DONDERDAG
8 JUNI 1905.
91
XII. Voorstel tot het verleenen van machtiging om de erf
genamen van de heeren Arie en Hendrik Anthonie Blok,
alsmede de weduwe van laatstgenoemde, te ontslaan van alle
verplichtingen welke uithoofde van het met de firma Gebr.
Blok gesloten contract betreffende de reiniging dezer gemeente
op hen rusten.
(Zie Ing. St. no. 129).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIII. Voorstel tot aanstelling van een opzichter van de
bouwpolitie.
(Zie Ing. St. no. 126).
De heer Witmans. M. d. V. Ik kan mij geheel met deze
voordracht vereenigen, uitgezonderd wat betreft het laatste
punt. Ik kan mij voorstellen, dat Burg. en Weth. er eindelijk
toe gekomen zijn om den Inspecteur der Bouwpolitie een
hulp te geven; het is mij ook wel voorgekomen, dat die
ambtenaar te zeer met werk is overladen. Maar betreffende
punt 2 van de voordracht zou ik het volgende even willen
vragen. Aan het slot staat, dat de opzichter zal worden be
noemd door Burg. en Weth., evenals dat met den Inspecteur
(is geschied. Indertijd is dat wel zoo bepaald, dat de Inspecteur
wordt benoemd door het Dagelijksch Bestuur, hoewel ik liever
had gezien, dat ook die ambtenaar door den Raad werd be
noemd. Maar kan nu van die gewoonte niet worden afge-
geweken door den opzichter door den Raad te doen benoe
men? Welk bezwaar is daartegen? Dat is wat ik U zou willen
,vragen.
De Voorzitter. Waar de Inspecteur der Bouwpolitie krach
tens raadsbesluit door B. en W. is benoemd, is het toch
geheel regelmatig en juist, dat deze mindere ambtenaar, die
aan den Inspecteur ondergeschikt is, ook door Burg. en Weth.
wordt benoemd. Ik meen ook dat de ervaring heeft geleerd,
dat, speciaal technische, ambtenaren beter worden benoemd
door een klein college dan door een groot Dat Burg. en
Weth. de benoeming aan zich wenschen te houden, is vol
strekt niet om de macht in handen te houdenhet geschiedt
alleen in het belang der Gemeente. Daarom is indertijd ook
geadviseerd om de benoeming van technische ambtenaren aan
Burg. en Weth. toe te vertrouwen, waartoe de Raad dan
ook heeft besloten. En waar nu de meerdere door ons college
wordt benoemd, zou er toch allerminst reden zijn om den
mindere niet door ons te doen benoemen.
De heer Witmans. M. d. V. Ik dank U voor uwe inlich
tingen. Toen indertijd de betrekking van Inspecteur der Bouw
politie werd ingesteld, had ik nog niet de eer lid van den
Raad te zijn; anders had ik zeker dezelfde opmerking ge
maakt als ik nu in het midden heb gebracht. U zegt dat de
ambtenaar die nu moet worden benoemd, als zijnde onder
geschikt aan den Inspecteur, ook door Burg. en Weth. moet
worden benoemd. Ik ben het met deze opvatting niet eens,
maar zal mij thans bij de verstrekte inlichtingen nederleggen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XIV. Voorstel in zake de verhooging van de jaarwedden
van eenige ambtenaren ter Gemeente-Secretarie.
(Zie Ing. St. n°. 130).
De heer Witmans. M. d. V. Het verheugt mij dat bij de
Secretarie ambtenaren in aanmerking zullen komen voor pro
motie. Het gaat hier echter niet om de personen maar om
de zaak. En nu wil het mij voorkomen, dat de bevordering
van de ambtenaren niet geschiedt, zooals die zou behooren
plaats te hebben. Dit valt temeer in het oog, wanneer men
nagaat de diensttijden der ambtenaren en hunne bezoldigin
gen, waartusschen een groot verschil bestaat. Er worden nu
enkele ambtenaren voor bevordering voorgedragen, die een
half jaar geleden pas promotie hebben gemaakt, iets wat ik
niet kan begrijpen.
Ik zal dit punt nu niet breedvoerig bespreken, omdat deze
voordracht betrekkelijk van eenvoudigen aard is. Maar ik
zou wel willen vragen of dergelijke misstanden, want ik aar
zel niet ze zoo te noemen, niet waren te ondervangen door
het maken van eene behoorlijke regeling van de rechtspositie
der Gemeenteambtenaren. Wij hebben in dit opzicht een
prachtig voorbeeld aan de Gemeente Maastricht, waar een
zeer invloedrijk lid van den Raad, Jhr. Ruys van Beeren-
broek, een ontwerp regelende de rechtspositie der ambtenaren
heeft ingediend, welk voorstel ook door den Raad is aan
genomen. Ik kan niet anders doen dan Burg. en Weth. aan
te bevelen kennis te nemen van die gemeentelijke Verorde
ning, die in Maastricht is tot stand gekomen. Wanneer hier
iets dergelijks werd tot stand gebracht, dan zouden dergelijke
opmerkingen als ik nu heb gemaakt en die ik steeds zal
moeten maken, voortaan overbodig zijn.
De Voorzitter. Wat dit voorstel betreft, kan ik alleen
antwoorden, dat waar een hoofdambtenaar met een betrek
kelijk hoog tractement is uitgevallen, sommige ambtenaren
over wie zijne werkzaamheden verdeeld zijn, thans eene ver
hooging van salaris hebben verkregen, al hadden zij die reeds
korten tijd geleden ook gehad. Hunne werkzaamheden toch
zijn thans weder belangrijk vermeerderd.
