GEMEENTERAAD VAN LEIDEN^
91
INGEKOMEN STEKKEN.
N°. 175. Leiden, 22 Juli 1905.
Ter voldoening aan het voorschrift van art. 52 der Woning
wet en ten vervolge op ons schrijven van 25 Februari van dit
jaar, opgenomen onder N°. 51 der Ingekomen Stukken, hebben
wij de eer U hiernevens verslag uit te brengen van hetgeen in
het jaar 1904 met betrekking tot verbetering van de volks
huisvesting in deze gemeente is verricht
I.
Voorschriften betreffende aan de woningen te stellen eischen.
Nieuwe voorschriften, als bedoeld bij art. 1, 1ste lid der
Woningwet, konden ook in het afgeloopen jaar nog niet in
werking treden. Wèl werd door den gemeenteraad in zijne
vergadering van den Ssten Juli 1904 een nieuwe verordening
op het Bouwen en Sloopen vastgesteld, maar verscheidene
daarin voorkomende bepalingen konden vooralsnog niet de
goedkeuring van Gedeputeerde Staten verwerven.
Bij den Inspecteur der1 Volksgezondheid toch waren ver
schillende bedenkingen gerezen, inzonderheid tegen de voor
schriften betreffende de rioleering, alsmede tegen de indeeling
van de verordening. Gedeputeerde Staten verzochten daarom,
voor zoover zulks wenschelijk werd geacht, aan die beden
kingen tegemoet te komen. Nadat daaromtrent de adviezen
van de commissie van fabricage, den directeur der gemeente
werken en den inspecteur der bouwpolitie waren ingewonnen,
werden dus de stukken andermaal gesteld in handen van de
commissie voor de strafverordeningen, ten einde te overwegen
of de geopperde bedenkingen aanleiding moesten geven om
de verordening alsnog om te werken.
Niet zonder teleurstelling echter moesten wij ontwaren, dat
verschillende bij den Inspecteur der Volksgezondheid gerezen
bezwaren gericht waren tegen bepalingen, wier doeltreffend
heid reeds sinds vele jaren in de praktijk gebleken was.
Te meer valt de vertraging in de tot-stand-koming van
de nieuwe verordening te betreuren, omdat vele ongewenschte
toestanden blijven voortbestaan en zelfs nieuwe worden ge
schapen, die, omdat zij met de bestaande bepalingen niet in
strijd zijn, thans niet kunnen worden tegengegaan.
De verordening »nopens behoorlijke bewoning van woningen"
kwam in het afgeloopen jaar tot-uitvoering.
Ingevolge art. 9 der Woningwet werden ruim 8000 formu
lieren van aangifte aan verhuurders van woningen afgegeven.
Hoewel de meeste dezer formulieren behoorlijk werden inge
vuld, moest toch ook in vele gevallen hulp bij de invulling
worden verleend.
Nadat de ingekomen formulieren behoorlijk waren gecon
troleerd, werd het «register van aangifte" aangelegd. Het blijkt
echter, dat daarmede geen voldoende controle op de naleving
van de bepalingen der verordening nopens behoorlijke be
woning kan worden verkregen. Daarom werd een afzonder
lijke controle volgens het kaartenstelsel ingevoerd.
Voor elke woning van minder dan 4 vertrekken is een kaart
aangelegdvermeldende
a. Straat of gracht en huisnummer;
b. Naam van de(n) huurder (huurster), eigenaar-bewoner
of eigenares-bewoonster
c. Inhoud van de woningruimte;
d. Datum van inschrijving;
e. Aantal volwassen personen (gesplitst in leden en niet-
leden van het gezin;
terwijl voorts nog vermeld wordt of de woning een enkel
of meervoudige is en in het laatste gevalwelke vertrekken
aan één gezin worden verhuurd.
Deze kaarten worden geregeld bijgehouden: van elke ver
andering in de bewoning of in de bewoners wordt door de
buurtcommissarissenvan die in de afmetingen van woning
door de bouwinspectie kennis gegeven.
Het is duidelijk, dat deze dubbele administratie, die van
het wettelijk register en die van het lokale kaartenstelsel tot
overbodigen omslag aanleiding geeft Het ware daarom wensche
lijk, dat van het houden van het wettelijk register vrijstelling
kon worden verleend in gemeenten, waar de veel doeltreffen
der controle naar het kaartenstelsel is ingevoerd.
Ten slotte zij nog medegedeeld, dat ook een register van
wees- en oudeliedenhuizenlogementen en slaapsteden werd
aangelegd, als bedoeld bij art. 3 der «verordening nopens
behoorlijke bewoning van woningen".
II.
Verbetering van woningen; overbevolking.
