DONDERDAG 23 MAART 1905. 27 XII. Verzoek van het Bestuur der Leidsche Wielrijders- vereeniging All Right" om gedeeltelijke teruggave van de betaalde huur voor den foyer en de kleine zaal der Gehoorzaal. (Zie Ing. St. n°. 55). De Voorzitter. Op de voordracht van Burg. en Weth. is door de heeren Vergouwen en Witmans een amendement ingediend, strekkende om de vereeniging het minimum-tarief zijnde f 21.75 in rekening te brengen en het door haar meer betaalde te restitueeren. De heer Vergouwen. Uit de ons verstrekte inlichtingen heeft zich de zaak van All Right" eenigsziris anders toegedragen, dan in Ingekomen Stuk N°. 55 is voorgesteld. Het Bestuur van AU Right" richtte den 4en Januari een verzoek tot den heer Schoenmaker, of hij als andere jaren bij het feest van All Right" genegen zou zijn om deze vereeniging in de huur der zaal en kosten van het licht tegemoet te komen. De heer Schoenmaker keurde dat bij schrijven van 6 Januari goed. Later zijn een paar bestuursleden van A11 Right" bij den heer Schoenmaker geweest om hem te vragen, of hij er niet op tegen had, dat »A11 Right" het souper door een eigen kok liet bezorgen, omdat op vorige feesten een gedeelte bij den aanvang van het souper de zaal verliet en naar de Harmonie trok. De heer Schoenmaker heeft daarin bewilligd, mits hij voor elk couvert, dat hij aldus miste, een vergoeding van een kwartje kreeg. Dit werd goedgevonden. In een schrijven, op 28 Januari gedateerd, kwam de heer Schoenmaker daarop gedeeltelijk terug, daar hij verklaarde dat hij wel zijn woord gestand deed, mits „All Right" de volle zaalhuur en het gebruik van gaslicht voor haar rekening nam. Op 30 Januari gingen weer twee bestuursleden naar den heer Schoenmaker om deze zaak in het reine te brengen. Deze verklaren, dat de heer Schoenmaker reeds dadelijk een beleedigende en aanmatigende houding tegen hen aannam. Zij konden hem niet tot andere gedachten brengen. Daarop zonden zij hun kok, die echter den heer Schoenmaker niet te spreken kon krijgen. In het Ingekomen Stuk N°. 55 deelen Burg. en Weth. mede, dat adressant zegt »beleedigd te zijn door den pachtermaar vast staat dat de beleedigende uitdrukking, zoo zij al gebezigd is, niet door den pachter rechtstreeks tot het bestuur of een zijner leden is gericht, maar door een tusschenpersoon die dit bovendien nog ontkentmoet zijn overgebracht." Adressant zelve zegt dat door de zeer ongemotiveerde, beleedigende en onverschillige houding van den pachter der buffetten ten opzichte van bovengenoemde vereeniging en eenige harer bestuursleden, enz. Wat zij hier beweert, doelt op de bezoeken, den 26en en den 30en Januari door den Voorzitter van All Right" en den Algem. Secundus, de heeren de Koning en Cahen, bij den heer Schoenmaker afgelegd, waarbij zij den heer Schoenmaker zeiven te spreken kregen. De voorstelling in bedoeld Ingekomen Stuk gegeven, klopt dus niet met de verklaring der beide Bestuursleden. Ik vermoed, dat hier een misverstand in het spel is en acht het wenschelijk dat deze zaak in der minne wordt geschikt, om de achting, die ik den heer Schoenmaker toedraag en ter voorkoming van onaangenaamheden voor volgende gelegen heden en van schade voor de gemeente. Door al deze wisselingen was het ondertusschen 1 Februari geworden. Het Bestuur moest snel beslissen, wat te doen. Zooals de zaken stonden, kon zij eershalve niet van de Gehoor zaal gebruik maken. Toch had zij een gedeelte gehuurd. Zij schreef den eersten Februari vroeger kon zij niet, de zaal af, om te zorgen, dat de gemeente geen personeel behoefde te zenden en derhalve deze kosten uit te sparen. Deze kosten zijn door de gemeente uitgespaard. Den len Februari had de gemeente dus beschikking over de gehuurde lokalen voor den 4en. Was er tusschentijds nog een aanvraag gekomen, dan had de gemeente voor den 4en Februari de zaal vrij kunnen verhuren. Wanneer we deze beide laatste omstandigheden in aan merking nemen en zien dat All Right" zoo vroeg zij kon gewaarschuuwd heeft, is er m. i. wel reden om hier het minimumtarief van f 21.75 toe te passen en niet het tarief van f 45. De Voorzitter. Ik wil aantoonen aan den heer Vergouwen, dat, wat hij naar aanleiding van het amendement in het midden heeft gebracht tot ondersteuning daarvan, mij niet heeft kunnen overtuigen om niet afwijzend op het verzoek van adressante te beschikken. De heer Vergouwen heeft medegedeeld, dat tusschen den pachter en All Right" verschillende pourparlers hadden plaats gehad, dat zij daardoor zijn gekomen tot de bewuste scène; dat zij tot ontevredenheid zijn gekomen. Doch dit zijn altemaal handelingen, die buiten het kader der kwestie liggen. Waar het op aankomt is dit: zijn de bestuursleden van All Right" werkelijk zeer onbeleefd behandeld door den pachter en is dientengevolge het besluit genomen elders te gaan en is hun dat is de strijdvraag daarom billijkheidshalve, met het oog op den hoogen prijs, reductie te