Wat betreft de opmerking van den heer Witmans ten
aanzien van eene regeling van de rechtspositie der ambte
naren, is het mij gebleken dat eene dergelijke regeling hier
niet gewild is. Dit punt is reeds eenige malen bij de begroo
ting ter sprake gebracht, maar er is nooit een stem uit den
Raad opgegaan om dit denkbeeld te ondersteunen. Van de
Verordening in Maastricht heb ik kennis genomen; in som
mige opzichten komt mij de regeling goed voor, maar over
het algemeen generaliseert zij veel te veel, zoodat het geen
aanbeveling zou verdienen haar hier na te volgen. Wilt u
echter dit punt bij de behandeling van de begrooting nog
maals ter sprake brengen, dan kan de zaak van alle zijden
nog eens bekeken worden, maar ik geloof niet dat Burg. en
Weth. op dit oogenblik uit de stemming van den Raad
kunnen opmaken, dat hier eene regeling van de rechtspositie
der ambtenaren gewenscht zou zijn.
De heer Witmans. Ik wensch daarop nog alleen dit te ant
woorden, dat ik de zaak van de regeling der rechtspositie van
de gemeente-ambtenaren in mijne gedachte wil houden en ik
hoop nogeens in de gelegenheid te zijn die zaak ter sprake te
brengen; ik wil toch trachten te bewerkstelligen, of ik niet
eenigen steun kan krijgen voor mijn denkbeeld om de positie
van de gemeente-ambtenaren zoodanig te regelen, dat zij weten
waaraan zij toe zijn. Ik wil wat dat punt betreft nog even op een
voorbeeld wijzen. Een paar jaren geleden is aan een Afdeeling
van de Secretarie een ambtenaar benoemd moeten worden,
omdat er geen andere ambtenaar was, die als vervanger van
den hoofdambtenaar kon optreden; en nu zal zich het geval
voordoen, dat de ambtenaar, die toen benoemd is, minder
salaris zal genieten dan de ambtenaar, die toen niet ge
schikt werd geoordeeld om als plaatsvervanger van den hoofd
ambtenaar op te treden.
Dan heb ik in mijn eersten termijn verzuimd nog iets in
het midden te brengen, ook naar aanleiding van deze voor
dracht. Ik heb gelezen, dat Burg. en Weth. wenschen aan te
stellen een ambtenaar op een salaris van 1000.en dat zal
dan moeten zijn iemand, die van elders komt, want er worden
sollicitanten opgeroepen. Ik zou nu wel willen vragen, mijn
heer de Voorzitter, of er nu onder het personeel op het Stad
huis hier geen mensch is, die daarin kan vallen? Ik vraag
mij af, wat blijft er over voor de jongere ambtenaren, wan
neer er van buiten af een ambtenaar op een salaris van f 1000.
wordt ingeschoven? Het spijt mij, maar met die manier van
doen kan ik mij niet vereenigen.
De Voorzitter. Ik heb niet zeer goed gevat de portée van
uwe opmerking omtrent het voorstel ter aanvulling van de
plaats, die door het vertrek van den heer Eyndhoven open
komt; ik geloof, dat op ons denkbeeld om voor die vacature
den heer Rosier te benoemen, wel door niemand aanmerking
zal worden gemaakt. Met de werkzaamheden op de Secretarie
hier is hij in den loop van 25 jaar geheel vertrouwd gewor
den, en hij is als het ware door ieder aangewezen om de
plaats van den heer Eyndhoven te bezetten. Wanneer nu
daarvoor iemand van buiten was geïmporteerd, dan zou ik
mij in dat geval kunnen voorstellen, dat er iets voor te zeggen
zou zijn om daarop aanmerking te maken; maar dat, nu de
persoon, die door iedereen daarvoor was aangewezen, ook als
zoodanig wordt benoemd, zulks aanleiding geeft tot een op
merking, dat heeft mij in hooge mate bevreemd.
En wat betreft uwe aanmerking op het elders zoeken naar
een nieuwen ambtenaar, kan ik op gezag van den secretaris
antwoorden, dat er onder de jongeren op de Secretarie geen
een is, welke die functie voldoende zou kunnen vervullen.
Daaraan worden vrij hooge eischen gesteld, waaraan zij niet
kunnen voldoen.
De heer Witmans. Daar een misverstand in dezen schijnt
te heerschen, wensch ik dat nog wel op te helderen. Ik heb
geen namen genoemd, maar ik had bij mijne opmerking vol
strekt niet de algemeene secretarie op het oog. Ik bedoelde
een andere afdeeling, waar nu door een ambtenaar ƒ100.—
verhooging zal worden genoten, terwijl er indertijd een ander
ambtenaar daar moest worden benoemdomdat die eventueel
zou moeten kunnen optreden als hoofd-ambtenaarwaarvoor
de ander niet geschikt werd geachten nu zal het geval zich
voordoen, dat deze ƒ100.— meer salaris zal genieten dan de-
geen, die als eventueel plaatsvervanger van den hoofdambtenaar
is benoemd. Ik zal daarop verder niet ingaan, maar wenschte
wel te doen uitkomen, dat ik niet het oog had op den heer
Rosier.