Bezwaarschriften als bedoeld bij art. 12 der woningwet van
drie of meer meerderjarige ingezetenen betreffende woningen,
die ter bewoning ongeschikt zijn, of waarbij het aanbrengen
van verbeteringen noodzakelijk is, of waarin meer personèn
zijn gehuisvest dan volgens plaatselijke verordening geoorloofd
is, werden niet ingediend.
Daarentegen gingen met toepassing van art. 16 der woning
wet 21 aanschrijvingen van ons college uit om de eigenaars
van 30 woningen, die verbetering behoefden, tot het aanbrengen
der noodig bevonden verbeteringen aan te manen.
Ten aanzien van geen dier woningen had evenwel de aan
schrijving staking van de bewoning tengevolge.
Aanschrijvingen op grond dat in een woning meer personen
waren gehuisvest, dan volgens plaatselijke verordening geoor
loofd is, gingen niet uit.
Evenmin vond art. 17, le lid, der woningwet toepassing.
Onbewoonbaarverklaring, ontruiming, sluiting, afbraak.
Ingevolge art. 18 le lid der woningwet werden 8 woningen,
die ter bewoning ongeschikt waren en niet door het aan
brengen van verbeteringen in bewoonbaren staat konden ge
bracht worden, door Uwe Vergadering onbewoonbaar verklaard.
Nadat evenwel door den eigenaar van een drietal woningen
voorziening was gevraagd bij Gedep. Staten, werd het besluit
van den Raad ten aanzien van twee dier woningen, de per-
ceelen Brugmanspoort nis 3 en 4 vernietigd. Het perceel Brug
manspoort n°. 1, waaromtrent de beslissing van den Raad was
gehandhaafd, werd daarop afgebroken en aan de perceelen 3
en 4 werden de door Gedep. Staten noodig geachte verbete
ringen aangebracht.
Onbewoonbaarverklaring wegens het niet aanbrengen van
noodig bevonden verbeteringen binnen den daarvoor gestelden
termijn behoefde niet plaats te hebben. Art. 18, 2e lid, bleef
dus buiten toepassing, hetgeen eveneens het geval was met de
bepalingen van het 4e lid sub a, b en c.
Ontruiming en sluiting van onbewoonbaar verklaarde
woningen ingevolge art. 21 der woningwet had niet plaats.
Evenmin vond art. 22 toepassing, noch opheffing der onbe-
woonbaarverlaring ingevolge art. 25.
IV.
Onteigening.
Onteigening volgens art. 77 der onteigeningswet had niet
plaats.
V.
Uitbreiding van bebouwde kommen.
Een verbod als bedoeld bij art. 27 der woningwet, dat ge
bouwen worden gebouwd of herbouwd op grond, welke in
gevolge een voorafgaand raadsbesluit in de naaste toekomst
voor den aanleg van een straat, een gracht of een plein be
stemd is, werd door TJwe Vergadering niet uitgevaardigd.
Met de voorbereiding van de vaststelling van het plan van
uitbreiding der gemeente werd krachtig voortgegaan.
In het voorjaar kwam een ontwerp gereed, dat na het
aanbrengen van eenige wijzigingen ook de goedkeuring der
gezondheidscommissie mocht verwerven. In de besloten ver
gadering van den gemeenteraad van 5 Mei 1904 verklaarde
daarop Uwe Vergadering zich in beginsel met het plan te
kunnen vereenigen. Daarna kon worden begonnen met het
bewerken der bescheiden, die ingevolge het bepaalde bij art. 14
van het Kon. Besluit van 28 Juli 1902 (Stbl. n°. 160) het
uitbreidingsplan moeten vergezellen.
In December kwam ook deze arbeid gereed.
VI.
Geldelijke steun van gemeentewege.
Geldelijke steun van gemeentewege, hetzij aan personen,
tot wie een aanschrijving tot verbetering was gericht, hetzij
aan vereenigingen, vennootschappen of stichtingen als bedoeld
bij art. 30 der woningwet, werd niet verleend. Aanvragen
daartoe kwamen ook niet in.
Ook de artikelen 31 en 32 bleven buiten toepassing.
VI.
Overige verrichtingen tot verbetering der volkshuisvesting.
Art. 46 der woningwet bleef buiten toepassing.
Art. 49 werd behoorlijk nageleefd. Vergunningen tot bewo
ning van loodsen, keeten, tenten en andere soortgelijke inrich
tingen werden door ons college niet verleend.
De Vereeniging tot bevordering van den bouw van werk
manswoningen werd bij Kon. Besluit van 20 Juli 1904 toege
laten als «vereeniging, uitsluitend in het belang van verbetering
der volkshuisvesting werkzaam". Sedert dien werd door haar
krachtig de hand geslagen aan een plan tot onteigening ten
name der vereeniging van een bouwblok, waar almede het
meest in onze gemeente behoefte aan verbetering der volks
huisvesting bestaat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.