verleenen? Die beide vragen moeten overeenkomstig het praeadvies van Burg. en Weth. ontkennend beantwoord worden. Over de levering van het souper enz. zouden tusschen den heer Schoenmaker en All Right" op een bepaalden dag door dezen beleedigende woorden zijn gebezigd, waarvan echter de heer Schoenmaker heeft gezegd, dat daaromtrent een misverstand heeft geheerscht. Dat kan nu wel mede gedeeld worden, en moge niet onjuist zijn, maar toen die heeren bij mij geweest zijn ik heb die zaak persoonlijk behandeld, teneinde ze zoo mogelijk tot een goed eind te kunnen brengen werd voornamelijk gedoeld op woorden, gesproken op dien bewusten dag toen, zooals gebleken is, de heer Schoenmaker te bed lag en een van zijne familie leden, een nichtje van hem, de tusschenpersoon tusschen den pachter en het bestuur van All Right" is geweest. Toen is, ook volgens het zeggen van den kok, door dat nichtje een beleedigend woord gebezigd, wat stellig afkeuring ver dient, maar dat zij intusschen ontkent gezegd te hebben. Zij zou den betrokkene hebben toegevoegd: dat de heer Schoenmaker met dien kwajongenstroep van All Right" niet te maken wilde hebben. Dit woord is dus niet door Schoenmaker zeiven tegen den betrokkene gebezigd; het staat bij mij wel vast, dat die woorden door een tusschen persoon zijn uitgesproken. En nu is het zeer zeker van het standpunt van de bestuursleden van All Right" begrijpelijk dat zij, waar deze zaak eene dusdanige oplossing heeft ge kregen, over het souper met anderen hebben onderhandeld. Maar het was in dezen moeilijk om te onderhandelen, waar de heer Schoenmaker thuis ziek te bed lag. Nu zou die uitdrukking, indien zij gebezigd is, tot dit verzoek wel aan leiding hebben kunnen geven. Maar aangenomen, dat zij gebezigd is, dan verliest die uitdrukking veel van haar karakter, doordat die woorden zijn gesproken tegen het nichtje van den heer Schoenmaker door dezen, al zeide dit meisje dan ook, dat het kwam namens den heer Schoenmaker. En dan is die uitdrukking, aangenomen weer dat dat woord inderdaad gesproken is, gebezigd tegenover een derde. Toen de kok der vereeniging zich aanmeldde bij den heer Schoenmaker, is door bemiddeling van dat nichtje het woord gebezigd, dat, naar mijn meening, aanleiding heeft gegeven tot het doen van dit verzoek om restitutie van het betaalde. Wat den huurprijs betreft de Vereeniging heeft altijd een lagen prijs betaald. De heer Schoenmaker is het bestuur in kwestie altijd ter wille geweest en heeft ook ditmaal een gedeelte van de kosten op zich genomen in de hoop, dat hij het souper mocht leveren. Nu is toch de houding van den pachter in zooverre niet verkeerd te noemen, dat hij geld vraagt voor de voordeelen, die het souper zou opleveren. Ik geloof dan ook, dat de houding van den heer Schoen maker tegenover het bestuur van »AU Right niet bepaald als afkeurenswaard kan worden gequalifieeerd. Ja, de heer Schoenmaker was uit zijn humeur, maar dat is menschelijk. De prijs, f 45.—, is betrekkelijk laag. Want die feesten duren veelal tot vroeg in den morgen en dan is een huurprijs van f 30.f- f 15.werkelijk niet veel, vergeleken met den prijs, die door andere vereenigingen wordt betaald. En zeer zeker maakt dit verzoekschrift van de Vereeniging een eenigs- zins vreemden indrukwaar de Vereeniging in een andere ge legenheid, zoo ik verneem, zonder morren f 100 heeft betaald. Moet dan de Gemeente altijd de dupe worden en altijd minder laten betalen dan wat billijkheidshalve kan gevor derd worden? En dan een geval zooals hier, als men de zaal gehuurd heeft en 2 dagen te voren er voor bedankt en dan nog reductie op den prijs te vragen. Als particulieren de zaal exploiteerden, zouden zij er niet aan denken en zouden zij zeggen: gij hebt eenige dagen mijn zaal in handen gehad en twee dagen te voren komt gij zeggen, dat gij er geen gebruik van wenscht te maken, gaat nu, zullen zij zeggen, ook maar elders heen. Maar omdat men gewend is, dat men het van de Gemeente voor een koopje heeft, wil men nog gedeeltelijk restutitie hebben. Maar dat gaat niet aan; daardoor zou een zeer be denkelijk antecedent worden gesteld. De heer Vergouwen. M. de V. Ik moet in meening met u verschillen, dat de handelingen tusschen het Bestuur van All Right" en den heer Schoenmaker buiten de auaestie liggen. Ik meende All Right" te moeten verdedigen^ omdat gebleken is, dat de voorstelling, die ik van de zaak had door toelichting van All Right" anders was als die, welke ik gekregen had uit de ingekomen stukken. Ik leg er den nadruk op, dat niet de adressanten zich beklaagden over wat den tusschenpersoon is wedervaren, maar wat door de Be stuursleden zelf is ondervonden den 29sten en den 30sten Januari. Toen zijn de beide bestuursleden zelf bij den heer Schoenmaker geweest. Ik geloof evenweldat wij dit punt nu gevoeglijk kunnen laten rusten, omdat het niet de hoofd zaak is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 3