57 N°. 118. Leiden, 9 Mei 1905. Door de Leidsche Tuinders-Patroons Vereeniging werd U d.d. 8 Maart j.l. bij nevensgaand adres verzocht: 1°. na des middags 12 uur geen andere vrije veiling of markt te doen plaats hebben dan die vanwege genoemde Leidsche Tuinders-Patroons Vereeniging; 2° politietoezicht daar te stellen in de loods en op het vei lingsterrein door personen, geheel op de hoogte met de ver ordeningen aangaande het markt- en veilingwezen 3°. op de dagen, waarop bedoelde veilingen plaats hebben, het water, het terrein en den walkant, van af de veilingloods tot aan de Kippenbrug, van af des namiddags 2 uur tot des avonds 8 uur vrij te houden voor de schuiten van hen, welke hunne producten laten veilen bij genoemde Leidsche Tuinders- Patroons Vereeniging; 4°. zooveel mogelijk personen, welke in het geheel niets met de veilingen van noode hebben, van het terrein te weren. Inzonderheid het eerste gedeelte van dit adres lokte tusschen 9 Maart en 5 April een zestal tegenadressen uit, waarin met nadruk verzocht wordt niet aan het verzoek der Leidsche Tuinders-Patroons Vereeniging gevolg te geven. Ook deze adressen worden U hierbij ter kennisneming aangeboden. Deze adressanten doen een beroep op het groot belang, aan vrijheid van handel en marktverkeer verbonden, en wijzen op het gevaar, dat belemmering dier vrijheid ten behoeve van eene bepaalde vereeniging den groentehandel hier ter stede geheel zou kunnen te gronde richten. Inderdaad zijn niet veel woorden noodig om aan te toonen, dat het eerste gedeelte van het verzoek niet voor inwilliging vat baar is. Hieromtrent bestaat dan ook zoowel bij de commissie voor het marktwezen als bij ons college volkomen eenstem migheid. Veeleer dan het marktverkeer en de vrijheid van handel aan banden te leggen, rust op de gemeente de plicht om dat verkeer zooveel mogelijk te bevorderen en den groente- handel tot bloei te brengen. Met geen andere bedoeling werd ook het veilingslokaal op de Bloemmarkt opgericht. En zeker zou dat doel niet worden bereikt, indien ten gerieve van eene bepaalde vereeniging gedurende een groot deel van den dag aan anderen het markten verboden werd. Een andere vraag is intusschen of niet iets behoort te worden gedaan om aan de grieven van de Leidsche Tuin- ders-Patroonsvereeniging tegemoet te komen. Welke die grieven zijn? Adressante zegt het niet. Zij spreekt alleen van »aan de veilingen heerschende mistoestanden" die ver betering behoeven, van een «onvolledige verordening van wege de gemeente verstrekt" en van »het niet in overleg treden met genoemde vereeniging". Welke misstanden be doeld worden, blijkt uit het adres niet; evenmin in hoeverre de vastgestelde verordeningen aanvulling zouden behoeven of welk overleg bedoeld wordt. Intusschen mag veilig worden aangenomen, gelijk de commissie voor het marktwezen op merkt, dat hier gedoeld wordt op de tegenwerking welke de vereeniging schijnt te ondervinden van die kooplieden, die hun waren niet door hare bemiddeling willen doen veilen of in het geheel niet tot veilen geneigd zijn, maar door op de oude wijze te blijven markten koopers trachten te vinden. Deze per sonen zouden, door hunne prijzen iets lager te houden, de koopers van de veilingen afhouden en daardoor beletten, dat deze het succes hebbendat men gegronde reden had daarvan te ver wachten. Dat echter het gemeentebestuur zich in deze iets zou te verwijten hebben meent de commissie uitdrukkelijk te mogen ontkennen. De gemeente heeft, gehoor gevende aan den wensch der Leidsche Tuinders-Patroons-vereeniging, het veiligslokaal op de Bloemmarkt opgericht en voor den handel beschikbaar gesteld en vervolgens ook de groente-, ooft- en aardappelmarkten geheel daarheen overgebracht, omdat zij het in het waarachtig belang van den handel noodzakelijk achtte, dat de markt niet zou worden verdeeld. Hoe dit zijde veilingen komen tot dusver niet tot haar recht en de vraag rijst of iets moet worden gedaan om de kwade invloeden, welke hare ontwikkeling belemmeren, tegen te gaan. De meerderheid der commissie en bij haar sluit de minder heid van ons college zich aan, meent van wèl. Eens voor al dient te worden belet, dat het welslagen der veilingen door kwaadwillige concurrenten wordt tegengehouden en het eenige middel om dit te bereiken ziet zij in een terugbrengen van de eigenlijke groente- en ooftmarkt naar het terrein aan den Ouden Singel en de Nieuwe Mare, waar vroeger de groente markt werd gehouden. De veilingen kunnen dan voortaan on gestoord in het lokaal aan de Bloemmarkt plaats hebben. Uit het oog toch mag niet worden verloren dat deze veilingen niet kunstmatig zijn in het leven geroepenmaar als een eisch van den tegenwoordigen groentehandel mogen worden beschouwd. De ver koopers toch worden daardoor in staat gesteld hoogere prijzen te bedingen en noodwendig moet dit weer verhoogden bloei van den handel ten gevolge hebben. Ook de vrije markt zal daardoor niet worden belemmerd. Zij kan als vroeger gedurende den geheelen dag op haar oude plaats worden gehouden, en door hen, die dit wenschen, kunnen ook daar tegen betaling van het gewone