28 DONDERDAG 23 MAART 1005. Overigens heb ik gemeend, dat het inderdaad in het be lang van de gemeente zou zijn, deze zaak hier ter sprake te brengenopdat er geen verkeerde ideën zouden ontstaan omtrent het huren der Gehoorzaal. Adressant is ik kom thans aan de kwestie omtrent den prijs niet uitgegaan van de gedachte, dat f 45,huur te veel was, wanneer zij van het lokaal gebruik had gemaakt. Dit is echter niet het geval geweest. Door de verschillende omstandighedenden Raad medegedeeld, heeft zij zich ge noodzaakt gezien naar een ander lokaal uit te zien. Nu heeft zij voor dat andere lokaal op dat oogenblik wel f 100.betaald, maar zij had liever de Gehoorzaal behouden; zij wilde liever daar feestvieren, en niet in den Schouwburg. Zij heeft van de Gehoorzaal geen gebruik gemaakt, en daar door heeft de gemeente geen kosten behoeven te maken, die anders onvermijdelijk waren geweest, en daarom gaat het nu juist. All Right" heeft dus in de eerste plaats de gemeente onkosten bespaard en heeft de gemeente in de tweede plaats gelegenheid gegeven voor den avond van den 4den Februari alsnog de Stads-Gehoorzaal te verhuren. Om deze redenen acht ik toepassing van het laagste tarief voor dit bijzonder geval billijk. De Voorzitter. Wat ik den heer Vergouwen wensch op merken is dit, dat indien juist was, dat hetgeen bij het vroegere onderhoud tusschen het bestuur van All Right" en den heer Schoenmaker is voorgevallen, aanleiding tot dit verzoek heeft gegeven, men daar dan ook wel vroeger mede zou zijn gekomen. Maar dat is niet het geval geweest en ik meen, dat dit het beste bewijs is, dat de aanleiding tot het verzoek daar dus niet ligt. Integendeel geloof ik, dat juist in het onderhoud tusschen den kok van het bestuur en den heer Schoenmaker, door bemiddeling van het nichtje, de aanleiding moet worden gezocht om dit verzoek tot Uw College te richten. Maar dit kan m. i. nog niet als geldige reden worden opgegeven. De heeren waren eenigszins gepiqueerd; zij hebben getracht een ander lokaal te krijgen, hetgeen hun ook gelukt is, maar moet de gemeente daarvan dan de dupe worden Kan de gemeente het helpen, dat de Vereeniging zich heeft terug getrokken zonder een eenigszins voldoende reden, dat de Vereeniging de huur plotseling heeft opgezegd zonder dat daarvoor een klemmende reden bestond? Ik zou den Raad wel in overweging willen geven het amendement niet aan te nemen. De heer Pera. M. d. V. Ik kan het met een paar woorden zeggen. De heer Cahen is bij mij geweest om over die zaak te spreken. U zegt: wij hebben hier slechts te doen meteen voorval, dat met den kok heeft plaats gehad. Een ander feit, zooals mij is medegedeeld, komt er bij. De Bestuursleden zeiven zijn afgewezen geworden. Dat de heer Schoenmaker ongesteld was, is mij niet meegedeeld, en was blijkbaar bij de Bestuursleden niet bekend; dus hadden de Bestuursleden alle reden om over de houding van den heer Schoenmaker ontevreden te zijn. Zij wisten niet anders, dan dat de heer Schoenmaker hen niet te woord wilde staan. Ik geloof, dat wij moeten stemmen voor dit geval vóór het amendement van de heeren Vergouwen c. s. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement, hierop in stemming gebracht, wordt ver worpen met 22 tegen 8 stemmen. Tegen stemmen de heeren; van der Eist, Bosch, Kerstens, van Hamel, van der Vlugt, P. J. Mulder, Juta, Aalberse, Fockema Andreae, Le Poole, de Vries, Meuleman, Paul, van der Lip, Verhey van Wijk, Sijtsma, van Hoeken, van Dissel, de Goeje, Hasselbach, Korevaar en Driessen. Voor stemmen de heeren: van Tol, Witmans, van Gruting, Timp, Pera, Vergouwen, A. Mulder en Bots. Op het verzoek wordt hierna zonder hoofdelijke stemming afwijzend beschikt. XIII. Verzoek van J. F. Schnaar c. s. inzake de toepassing door de Leidsche Duinwatermaatschappij van het nieuwe tarief voor de levering van duinwater. (Zie Ing. St. n. 62). De Voorzitter. Door den heer van Tol is ingediend een motie, waarbij de Raad Burg. en Weth. uitnoodigt de onder handelingen met de Leidsche Duinwatermaatschappij opnieuw te openen, teneinde aan de verschillende geopperde bezwaren tegemoet te komen. De heer van Tol. M. d. V. Ik kan in mijne toelichting zeer kort zijn. Ik geloof dat er velen zijn, die het nieuwe tarief volstrekt niet billijker vinden. En vooral heb ik bezwaar tegen die bepaling omtrent de kraantjes zonder loozing, die volkomen den spot drijven met alle gezondheidsmaatregelen en in hooge mate de ontevredenheid van de werklieden hebben opgewekt. Ik geloof hiermede te kunnen volstaan. De Voorzitter. Naar aanleiding van de motie wensch ik het volgende in het midden te brengen. Het zal toch bekend zijn, dat zeer uitvoerige onderhandelingen tusschen Burge meester en Wethouders en de Duinwatermaatschappij