94
DONDERDAG 8 JUNI 1905.
weten, een school met drie klassen, en wanneer de kinderen
daar drie jaren op school waren geweest vertrokken de jon
gens naar de school der 2e klasse voor jongens, vroeger de
school van den heer van Wijk, thans die van den heer Cramer,
terwijl de meisjes vertrokken naar de school van Mej. Winkler,
thans Mej. Renaud.
Daar is toen, toen de heer van Dijk wegging, verandering
in gekomen. Ben ik wel ingelicht, dan was het hoofdzakelijk
hierom, omdat de kinderen na drie jaar op de school geweest
te zijn, naar eene andere school moesten, waardoor voldoende
aansluiting bij het onderwijs ontbrak. Wie nu met het onder
wijs eenigszins bekend is, weet ook, dat het het beste is, dat
de kinderen steeds onder dezelfde leiding staan, dat het
onderwijs een afgerond geheel vormt. Toen heeft men ge
dacht door toevoeging van een vierde, vijfde en zesde klasse
het onderwijs beter te kunnen afronden. En desniettemin
wordt het genoemd bezwaar weer en zelfs nog duidelijk
gevoeld; niettegenstaande die zes klassen vormt het onder
wijs toch geen afgerond geheel. Ik kan daarover medespre-
ken, want mijn meisje gaat er zelve school.
Ik stelde er prijs op mijn kind op de school te laten,
omdat ik het hoofd dier school ken als iemand die uitstekend
berekend is voor zijn taak. En ik hoopte, dat de kinderen
daar nu ten gevolge van de bijvoeging van meerdere klassen
onderwijs zouden ontvangen, dat hen in staat zoude stellen
om de verschillende toelatingsexamens te doen voor Hoogere
Burgerschool, voor de Kweekschool enz. Het is mij echter nu
gebleken, dat dit niet kan; dat kan alleen geschieden uit eene
zevende klasse. Nu moet men dus de leerlingen van die school
nemen en overplaatsen op de school van Mej. Renaud of van den
heer Cramer. Er is mij bijv. medegedeeld, dat wat het onderwijs
in het Fransch betreft, de kinderen op de school van den
heer de Hondt een half jaar vooruit zijn bij de kinderen op
de andere scholen door mij genoemd. Dit zal natuurlijk van
nadeeligen invloed zijn op den geheelen gang van het onder
wijs. De kinderen die wat verder zijn lijden er onder, zoowel
als de kinderen die wat minder ver zijn. En daarom zou ik
willen voorstellen om ten aanzien van de school van den
heer de Hondt niet ter halverwege te blijven steken, maar
aan die school ook nog toe te voegen eene zevende klasse.
Dan zouden de kinderen van uit die klasse examen kunnen
doen voor Hoogere Burgerschool, Gymnasium, Kweekschool
of voor Mathesis enz., wat zij nu van uit de zesde klasse,
zooals ik opmerkte, niet kunnen doen. Het bezwaar door mij
genoemd is van ernstigen aard, afgescheiden nog van het
afleggen van een examen voor eene andere inrichting van
onderwijs. Er zijn toch ook onder de leerlingen die bij het
verlaten van de school bij hun ouders thuis komen of een
vak gaan leeren. En wat zeggen nu de ouders? Wanneer er
nog eene klasse bij was, zouden wij onze kinderen nog een
jaar op school laten, maar wij hebben geen lust om ze voor
een jaar nog op eene andere school te doen. Wij nemen dus
de kinderen bij het eindigen van de zesde klasse maar van
school af, wat natuurlijk een nadeeligen invloed heeft op de
ontwikkeling van de kinderen, want anders hadden zij nog
een jaar kunnen leeren. Het gevolg van het ontbreken van
eene zevende klasse zal nu zijn, dat, wanneer men kinderen
heeftdie in de termen vallen om op een 2e klasse school te
gaan, men ze niet zal doen op de school van den heer de Hondt,
maar op die van Mej. Renaud of op die van den heer Cramer.
Het gevolg zal zijn dat de school van den heer de Hondt min
of meer verloopt. En dit kan worden voorkomen door aan de
school te verbinden eene zevende klasse.
Ik zou daarom aan Burg. en Weth. willen vragen of zij
voornemens zijn in die richting een voorstel te doen. Burg.
en Weth. weten immers ook wel. dat de school toch moet
worden verbouwdop het oogenblik wordt in één lokaal door
twee onderwijzeressen onderwijs gegeven; in een lokaal, be
stemd voor één klasse, zijn twee klassen gevestigdVerandering
moet dus toch plaats hebben. Is het nu niet mogelijk er nog
eene verdieping op te zetten of er nog een lokaal bij te bouwen,
opdat zoodoende het onderwijs worde afgerond, en er van
gemaakt wordt wat er van te maken is?
