55 N°. 113. Leiden, 5 Mei 1905. Gelijk u bekend is moet krachtens voorschrift van art. 28 der Woningwet in gemeenten die meer dan 10.000 zielen tellen, alsmede in gemeenten wier zielental in de laatste vijf jaren met meer dan een vijfde is toegenomen, de Raad, behoudens vrijstelling van Gedeputeerde Staten, een plan van uitbreiding vaststellen, waarbij de grond wordt aangewezen die in de naaste toekomst voor den aanleg van straten, grachten en pleinen bestemd is. Dientengevolge werd door de commissie van fabricage een ontwerp-plan van uitbreiding voor deze gemeente vervaardigd dat reeds uwe voorloopige goedkeuring mocht verwerven, nadat vooraf ook de gezondheids-commissie zich daarmee had vereenigd. Bij de inrichting van het plan werd behoorlijk rekening gehouden met de voorschriften van art. 14 van het Koninklijk Besluit van 28 Juli 1902 Stbl. n°. 100, tot uitvoering van o. a. art. 28 der Woningwet. Slechts aan het voorschrift, opgenomen in littera e van dat artikel kon niet volledig gevolg worden gegeven. Daar toch wordt bepaald, dat bij de kaarten wordt gevoegd een staat van de namen en van de woonplaatsen van de eigenaars der in het ontwerp of in het plan begrepen perceelen met vermelding van kadastrale secties en nummers. Uit den aard der zaak behoort die staat te worden ontleend aan gegevens van het kadaster, maar het is van algemeene bekendheid dat de kadastrale leggers niet steeds volkomen met de werkelijkheid overeenstemmen. Bovendien waar de eigen dommen voortdurend in andere handen overgaan grijpt er een aanhoudende verandering plaats zoowel in de eigenaars der perceelen als in hunne kadastrale nummering, zoodat het, gelijk de commissie van fabricage terecht opmerkt, vrij wel ondoenlijk mag geacht worden een volkomen betrouwbaren staat samen te stellen. Immers een staat die dit heden zou zijn, is dat morgen reeds niet meer. Overigens gaat het plan vergezeld van een situatiekaart, waaruit de aansluiting van den in het plan begrepen grond aan het overig grondgebied der gemeente en zijn verkeerswegen blijkt en van een toelichtende beschrijving van den Direc teur van Gemeentewerken. Ingevolge het bepaalde bij het 4e lid van art. 28 der Woning wet moeten deze verschillende stukken ten minste gedurende vier weken op de gemeente-secretarie voor een ieder ter inzage gelegen hebben, alvorens door U tot de vaststelling van het plan kan worden overgegaan. Het Ge lid bepaalt, dat de nederlegging op de gewone wijze ter kennis moet worden gebracht van de ingezetenen. Aan beide voorschriften werd voldaan. Den 18den Februari j.l- had de ter visie legging en publicatie daarvan .plaats. Slechts één bezwaar lokte de kennisneming uithet hierbij aan Uwe Vergadering overgelegd adres van de Leidsche Bouwmaat schappij. Deze zou door de vaststelling van het plan verhinderd worden in den bouw van een huis aan den Rijnsburger weg naast de Poelwetering tegenover het Posthof en van eenige hui zen aansluitende aan de huizenrij, meer naar de stad toe. Zij zou daarom uit het plan willen vervallen zien zoowel de straat, welke langs de Poelwetering is geprojecteerd, als de andere, 25 meter breede, straat, welke tot bet achterliggend terrein toegang geeft. Het zal wel niet noodig zijn in den breede uiteen te zetten, dat inwilliging van dit verzoek niet wel mogelijk is. Eén toegang behoort het achter het lerwee- park ontworpen stadskwartier toch zeker te hebben. Daartoe werd de 25 meter breede straat ontworpen over het terrein Sectie L. n°. 582. Maar ook indien het aantal toegangen tot dezen éénen beperkt bleef zou men veilig van een volstrekt onvoldoenden toestand kunnen spreken. Immers het gaat niet aan den ingezetenen die later in de straat langs de Poelwetering zullen wonen en hun die dezen weg als wandeling zullen ge bruiken, een directe verbinding met den Rijnsburgerweg te onthouden en hen te noodzaken, indien zij derwaarts wenschen te gaan, een grooten omweg te maken. Bovendien, de commissie van fabricage zegt het terecht, zou het waarlijk den schijn hebben of de gemeente, die eenerzijds door hare verordeningen alles doet om slechte woningstoestanden te voorkomen en te verbeteren, anderzijds zelf bij de vaststelling van het uit breidingsplan zulke toestanden zou willen in het leven roepen. Immers een groot stadskwartier met slechts één uitgang naar den hoofdverkeersweg zou veel hebben van een hofje op uitge breide schaal. Ook de uitgang tegenover het Posthof' moet daarom behouden blijven. Of en in hoeverre de Leidsche Bouwmaatschappij dienten gevolge aanspraak zal kunnen maken op eenige schadever goeding vanwege de gemeente is een vraag die eerst later zal kunnen rijzen, wanneer ingevolge art 27 der Woningwetten aanzien van de ontworpen