44 DONDERDAG 20 APRIL 1005. De heer KoREVAAR. M. d. V. Tot nog toe is het steeds de gewoonte geweest om officieel aan straten geen naam te geven, voordat zij door de Gemeente zijn overgenomen; de Gemeente bemoeit zich wat dat betreft niet met straten die particulier eigendom zijn en in dit geval verkeeren de stra ten door den heer Meuleman opgenoemd. Binnen korten tijd kan echter wellicht aan het verlangen van den heer Meule man worden voldaan, want er is een verzoek aanhangig van de eigenaren der bedoelde straten om ze door de Gemeente te doen overnemenen dan kan omtrent de benaming ook een voorstel door Burg. en Weth. worden gedaan. De heer Meuleman. Dank U. De heer Van der Elst. M. d. V. Ik wilde een enkel woord spreken over eene waarschuwing die eenigen tijd geleden in het Leidsche Dagblad verscheen aan het adres van bewoners van het Levendaal en andere grachten, betreffende art. 19 van de verordening op de openbare wateren, waarin het werpen van vuil in het water is verboden op eene boete van ten hoogste vijf gulden. Nu wil ik er op wijzen, dat de openbare wateren erkend zijn te wezen open riolenin tegen stelling bijv. van het overdekte riool onder de Langebrug. Nu acht ik het zeer onbillijk, dat in het groot allerlei afval van fabrieken, faecalien enz. in de grachten mogen worden afgevoerdterwijl de menschen worden bekeurdwanneer zij er eene kleinigheid in werpen. Ik zou daarom dit willen vragen. Zou het niet beter zijn om in plaats van zooveel te verbaliseeren, aan den aannemer van het ophalen van het vuilnis te verzoeken om toe te zien, dat meer dan tot nog toe de grachten geregeld worden uitgediept en afgeschuimd? Ik geloof' dat men daarmede veel beter resultaten zal bereiken, dan door het opleggen van boeten aan menschen die zelfs een boete van 50 cents niet kunnen missen. De Voorzitter. Ik heb met eenige verwondering de woorden van den heer van der Eist vernomen. Wij zijn er in den laatsten tijd juist op uit om te voorkomen, dat de grachten worden verontreinigd, en nu zou de heer van der Elst daarin weder verandering willen brengen; hij zou iedereen het recht willen geven om alles wat hij kwijt wil zijn in de grachten te werpen. Het is waar dat de grachten eenigszins gelijk te stellen zijn met openbare riolen, maar dit betreft slechts den ondergrond van de grachtenwat de oppervlakte betreft, behoeft het water er ten minste niet zoo veront reinigd uit te zien, als vroeger dikwijls het geval was. Wan neer men de menschen nu weder veroorlooft om hun vuil in het water te werpen, zal de toestand wederom veel verergeren, en daarom is het in den laatsten tijd juist het streven geweest, om dat werpen van vuil in de grachten te voor komen. Aan dat werpen in de grachten van alles wat men kwijt wil zijn, zijn vele bewoners als het ware verslingerd; als de politie even weg is, doen zij het achter den rug der agenten. En nu geeft juist het vuil dat aan de oppervlakte van het water drijft, aan de bewoners van de grachten zoo veel last en ongerief door het onooglijk aanzien en de lucht. En waar de heer van der Elst nu opkomt voor degenen die zich van vuilnis willen ontdoen door het in de grachten te werpen, dunkt mij, dat daartegen moet geprotesteerd worden uit naam van hen die daarvan den last ondervinden; die dienen meer gehoord te worden dan zij die de grachten willen verontreinigen. Ik zou dus het pleidooi van den heer van der Elst voor het verontreinigen der grachten niet in dien ernstigen zin willen opnemen, dat tegen dat verontreinigen nu geen maat regelen meer moeten worden genomen, dat de verordening op dat punt niet meer moet worden nageleefd. Ik geloof niet, dat de toepassing van die verordening tot onbillijkheden heeft geleid. De gemeente-reiniging is er op uit om op geregelde tijden het vuil op te halenterwijl de grachten nog meer dan vroeger worden uitgediept en afgeschuimd, en het is dus zeer gemakkelijk voor de menschen om datgene, wat zij kwijt willen zijn. te bewaren totdat de vuilniskar het opneemt; zij behoeven dat volstrekt niet in het water te werpentot onge rief van andere ingezetenen. Aan de gemeente-reiniging kan misschien verzocht worden om nog meer rond te rijden tot ophaling van het vuil, maar zeker kan het werpen van vuil in de grachten niet straffeloos worden toegelaten. De heer van der Elst. M. d. V. Ik dank u voor de mede- deeling, dat meer dan vroeger wordt toegezien op het uitdiepen en afschuimen van het water. U zegt verder, dat ieder erop uit is om het vuil in de grachten te werpenmaar het is ook niet mogelijk den menschen aan het verstand te brengen, dat de grachten geen open riolen zijn, wanneer zij zien hoe de grachten door de fabrieken en door faecaliënafvoer worden verontreinigd. Ik wil niet zeggen, dat de verordening niet moet worden toegepast; maar ik wenschte alleen, dat met groote gematigdheid werd opgetreden bij het verbaliseeren. Want er is iets in van meten met twee maten; de een werpt ongestraft het vuil met hectoliters tegelijk in de grachten; de ander wordt gestraft als hij er een bakje vuil in werpt. De Voorzitter. Die gevallen staan ook niet gelijk. De fabrieken moeten zich op die wijze wel van hun vuil ontdoen zij kunnen hun vuil en afval niet opzamelen totdat de reiniging komt om het weg te halen; dit duurt te lang. Een gewoon burger kan echter best het overtollige vuil bewaren in een bak, totdat de vuilniskar het komt ophalen. Wij zullen er op bedacht zijn om zooveel mogelijk aan de bezwaren tegemoet te komen, maar de verordening moeten wij blijven handhaven. De heer van der Lip. M. d. V. Slechts een enkel woord. Dat de heer van der Elst heeft gesproken over het onbillijke van de toepassing van de verordening, bevreemdt mij wel eenigszins. Als ambtenaar van het Openbaar Ministerie behoeft de heer van der Elst geen gevolg te geven aan een proces verbaal, wanneer hij dit onbillijk acht; hij kan steeds de vervolging achterwege laten wanneer hem dit nuttig of noodig voorkomt. De Voorzitter. Wanneer er eene overtreding van eene verordening geconstateerd is, moet er toch wel eene gewich tige reden bestaan om de vervolging achterwege te laten en die kan hier toch bezwaarlijk aanwezig zijn. De heer Van der Elst. Er moet natuurlijk steeds naar omstandigheden worden gehandeld, maar als ambtenaar van het Openbaar Ministerie, moet ik de verordeningen ook hand haven. Het hangt er echter veel van af of de politie veel werk maakt van bekeuringen, of dat zij dit met gematigd heid doet. En daarom heb ik als raadslid hier willen wijzen op de onbillijkheid die, mijns inziens, in de verordening is gelegen. De openbare vergadering wordt gesloten en veranderd in eene vergadering met gesloten deuren. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 6