66 DINSDAG 30 MEI 1905. 81/a uur zullen werken (en in het voor- en najaar 9 uur), dan in zooverre aan den wensch van den heer Aalberse zou kunnen worden tegemoet gekomen, dat in den zomer 10 uur zou kunnen worden gewerkt. In dien zin zou ik mij dus wel met den wensch van den heer Aalberse kunnen vereenigen. De heer Juta. Het laatste gedeelte van de rede van den heer Korevaar heeft mij wel wat verwonderd; ik dacht, dat zijne conclusie juist andersom zou zijn geweest, maar ten slotte gaat hij toch met den heer Aalberse mee. Maar dan wensch ik hem toch nog deze vraag te doen. Tot nog toe, zegt hijwerd in de wintermaanden door de stadswerklieden 8 uren gewerkt, hetgeen zeker wel zijn goede reden zal hebben gehad. Waarom 8 uur en geen 8^2 uur? Die reden ligt voor de hand: eenvoudig, omdat de menschen niet langer kunner, zien. Nu wil de heer Korevaar aan het bezwaar van den heer Aalberse tegemoet komen en in de wintermaanden 81/a uur laten werken. Dat vind ik nu heel aardig gevonden en zeer meegaande, maar ten slotte komt het toch hier op neer, dat wij de stadswerklieden een half uur cadeau geven, want indien zij vroeger 8^2 uur konden zien en werken, dan begrijp ik niet, waarom zij het slechts 8 uur hebben gedaan. Dat is natuurlijk geweest omdat zij niet Slji uur konden zien. Dat zal precies hetzelfde blijven in de toekomst. Wil men hen dan S1^ uur uitbetalen, dan geeft men een 2 uur cadeau. Ik kan dus niet medegaan met het amendement van den heer Aalberse. De heer van Tol. Ik breng hulde aan den heer Aalberse voor zijn krachtig betoog voor den 10-urigen arbeidsdag. En aangezien verschillende Vereenigingen dien 10-urigen arbeids dag wenschen ingevoerd te zien, zou ik den Raad wel in overweging willen geven om met het amendement mede te gaan. Vindt men dat de menschen te weinig werken, dan kan men altijd een 1/2 uur nog wel inhalen, zooals het door den Heer Korevaar werd voorgesteld, maar wanneer eenmaal de werktijd van lO^a uur is opgenomen, dan zal die werktijd ook altijd in de bestekken moeten worden opgenomen. De heer Korevaar. De heer Juta meende dat het schema door mij gegeven willekeurig is en waar tot heden 's winters 8 uur gewerkt werd, men dit niet verlengen kon zonder in het donker te werken. Doch totnogtoe werkte men in de zomermaanden tot 7 uur en dan begon men in September ineens te eindigen om 6 uur en nu is er toch niets geen bezwaar om die overgang geleidelijker te maken. Een half uur in den winter en voor- en najaar prijs gegeven kan men echter 's zomers wel inhalen. De- heer Pera. De zaak krijgt langzamerhand een geheel ander voorkomen. Wanneer wij tot grondslag nemen den geheelen tijd, waarin gedurende een jaar gewerkt wordt, dan wil ik nu vragen of zonder schade van den arbeid deze zoo over het jaar verdeeld kan worden, dat per dag niet meer dan 10 uur gewerkt wordt. Als dit zoo is dan ben ik een voorstander van den 10-urigen arbeidsdag, want dan verliest men er geen werktijd mede. Ik heb totnogtoe in de meening verkeerd, dat een dergelijke regeling niet mogelijk was, maar wanneer de werktijd dezelfde blijft, dan meen ik dat het een verbetering is, wanneer men het maximum brengt op 10 uur. De heer van Hoeken. Door den heer Korevaar is een schema gegeven hoe de werktijden er nu uitzien en gezegd, dat in September tot 6 uur werd gewerkt. Nu zegt art. 6 van het reglement voor de werklieden in vasten en buitengewonen dienst dat van 1 November tot 1 Maart gewerkt wordt van :s morgens 8 uur tot 's avonds 4| uur, totaal 7 uren; van 1 Maart tot 1 April van 's morgens 7 uur tot 6 uur, totaal 8f uur van 1 April tot 1 October van 's morgens 6 tot 's avonds 7 uur, totaal 10| uur en van 1 October tot 1 November van 's morgens 7 tot 's avonds 6 uur, totaal 8-g uur. Ik geloof dus dat de heer Korevaar zich vergist heeft, want men werkt in September tot 7 uur; dus begint men pas in October tot 6 uur te werken. Alzoo wordt er maar een klein gedeelte van het jaar uur gewerkt, terwijl gedurende een groot gedeelte, in het voor- en najaar en in de wintermaanden, niet langer wordt gewerkt dan 8| en 7 uur, gemiddeld nog geen 9 uur. Het is dus zeker niet erg, wanneer in de zomermaanden eens een half uur langer wordt gewerkt. En dan wordt er geschaft des morgens van 8 tot 8£ uur, des middags van 12 uur tot li uur en des namiddags van 4 uur tot 4j uur. Ik voor mij kan dan ook met het amendement van den heer Aalberse niet meegaan. De Voorzitter. Uwe conclusie is dus deze, dat de oplossing, die de heer Korevaar aan de hand heeft gedaan, waardoor een regeling mogelijk ware met inwilliging van den wensch van den heer Aalberse, doch waarbij het aantal werkuren per jaar hetzelfde zou blijven, door