straten een bouwverbod wordt uitgeproken. Aangezien geene andere bezwaren tegen het ontwerp- uitbreidingsplan zijn ingekomen, geven wij U dus thans in overweging tot de vaststelling van dat plan over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigde eerbied te kennen de onder- geteekenden, Commissarissen der Leidsche Bouw maatschappij te Leiden: dat zij met belangstelling kennis genomen hebben van het uitbreidings plan der Gemeente Leiden. dat de Leidsche Bouw maatschappij 't voornemen heeft naar gelang van behoeften haar voorgenomen bouwplan tot een geheel te voltooien, door 't bouwen van een mooi hoekhuis aan de Poelwatering en eenige aanzienlijke huizen naar de stadszijde. dat door het projecteeren van straten over het bouwterrein, het voorgenomen bouwplan bedorven en onmogelijk ge maakt wordt. Redenen waarom zij UEd. Achtb. verzoeken, zoodanige wijzigingen in het uitbreidings plan te maken, dat het straatje of uitweg aan de Poelwatering vervalt, (wat zeer wel mogelijk is) en dan 't bouwen van het hoekhuis mogelijk wordt, waarop bij den bouw van perceel Rijnsburger weg No. 42 door een blinden gevel reeds gerekend is Voorts wanneer t niet mogelijk blijkt de straat aan de stadszijde niet over haar terrein te projecteeren de bouw maatschappij schadeloos te stellen voor de onbebouwbaar verklaring van het gedeelte bouwterrein wat uitsluitend dient, om aan achter gelegen terreinen toegang te geven die ver moedelijk eerst in de verre toekomst in exploitatie zullen komen. t welk doende enz. A. de Koster, voorz. Leiden Maart 1905. A. Engel, secr. N°. 114. Leiden, G Mei 1905. Naar aanleiding van nevensgaand adres van de afdeeling Zoeterwoude van den Boerenbond hebben wij de eer U het volgende mede te deelen. Dat het aanvankelijk niet-slagen van de hier ter stede opgerichte vette varkensmarkt aan te hooge markt- en weeg- loonen zou moeten worden toegeschreven kunnen wij vooralsnog niet toegeven. Alles tezamen genomen moet hier voor markt-, weegloon en bediening GO cents per varken betaald worden, een bedrag dat bij den prijs, welke van een vet varken wordt gemaakt, toch zeker niet hoog kan worden geacht, te minder wanneer men bedenkt dat immers juist het in het leven roepen van de vette varkensmarkt den boeren cle gelegenheid heeft geopend om hoogere prijzen te bedingen. Trouwens reeds vóór de oprichting van de vette varkensmarkt alhier bedroeg- het marktgeld 20 cent per varken, terwijl het weeggeld met volkomen instemming van adressanten ten behoeve dier op richting van 15 tot 20 centen werd verhoogd. Veilig mag dan ook worden aangenomen dat het aanvankelijk niet-slagen van de markt aan andere oorzaken moet worden toegeschreven. Voor dit vermoeden bestaat te eer grond, waar de aanvoer op de eerste markten werkelijk aardig mocht worden genoemd. Dit neemt intusschen niet weg, dat wij metdemarktcommissie moeten erkennen, dat er wel iets voor te zeggen valt, dat de kosten van de bediening der weegtoestellen door de gemeente worden gedragen. Wanneer de gemeente als weegloon 20 cent vordert, mag inderdaad van haar verlangd worden, dat zij ook voor het laden op en het afwerken van de varkens van de weegschaal zal zorg dragen. Tot dusverre betaalden de boeren daarvoor aan de waagwerkers, die daarbij hun diensten ver- leenen, 15 cent per varken. Het zou o. i. aanbeveling verdienen, dat deze 15 centen in het vervolg door de gemeente betaald worden, mits bovendien den waagwerkers uitdrukkelijk ver boden worde fooien van hen, die laten wegen, te vorderen of aan te nemen. Eveneens verdient het o. i. afkeuring dat, indien iemand een weegbriefje verlangt, daarvoor door hem 2^ cent moet worden betaald, een bedrag dat dan in den regel tot 5 centen wordt afgerond. Het schijnt niet meer dan natuurlijk dat hem, die laat wegen, ook zonder dat hij dit vraagt, kosteloos een weegbriefje wordt afgegeven. Bij de eerstvolgende herziening der verordening behoort dus die bepaling naar ons voorkoont te vervallen. Maar ook zonder dat kan het o. i. geen bezwaar ontmoeten, dat reeds van nu af het weegbriefje aan ieder die laat wegen gratis wordt afgegeven Immers een belasting verordening is noodig opdat de gemeente tot heffing bevoegd zij: niets echter schijnt den Raad te kunnen beletten om het heffen van een bepaalde belasting achterwege te laten. Op grond van een en ander geven wij u dus overeenkomstig het advies der marktcommissie in overweging te besluiten: 1°. dat in het vervolg aan de waagwerkers voor hunne hulp bij het wegen op de vette varkensmarkt van gemeentewege een bedrag van 15 cent per varken zal worden betaald, met het uitdrukkelijk verbod om bovendien fooien te vorderen of aan te nemen;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 5