaatsvervangers aangewezen, die op
dezelfde wijze worden benoemd als de leden.
De benoeming geschiedt voor den tijd van twee jaren; voor
de eerste maal tot 1 Januari 1908. De aftredenden zijn dadelijk
herbenoembaar. Een tusschentijds benoemde treedt af tegelijk
met de overige benoemden.
Art. 3.
Het Bestuur vergadert ten minste één maal per maand.
De leden ontvangen f 1.presentiegeld voor iedere ver
gadering.
De orde der vergaderingen wordt geregeld bij een door
het Bestuur vast te stellen huishoudelijk reglement, dat de
goedkeuring behoeft van Burgemeester en Wethouders.
Art. 4.
De dagelijksche leiding van de arbeidsbeurs wordt opge-