het reglement voor fabricage is verboden. De heer van Hoeken. Ja, dat is door dat reglement verboden, en die regeling sluit aan aan den plaatselijken werktijd hier. De heer Korevaar. In den loop der tijden schijnen die werktijden wel wat gewijzigd te zijn. Ili heb hier twee regelingen voor mij liggen, waarvan de eene is vastgesteld in 1890 en de andere in November 1892 De heer van Hoeken. Deze is van 1901. De heer Korevaar. Maar dat neemt niet weg, dat ik nog van morgen de wijziging met den Directeur van Gemeente werken heb besproken, zoodat ik van meening blijf, dat die regeling zeer goed is te treffen. De Voorzitter. Natuurlijk, wanneer de Raad een dergelijke beslissing neemt, dan zou de Commissie voor Fabricage zich daarnaar moeten voegen; maar dat de bestaande regeling nu reeds gewijzigd moet worden, schijnt toch niet vast te staan. In den Haag is een dergelijk voorstel gevallen, terwijl in Amsterdam de regeling aldus is, dat 11 uren arbeid nog niet als overwerk wordt beschouwd. Daar is voorgesteld te bepalen, dat gedurende zes achtereenvolgende werkdagen de werktijd niet meer mag bedragen dan 60 uren, die over zes dagen kunnen worden verdeeld, zoodat de werktijd den eenen dag kan bedragen 11 uur en den anderen dag minder dan 10 uren. De heer Aalberse. Vooreerst dank ik den heer Korevaar voor zijn krachtigen steun aan mijn amendement gegeven, maar aan den anderen kant vrees ik, dat zijn woord er toch ook eenigszins kwaad aan heeft gedaan, omdat de Raad nu uitsluitend heeft bezien één bepaalde categorie van werklieden, terwijl toch de bedoeling is, dat de regeling geldt voor alle werklieden in de gemeente. Dus al zou het voor de werklieden bij fabricage beter zijn, dat een half uur langer werd gewerkt, dan zou het toch kunnen zijn, dat de kortere werktijd in het algemeen beter was, ook al ware niet voor fabricage aan te toonen, dat het ook daar best zou kunnen. En wat betreft de regeling van Amsterdam, 60 uren per week, daarmede zou ik mij kunnen vereenigen, maar ik voor mij prefereer den 10-urigen arbeidsdag. En ten slotte wat betreft het feit, dat een dergelijk voorstel in den Haag is verworpen, wensch ik even op te merkendat het voorstel daar is gedaan door een industrieel en is gesteund door twee andere industrieelen, terwijl het slechts met één stem meerderheid is verworpen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Aalberse wordt in stemming gebracht en aangenomen met '15 tegen 13 stemmen. Voor stemmen de heeren: Vergouwen, van Tol, van der Eist, van Dissel, Witmans, van Gruting, Verhey van Wijk, van der Vlugt, Rosch, Aalberse, Pera, Paul, Meuleman, Sijtsma en Korevaar. Tegen stemmen de heeren: Juta, van Hoeken, A. Mulder, Driessen, Bots, Timp, van der Lip, Le Poole, P. J. Mulder, de Vries, Kerstens, van Hamel en Hasselbach. De Voorzitter. Alsnu komt aan de orde hét amendement van den heer Aalberse om tusschen de 2e en 3e alinea in te voegen »De werklieden hebben recht op een rusttijd van ten minste tien achtereenvolgende uren tusschen twee dagelijksche werk tijden. »Zij, die voor afwisselenden dag- en nachtdienst zijn aan gesteld, hebben recht op hetzij één rusttijd van ten minste 36 achtereenvolgende uren in elk tijdvak van 14 dagen, öf in elk tijdvak van 21 dagen twee rusttijden elk van ten minste 20 achtereenvolgende uren, en één van ten minste24achter eenvolgende uren. »Alle andere werklieden hebben recht op één wekelijkschen rusttijd van ten minste 30 achtereenvolgende uren. »In de in de beide voorafgaande alinea's bedoelde rusttijden moet ten minste 13 malen in het jaar een Zondag begrepen zijndie niet onmiddellijk door een nachtdienst wordt vooraf gegaan." De heer Aalberse. M. v. V. Na hetgeen ik bij de algemeene beschouwingen heb gezegdkan ik ten aanzien van dit amen dement zeer kort zijn. Het heeft mij verwonderd, dat Burg. en Weth. niet met een dergelijke regeling zijn gekomen. Het was voor mij als Raadslid heel moeilijk, waar mij de feite lijke gegevens omtrent het bestaande en onmiddellijk moge lijke totaal ontbraken, om een dergelijk amendement te for- muleereri. Ik ben daarom te rade gegaan met de wijze waarop deze zaak in andere Gemeenten is geregeld, waar dus de zaak op die wijze practisch mogelijk is gebleken. Nu zou het voor mij heel aangenaam zijn te vernemen van Burg. en Weth. in hoeverre datgene wat in andere gemeenten mogelijk is gebleken, ook voor deze gemeente thans reeds mogelijk zal zijn. Ik zal het echter een leemte blijven vinden, wan neer deze zaak in het werkliedenreglement ongeregeld blijft. Overigens zal ik mij gedragen naar de nadere inlichtingen, die ik zal ontvangen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 10