Met te meer vrijmoedigheid stel ik deze vragen, omdat,
waar wij in den laatsten tijd heel wat van en over het openbaar
onderwijs hebben gehoord, met vreugde en genoegen kan
worden geconstateerd, dat al zijn er ook hier onder de Raads
leden, die geen bepaalde voorstanders zijn van de openbare
school, zij altijd hun best mede hebben gedaan en nog willen
doen, om dat onderwijs zoo goed mogelijk te maken en het als
raadslid te bevorderen zooveel in hun vermogen is. Daarom
vertrouw ik, dat zij ook in dezen met ons zullen willen mee
werken, om deze school zoo goed te maken als het kan.
Tenslotte wensch ik nog op iets te wijzen, dat pleit voor
wat ik heb gezegd. Op het oogenblik moet een klasse van
de school van mej. Renaud naar de school van den heer
Japikse, dus wanneer aan de meisjesschool geen ruimte wordt
gemaakt, dan zal toch die school met een klasse moeten
worden uitgebreid en dus tot verbouwing moeten worden
overgegaan. Alles pleit er dus voor om zoo spoedig mogelijk
een 7e klasse te verbinden aan de school van den heer de
Hondt, opdat ook daar wordt vei'kregen een zoo goed mogelijk
afgerond geheel.
De Voorzitter. Ik kan den heer Sijtsma meedeelen, dat in
een der volgende vergaderingen zal worden geantwoord op
de vragen, die door hem zijn gedaan. De kwestie is nog al
omvangrijk en wij zullen in deze zaak breedvoerige toelich
tingen behoeven, misschien ook wel het advies der School
commissie daarover inroepen. In elk geval zullen wij het licht
niet alleen bij ons zelf ontsteken, maar ook bij anderen.
De heer Pera. Voorzoover de heer Sytsma er toe gekomen
is om in het algemeen van de Raadsleden te spreken, van wie,
hoewel voorstanders van het bijzonder onderwijs zijnde, hij
verwacht, dat zij zullen willen medewerken tot hetgeen hij in
dezen wenschelijk acht, veroorloof ik mij reeds dadelijk een
kleine opmerking te maken.
Vooreerst wat betreft den toestand op de school van den
heer de Hondt, of die wel zoo noodzakelijk verandering vereischt
als de heer Sijtsma dat voorstelt, wil ik even in het midden
laten; in den overgang van de eene school naar de andere
zie ik voor mij volstrekt niet zoo'n groot bezwaar als hij zich
daarvan voorstelt. Ook spreekt hij er van, dat de eene school
de andere in enkele vakken een half jaar vooruit is, maar dat
begrijp ik niet; ik dacht, dat op die scholen een zekere cursus
werd afgewerkt, en wanneer dat met eenigen regelmaat wordt
gedaan, dan zie ik niet in, dat de een de ander een halfjaar
vooruit zal kunnen zijn. Het spreekt vanzelf, het eene kind is
het andere niet, en aan het eind van een cursus zal het eene
kind wat verder wezen dan het anderemaar gemiddeld, meen
ik, is dat toch wel zoo te regelen, dat het onderwijs op die scholen
ongeveer op dezelfde hoogte is.
Maar dat is voor mij op het oogenblik niet de zaak, waar
op ik wilde wijzen. Meer bepaald wenschte ik op te merken,
dat m. i. de heer Sijtsma geen gelukkig oogenblik gekozen
heeft om deze zaak ter sprake te brengen. De heer Sijtsma
weet evengoed als ik, dat wat onderwijszaken aangaat, wij
verkeeren in een overgangsperiode, en dat op het oogenblik
moeilijk is te zeggen, welke veranderingen op onderwijsgebied
zullen plaats grijpen. Nu zou ik het van den Raad zeer on
voorzichtig vinden, wanneer thans werd overgegaan tot het
nemen van maatregelen tot uitbreiding, terwijl de mogelijk
heid bestaat, dat er binnen korten tijd aan die uitbreiding
geen behoefte is, en men integendeel ruimte overhoudt. Ik
meen, dat in elk geval eenige voorzichtigheid in deze, in
het belang van de finantiën van de gemeente, zeer is aan
te bevelen. Lang behoeft dat zeker niet te duren, maar de
mogelijkheid bestaat toch, dat er wijzigingen zullen plaats
hebben door de veranderde omstandigheden, waardoor meer
ruimte zal worden verkregen op de scholen voor het open
baar onderwijs, en dan zouden wij kosten hebben gemaakt,
die niet noodig waren.
De Voorzitter. Ik geloof, dat het thans beter is de discussie
over dit onderwerp niet voort te zetten, maar eerst af te
wachten wat Burg. en Weth. in deze zullen doen.
Hierop wordt de openbare vergadering veranderd in eene
vergadering met gesloten deuren.
Na heropening der openbare vergadering deelt de Voorzitter
mede, dat Burg. en Weth. nader voorstellen het belastbare
inkomen te verhoogen met 25080.en aldus te brengen op
ƒ7.106949.in welk geval het heffingspercentage zal kunnen
bedragen in plaats van 4.12%, 4.11%.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
dienovereenkomstig tot vaststelling van het kohier besloten.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de verga
dering gesloten.
Leidenter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.