52
Leiden woonachtig, door den Gemeenteraad wellicht kan wor
den verhoogd boven het Leidsche tarief.
Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek
H. C. Jüta, Voorzitter.
S. ,T. Le Poole.
P. J. M. Aalberse.
Aan lleeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 103. Leiden, 26 April 1905.
Den 30en October 1903 ontvingen wij een verzoek van den
Minister van Binnenlandsche Zaken, om aan den centralen
gezondheidsraad, die het plan had opgevat het vraagstuk der
biologische reiniging in zijn geheelen omvang te bestudeeren,
toe te staan onderzoekingen te doen verrichten aan de septic
tank installatie van het Openbaar Slachthuis alhier, voor zoover
die onderzoekingen zonder stoornis in het bedrijf en zonder
kosten voor deze gemeente zouden mogelijk zijn. Nadat wij
daarop hadden geantwoord, dat wij den centralen gezond
heidsraadgaarne in de gelegenheid zouden stellen degewenschte
onderzoekingen in te stellen, ontvingen wij den 14en December
d.a.v. een mededeeling van den Hoofdinspecteur van de Volks
gezondheid voor Zuid-Holland en Zeeland, dat de Raad aan een
commissie uit zijn midden (de septic tank commissie) had op
gedragen bedoeld onderzoek te leiden. Deze commissie bracht
daarop, vergezeld van den Hoofdinspecteur, in Januari 1904
een bezoek aan het slachthuis ter bezichtiging van de instal
latie, waarna het onderzoek begon.
Thans deelt ons de commissie voor het Openbaar Slacht
huis mede, dat de septic-tank commissie, op grond van waar
nemingen, zoowel hier als elders gedaan, van oordeel is, dat
betere resultaten zijn te verkrijgen, wanneer in de instal
latie eenige wijzigingen worden gebracht, o. a. door het
aanbrengen van een reservoir. De commissie heeft een plan
doen opmaken, waarvan de kosten van uitvoering door den
Directeur van Gemeentewerken geraamd worden op f 250.
Het komt ons met de commissie voor. het slachthuis voor,
dat er wel aanleiding bestaat om deze som voor dit doel be
schikbaar te stellen. De werking van de biologische reinigings
inrichting aan het slachthuis is ook thans niet onbevredigend,
maar indien deze door het aanbrengen van de aangegeven
verbeteringen in nog ruimere mate aan haar doel zal beant
woorden, kan een uitgave van ƒ250.daarvoor niet te hoog
worden geacht.
Wij geven U mitsdien in overweging ons tot de uitvoering
van dit werk te machtigen en tot de vaststelling van den
hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving over te
gaan.
Op den post voor Onvoorziene uitgaven zijn thans nog
8489.— beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden.
No. 104. Leiden, 26 April 1905.
Door de commissie van beheer over de gestichten «Ende
geest" en «Rhijngeest" is ons in uitzicht gesteld dat weldra
tot de aanstelling van een assistent-geneesheer ten behoeve
van het sanatorium zal moeten worden overgegaan.
Thans bedraagt het aantal patiënten 56 en is meerdere
medische hulp nog niet dringend noodzakelijk. Het is echter
te verwachten, dat het aantal patiënten weldra tot 60 klimmen
zal en dan zal, bij de tijdroovende behandeling welke deze
lijders behoeven, één geneesheer niet meer in staat zijn die
taak behoorlijk te vervullen.
De commissie meent daarom dat reeds thans door Uwe
Vergadering in beginsel tot de aanstelling van een assistent
geneesheer behoort te worden besloten, opdat zoodra de be
hoefte rijst door ons tot een oproeping van sollicitanten kan
worden overgegaan.
De jaarwedde van dezen geneesheer zou bepaald moeten
worden op ƒ1000.benevens het genot van vrije woning
en voeding, fn het hoofdgebouw kunnen een tweetal ver
trekken voor hem worden ingericht.
Aangezien onzerzijds geen bezwaar bestaat met het voorstel
van de commissie mee te gaan geven wij U in overweging,
1°. te besluiten dat, zoodra dit noodig blijkt, zal worden over
gegaan tot de aanstelling van een assistent-geneesheer op
«Rhijngeest" op een jaarwedde van ƒ1000.benevens genot
van vrije woning en voeding;
2°. ons te machtigen tot een oproeping van sollicitanten over
te gaan, wanneer ons college op advies van de commissie
van beheer over de gestichten «Endegeest" en «Rhijngeest"
het oogenblik daartoe gekomen acht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 105. Leiden, 27 April 1905.
