47
Stads Genees- en Heelkundigen, in overweging te geven aan
adressant op zijn verzoek, met ingang van 1 Juni a. s. eervol
ontslag te verleenen als Stads Genees- en Heelkundige.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden. 5 April 1905.
Aan H.H. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Het College van Stads genees- en heelkundigen heeft de eer,
UEd. Achtb. te berichten, dat zijnerzijds geen bezwaar bestaat,
den heer 1). Stigter op zijn verzoek eervol ontslag als Stads
genees- en heelkundige te verleenen.
Namens het College van Stads genees- en heelkundigen
A. Kist, Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
L. S.
Ondergeteekende heeft de eer wegens drukke bezigheden
eervol ontslag te vragen als Stads Genees- en Heelkundige
met ingang van 1 Juni a. s.
Hetwelk doende
D. Stigter.
T 30 Maart .nAK
N°. 83. Leiden, den .\prii ^905.
Ter voldoening aan het bepaalde bij artikel 2 der Verorde
ning voor de Plaatselijke Schoolcommissie te Leiden (Gemeente
blad n°. 8 van 1880) hebben wij de eer aan Uwen Raad de
navolgende aanbeveling in te dienen voor de vacature in
onze commissie ontstaan door het ontslag nemen van den
heer Dr. D. C. Hesseling:
n°. 1. L. VAN DER LAAN (architect);
n°. 2. J. VAN DER VELDEN (lid der firma Duynstee
en v. d. Velden).
De Plaatselijke Schoolcommissie te Leiden.
M. J. de Goeje, Voorzitter.
G. J. Bisschop, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 84. Leiden, 12 April 1905.
Ingevolge art. 4 der verordening van 5 Juni 1879 «betref
fende de inrichting en het bestuur van het gymnasium der
gemeente Leiden" is er aan het gymnasium een Pinkster-
vacantie van ongeveer een week. Evenals bij vorige lustra
van de Leidscbe Universiteit stellen nu evenwel curatoren
van het gymnasium voor deze vacantie te doen vervallen en
in plaats daarvan gedurende de feestweek vacantie te geven.
Onzerzijds bestaat daartegen geenerlei bezwaar. Mitsdien
geven wij U in overweging te besluiten dat dit jaar de Pink-
stervacantie vari het gymnasium zal vervallen en in plaats
daarvan vacantie zal worden gegeven gedurende de week
van 1926 Juni.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N®. 85. Leiden, 12 April 1905.
De commissie voor de bewaarscholen wees er ons op, dat
dezelfde behoefte welke er voor de hoofden van de openbare
lagere scholen bestond aan een voorschot ter bestrijding van
de kosten van het schoonhouden der lokalen en het aan
maken der kachels, evenzeer bestaat voor de hoofdonder
wijzeressen van de openbare bewaarscholen Mitsdien stelt zij
voor ook aan deze een voorschot te verleenen van f 100.—
Het komt ons voor, dat hiertegen geen bezwaar kan be
staan. Wij geven U daarom in overweging, overeenkomstig
uw besluit van 9 Februari (I. S. n°. 26), ook aan de hoofd
onderwijzeressen der openbare bewaarscholen een jaarlijksch
voorschot te verleenen van 100,en tot de vaststelling
van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat,
groot 300,— over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 86. Leiden, 12 April 1905.
Een hier ter stede gevestigde firma vestigde er onze aan
dacht opdat het gedeelte van de Hooglandsche Kerk-
gracht, waarin de haar toebehoorende perceelen 43 en 45
gelegen zijn, nog den naam Wintersteeg schijnt te dragen.
Hoewel toch de nummers van de Hooglandsche Kerkgracht
in de Wintersteeg doorloopen, staat op het straatbordje aan
den hoek van de Nieuwstraat de naam «Wintersteeg". Hij
verzoekt daarom dat naambordje te vervangen door een
waarop «Hooglandsche Kerkgracht" staat.