hebben plaats gehad, die zich uitstrekken over 2 jaren en dat toen reeds, onder gedoogen, feitelijk een verlaagd tarief toegepast werd. Na mijn komst in de Gemeente waren wij zoover ge vorderd, dat door de Duinwatermaatschappij veel is gedaan en, daar nog niet alles was tot stand gekomen, hebben wij de onderhandelingen voortgezet, maar wij zijn niet verder kunnen komen. En daar dit reeds een voordeel was naar onze meening, hebben wij nu ten lange leste, toen enkele voor- deelen verkregen waren, toegestemd. Wat is het groote voordeel, dat wij door het nieuwe tarief hebben verkregen? Dat is, dat het verlaagd tarief, waarvan de billijkheid destijds werd ingezien en dat bij wijze van gunst door de maatschappij werd toegepast, recht is geworden, en dat is opgenomen de bepaling, dat in huizen met meer dan twee vertrekken, zolderkamers, provisiekamers, alkoven en niet tot keuken ingerichte vertrekken van 6 M2 oppervlakte of minder, bij het aantal vertrekken niet zouden worden medegeteld. Nog is tegenover de Maatschappij tevergeefs ge tracht te verkrijgen het schrappen van de bepaling omtrent kraantjes, die niet zullen mogen aangebracht worden met loozing. Uit de stukken zal blijken, dat door Burg. en Weth. er herhaaldelijk op is aangedrongen die voorwaarde niet te stellen, maar waar men hier te doen heeft met eene concessie en dus door overleg de voorwaarden moeten worden tot stand gebracht en deze alleen met wederzijdsch goedvinden kunnen worden gewijzigd, ondervindt men de nadeelen, die altijd uit eene concessie voortspruiten, nl. dat men tot op zekere hoogte moet geven en nemen. Dat is het resultaat waartoe wij waren gekomen, toen wij zeiden: het is zaak ons er eindelijk bij neer te leggen, want als het waar is, dat ten aanzien van de kraantjes met loozing waterverspilling plaats heeft, dan is er ook weer reden de Duinwatermaatschappij in dat opzicht ter wille te zijn, waar zij ons ter wille is geweest door het tarief te verlagen. De heer van Tol nu wenscht, dat Burg. en Weth. nog eens de onderhandelingen openen, teneinde te trachten betere con dities te verkrijgen door invoering van een nieuw tarief en door die bepaling omtrent de kraantjes te doen vervallen. Ik zou zoo zeggen, dat de uitslag van die onderhandelingen nu reeds wel met zekerheid vast te stellen iser zal weinig aan te veranderen zijn. Want niet te vergeefs zijn Burg. en Weth. bezig geweest om billijker condities te verkrijgen: wat de Duinwatermaatschappij heeft willen doen, hebben wij ver kregen. De uitnoodiging van den Raad, dat Burg en Weth. de onderhandelingen zullen heropenen met inachtneming van de bestaande bezwaren zal dus meen ik tot weinig of niets kunnen leiden. Wat evenwel misschien wel iets zou kunnen uitwerken is, dat in de motie belichaamd werd, dat de Raad Burg. en Weth. verzoekt om aan de Duinwater- moatschappij om verlaging van het tarief te vragen. Dan zou er voor ons meer aanleiding zijn om bij de Duin water maat schappij terug te komen dan nu, daar in dit geval eenvoudig op de bestaande grieven zou worden gewezen, grieven, die van onzen kant ook reeds aan de Duinwatermaatschappij zijn kenbaar gemaakt, hetgeen evenwel niet heeft kunnen leiden tot verandering van de voorwaarden. Wanneer bepaald in de motie wordt uitgedrukt, in welke richting Burg. en Weth. zullen moeten trachten van de Duin watermaatschappij tegemoetkoming te verkrijgen, dan zou een dergelijke motie misschien eenige kracht kunnen bijzetten aan de onderhandelingen, wanneer dan meteen die wensch van den geheelen Raad uitging, hoewel men zich op dat punt geen illusie moet maken. Maar ik herhaal, zooals de motie daar ligt, komt de zaak hierop neer, dat alleen herhaald wor den de grieven, die indertijd door ons reeds aan de Duin watermaatschappij zijn voorgehouden. Met het oog op de eischeri, die kunnen worden gesteld, zou het misschien ik druk op het woord misschien eenigen drang kunnen uit oefenen wanneer bepaald in de motie werd vastgelegddat er naar gestreefd moet worden een lager tarief te verkrijgen. Wat betreft de grief ten aanzien van de bepaling omtrent kraantjes, die kan er worden ingezet, maar wij hebben hier omtrent al zoo dikwijls met de Directie van gedachten ge wisseld, dat ik werkelijk geloof, dat daaraan in dezen niets is te doen. De heer Pera. Kan die motie niet aangevuld worden, zooals U voorstelt? De motie blijft dan bestaan en de bijvoeging zal mede strekken om het goede doel te bevorderen. De Voorzitter. De motie zou nu m. i. het beste aldus luiden: »De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit. de onder handelingen met de Duinwatermaatschappij opnieuw te openen, teneinde aan de verschillende geopperde bezwaren tegemoet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 4