Nevensgaand schrijven van den Inspecteur van het Middel
baar Onderwijs werd door ons in handen gesteld van de
Commissie van Toezicht. Deze acht, blijkens haar in de
Leeskamer ter inzage liggend schrijven, het niet gewenscht,
dat wijziging wordt gebracht in de bestaande regeling van
de Paasch- en Kerstvacantiën, omdat haar geen enkele reden
bekend is, waarom tot die wijziging zou worden overgegaan.
Daarentegen heeft zij geen bezwaar dat de regeling van de
groote vacantie, zooals die bij de Rijks Hoogere Burgerscholen
bestaat, aan onze gemeentelijke Hoogere Burgerscholen wordt
overgenomen, mits tevens gezorgd worde dat de nieuwe
cursus niet eerder geopend wordt, dan na afloop van de
examens. Wij sluiten ons geheel bij dit advies der commissie
aan en geven u mitsdien in overweging tot de vaststelling
der navolgende verordeningen over te gaan.
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van
3 September 1895 (Gem. BI. n". 6) voor de Hoogere
Burgerschool voor Jongens, zooals die is gewijzigd hij
verordening van 28 Mei 1896 (Gem. BI. n°. 9).
Eenig artikel.
Art. 3 der bovengenoemde verordening wordt gelezen als
volgt
«De zomervacantie begint op den laatsten Zaterdag vóór
19 Juli na afloop der lessen of examens en eindigt den
zevenden Zaterdag daaraanvolgende.
De nieuwe cursus wordt echter eerst na afloop der na de
vacantie te houden herexamens of tweede-toelatingsexamens
geopend."
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van
7 Mei 1896 (Gem. BI. n°. 5) voor de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes.
Eenig artikel.
Art. 3 der bovengenoemde verordening wordt gelezen als
volgt:
«De zomervacantie begint op den laatsten Zaterdag vóór
19 Juli na afloop der lessen of examens en eindigt den
zevenden Zaterdag daaraanvolgende.
De nieuwe cursus wordt echter eerst na afloop der na de
vacantie te houden herexamens of tweede-toelatingsexamens
geopend."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's-Gravenhage, 25 Maart 1905.
Bij deze heb ik de eer U ter kennisneming te doen toekomen
eene circulaire, gericht aan de Directeuren der Rijks hoogere
burgerscholen.
In het belang van eene behoorlijke regeling der Eindexa
mens der hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus,
vooral ook met het oog op de candidaten, die op grond van
hun diploma toelating verlangen tot het Koninklijk Instituut
voor Marine en die examen wenschen af te leggen voor de
Koninklijke Militaire Academie, is het in hooge mate ge
wenscht te achten, dat de groote vacantiën aan die scholen
op hetzelfde tijdstip aanvangen.
Ik veroorloof mij mitsdien Uw College beleefdelijk in over
weging te geven het daarheen te willen leiden dat de regeling
der vacantiën voor de Rijks hoogere burgerscholen van kracht
worde verklaard voor de hoogere burgerscholen met vijfjarigen
cursus in Uwe Gemeente en indien hiertegen bij Uw College
onverhoopt bezwaar mocht bestaan, althans te willen bepalen
dat de groote vacantie een aanvang neme op het tijdstip
daarvoor aan de Rijks hoogere burgerscholen door Zijne
Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen.
De Inspecteur
van het Middelbaar Onderwijs,
J. Campert.
Aan lleeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 106. Leiden, 28 April 1905.
Ter vervulling van de vacature, welke met 1 Juli a.s.
ontstaan zal in het college van commissarissen der Stads-
Bank van Leening, ten gevolge van de periodieke aftreding
van Mr. H. van der Hoeven, hebben wij de eer U krachtens
art. 1 van het Reglement op de Bank van Leening de volgende
alphabetische voordracht aan te bieden, met verzoek tot eene
benoeming over te gaan
1". P. Essers.
2°. Mr. II. van der Hoeven.
3°. A. J. den Hollander.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.