Wij stellen u voor aan dit verzoek te voldoen. Bij onder
zoek toch bleek ons, dat aan den naam Wintersteeg (ook
wel Windsteeg genaamd) geen bijzondere historische herin
neringen zijn verbonden, maar dat dat gedeelte der straat
zijn naam alleen ontleent aan den geweldigen tocht die er
veelal staat.
Wij geven u daarom in overweging ons te machtigen het
naambordje «Wintersteeg" te vervangen door een met het
opschrift «Hooglandsche Kerkgracht".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 87. Leiden, 12 April 1905.
Ter uitvoering van uw besluit, dat de op de begrooting
voor kleeding en schoeisel der agenten van politie uitge
trokken gelden, voor zoover niet verbruikt, aan hen zouden
worden uitgekeerd, werd door ons bepaald dat jaarlijks in
het kleedingfonds der agenten van politie een bedrag van
85.per hoofd zou worden gestort. Het is wenschelijk dat
thans ook de tabel, behoorende bij de verordening van 20
Maart 1902, „regelende het verleenen van pensioen en wacht
geld aan gemeente-ambtenaren," dienovereenkomstig wordt
gewijzigd. Wij stellen u daarom voor daarin te lezen in plaats
van /92.f 85.Ingevolge het bepaalde bij de 5e alinea van
art. 8 dier verordening hebben de betrokken ambtenaren dan
de keus om of wel met behoud van de daaraan verbonden
aanspraken hun tegenwoordigen pensioensgrondslag te hand
haven of hun pensioensgrondslag in overeenstemming te doen
brengen met de gewijzigde waardeering in de tabel.
Bij deze zelfde gelegenheid wenschen wij u een andere
wijziging in de verordening voor te stellen. In art. 4 werden
destijds de Inspecteurs van politie van de daar getroffen
gunstige regeling voor de politiebeambten uitgezonderd, o. a.
omdat de inspecteurs, anders dan de controleurs, geen nacht
dienst hadden te verrichten. Sinds evenwel de controleurs
van politie zijn afgeschaft en vervangen werden door adjunct
inspecteurs en hoofdagenten, is in de dienstregeling verande
ring gekomen, zoodat thans niet alleen de adjunct-inspecteurs,
maar ook de inspecteurs 2e en le klasse geregeld nachtdienst
verrichten. Het komt ons daarom met den Burgemeester
voor, dat de Inspecteurs thans ook in de gunstige regeling,
welke voor de agenten van politie werd getroffen, behooren
te deelen, terwijl dan voor den Hoofd-inspecteur en den Com
missaris van politie dezelfde regeling zou kunnen worden ge
troffen, welke voor den commandant en den onder-commandant
van de Brandweer reeds in de verordening werd opgenomen.
Wij geven u daarom in overweging over te gaan tot de
vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 20 Maart 1902, regelende het verleenen van
pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren
(Gem.Blad n°. 6) zooals die verordening laatstelijk
werd gewijzigd bij verordening van 9 Juli 1903
(Gem BI. n°. 35).
Art. 1.
Art. 4 der bovengenoemde verordening wordt gelezen als
volgt
In afwijking van het bepaalde sub litteris a en b van art.
3 kunnen vrouwelijke ambtenarenpolitie-beambtenbehalve
de commissaris van politie en de hoofd-inspecteursen de
gasstokers van de stedelijke gasfabriek, reeds na 30-jarigen
dienst en op 55-jarigen leeftijdde commissaris van politie
de hoofd-inspecteurde commandant en de onder-commandant
van de brandweer, na 35-jarigen dienst en op 60-jarigen
leeftijdhunne aanspraken op pensioen doen gelden.
Art. 2.
In de tabel, behoorende bij bovengenoemde verordening,
vervallen onder het hoofd «kleeding" de woorden «en con
troleurs" en wordt in plaats van »92" gelezen »85".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.