marktgeldveilingen worden gehouden. Op deze wijze zal met ieders belang worden rekening gehouden en de toekomst zal kunnen leeren of het niet- slagen der veilingen aan gebrek aan levensvatbaarheid moet worden toegeschreven, dan wel of dit inderdaad aan onge oorloofde tegenwerking moest worden geweten. Thans, hiervan is de meerderheid overtuigd, is het er den markters alleen om te doen om, ten koste van de veilingen, te profiteeren van het meerdere vertier, dat door die veilingen in het leven wordt geroepen. En niet minder staat het bij haar vast, dat indien thans niet dit middel wordt aangegrepen om aan de grieven van de vereeniging tegemoet te komen, de veilingen hier ter stede geheel zullen verloopen en ten slotte naar elders zullen worden overgebracht. Waar dit te duchten is, schijnt de uit voering van het raadsbesluit, voor zooveel daarbij de veilingen werden in het leven geroepen, te eischen dat de markters en de veilinghouders, die elkaar blijkbaar niet kunnen verdragen, worden gescheiden op deze wijze, dat de eersten terugkeeren naar hun vorig marktterrein. De minderheid der commissie en bij haar sluit de meerder heid van ons college zich aankan echter met deze oplossing geen vrede hebben. Zij erkent dat de bestaande toestand niet is zooals die wezen moet, dat inderdaad meerdere samenwerking van de Leidsche Tuinders Patroons-Vereeniging en de andere verkoopers, niet-leden dier vereeniging, gewenscht ware, maar daarom kan zij nog allerminst toegeven dat door het aange- gegeven middel in dien toestand verbetering zal worden ge bracht. Veeleer meent zij dat verminderde bloei van de markt in haar geheel daarvan het gevolg zal zijn. Te veel toch wordt door de meerderheid der commissie uit het oog verloren, dat veilen en markten twee benamingen zijn voor éénzelfde zaak. Ook veilen is markten, alleen op andere wijze als tot dusverre meest gebruikelijk was. Ten onrechte wil de meerderheid het doen voorkomen, alsof veilen en markten twee geheel verschil lende zaken zijn. Beiden, zij die veilen en zij, die uit de hand verkoopen, hebben éénzelfde belang: het maken van een zoo hoog mogelijken prijs. Beiden trekken dezelfde koopers: het zijn de kleinhandelaren, de zoogenaamde «opkoopers", die zoowel op de markt als op de veiling hun waren inslaan. Maar juist daarom mogen «veiling" en «markt" niet gescheiden worden: alleen dooi' concentratie kan op den duur de bloei van de groentemarkt worden bevorderd. En allerminst gaat het daarom aan ter wille van een enkele vereeniging, alle andere kooplieden, die zich niet bij haar wenschen aan te sluiten naar een ander terrein te verwijderen, alleen omdat de belangen dier vereeniging daardoor beter zouden worden gediend. Trouwens, uit het rapport der commissie blijkt het, ook de meerderheid der commissie denkt hierover feitelijk niet anders. Nog steeds erkent zij als juist het beginsel, dat de veilingen en de markt zooveel mogelijk bij elkander behooren te zijn «Zij zou", aldus vervolgt het rapport, «deze ook liever bij' elkander behouden, doch waar thans zulke groote bezwaren zijn gerezen en verdere moeilijkheden niet zullen uitblijven, acht zij het beter dat beginsel prijs te geven in het belang van de goede orde. De meerderheid wil deze verplaatsing dan ook alleen als een maatregel van orde beschouwd zien." Dit standpunt nu acht de meerderheid van ons college alles zins verwerpelijk. Staat eenmaal vast, dat voor den bloei eener markt concentratie als eisch behoort te worden gesteld, dan gaat het niet aan dien eisch prijs te geven met een ver klaring van onmacht om de orde te handhaven. De gemeente zou op die wijze hare roeping slecht vervullen. De gemeente behoort er voor te waken dat de orde niet verstoord wordt en geschiedt dit, maatregelen te nemen, opdat dit in het vervolg voorkomen worde. Bovendien, nieuwe zaken hebben in den regel met moeilijkheden te kampen. Ook de beste maatregelen worden niet aanstonds begrepen en ontmoeten in den aanvang onverwachte bezwaren, die eerst geleidelijk kunnen worden overwonnen. Schijnbaar tegenstijdige belan gen moeten tot elkander worden gebracht. Gaat het dan aan een nieuwe regeling prijs te geven, omdat nog geen jaar na hare invoering alles niet gaat, gelijk men het gaarne hebben zou Gaat dus de meerderheid van ons college mee met de minderheid der commissie, waar deze verplaatsing van de markt niet gewenscht acht, allerminst wil zij daardoor geacht worden ook de uitspraak van die minderheid te onderschrijven, waar deze ten slotte zegt: «Men late de vereeniging en de andere verkoopers eenvoudig hun gang gaan en als eerstge noemde dan hare veilingen in onze gemeente staakt en ze, zooals beweerd wordt, buiten de grens gaat voortzetten, welnu, dan behoeft men dit, volgens de minderheid, volstrekt niet te betreuren; dan is de aanleiding tot de tegenwoordige tweespalt tevens verdwenenZeer zeker zou het te betreuren zijn, indien de vereeniging hare veilingen elders ging voort zetten en zeer zeker zou het belang van de groentemarkt en van de gemeente daardoor ernstig worden geschaad. Maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 7