25
Art. 85.
Bij den aanleg van gemeenteriolen zijn de eigenaren van
gebouwen, die daaraan volgens het oordeel van Burgemeester
en Wethouders kunnen aangesloten worden, verplicht, op
schriftelijke kennisgeving van Burgemeester en Wethouders,
binnen den daarbij aangegeven termijn, tot die aansluiting,
overeenkomstig de voorschriften van Burgemeester en Wet
houders, mede te werken.
Art. 86.
Niemand mag van eene vergunning, krachtens deze Ver
ordening verleend, gebruik maken dan met nakoming van de
daaraan verbonden voorwaarden of bepalingen.
Het niet nakomen van die voorwaarden en bepalingen doet
de vergunning, onverminderd de strafbepalingen van artikel
92, alle kracht verliezen.
Art. 87.
Alle vergunningen, krachtens deze verordening verleend,
kunnen te allen tijde worden ingetrokken.
Art. 88.
Onder »weg" worden verstaan alle wegen, paden, straten,
grachten, pleinen, stegen, hofjes, poorten, sloppen, stoepen en
trottoirs, welke, onverschillig of zij al dan niet voor den open
baren dienst zijn bestemd, voor het publiek toegankelijk zijn.
Onder swoning" wordt verstaan een gebouw of een gedeelte
van een gebouw, dat als afzonderlijke woning voor een gezin
gebruikt wordt of daartoe bestemd is.
ELFDE AFDEELING.
Uitvoering en straffen.
Art. 89.
Als overtreders van deze Verordening zullen niet alleen
beschouwd worden de eigenaars, de vruchtgebruikers of de be
heerders der gebouwen en erven, maar ook architecten, bouw
meesters, opzichters, aannemers, weikbazen en alle anderen,
die iets in strijd met hare bepalingen hebben verricht of doen
verrichten, nagelaten of doen nalaten.
Art. 90.
Overminderd de toepassing der straffen op de overtreding
van de bepalingen dezer Verordening gesteld, kunnen Bur
gemeester en Wethouders alles, wat in strijd daarmede is
daargesteld, ondernomen of nagelaten, desnoods op kosten
der overtreders, doen wegnemen, beletten of verrichten, over
eenkomstig art. 180 der Gemeentewet of, voor zooveel die
bepalingen zijn vastgesteld krachtens art. 1 der Woningwet,
ingevolge art. 46 dezer wet. Spoedeischende gevallen uitge
zonderd, geschiedt dit niet dan nadat de belanghebbende
schriftelijk is gewaarschuwd.
Art. 91.
Behalve de dienaren der gemeente-politie zijn de Directeur
der Gemeentewerken, de Opzichters van de Gemeentewerken
en de Inspecteur der Bouwpolitie belast met het opsporen der
overtredingen van de bepalingen dezer Verordening.
Deze taak rust mede:
a) op den Commandant en den Ondercommandant der
Brandweer en de Brandmeesters, voorzooveel betreft de arti
kelen 18, 27 sub 33, 39, 40 derde en zesde lid, 43, 44,
46, 48, 56, 57 en 58;
bop de Buurtcommissarissen, voor zooveel betreft de
artikelen 71 en 72.
Aan ieder dezer ambtenaren wordt, voor zooveel de naleving
van eenig voorschrift meer bepaald aan hun zorg is opge
dragen, de last verstrekt om, ter handhaving dier bepalingen,
zoo noodig, de woningen en andere gebouwen alsmede de
erven ook tegen den wil van den bewoner binnen te treden
mits met inachtneming van de bepalingen der Wet van 31
Augustus 1853 Staatsblad n°. 83); de uitvoering van dezen
last zal te allen tijde mogen plaats hebben.
Art. 92.
De overtreding van eenige bepaling der artikelen 5, 6,11,
eerste, tweede en derde lid, 12, 13, 14, 15, 29, 38, 41 eerste
lid, 43, 46, 47, 56, 58, 62, 63, 64, 65, 67, 71, 72, 80 tweede
lid en 85, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste
vijf gulden; die van eenige bepaling der artikelen 4, 7, 8,
9, 10, 19, 22, 23, 28, 32, 35,36,60, 61, 66, 74. 75, 83 en 84 en
van een voorschrift, krachtens art. 32 vijfde of achtste lid ge
geven, met eene geldboete van ten hoogste tien gulden; die van
eenige bepaling der artikelen 3, vierde, vijfde en laatste lid,
17, 18, 27, 31, 33, 34, 37, 41, tweede, vierde en vijfde lid,
42, 44, 45, 48, 51, 52, 55, 68 eerste en vierde lid, 73 eerste
lid en 82 met een geldboete van ten hoogste vijf en twintig
gulden; die van eenige bepaling der artikelen 1 eerste lid,
16 tweede lid, 30, 39, 50 eerste lid en 57 met eene geld
boete van ten hoogste vijf en twintig gulden of hechtenis van
ten hoogste zes dagen; en die van de artikelen 20,21,24,25,
26, 40, 53 en 54 met eene geldboete van ten hoogste vijjf
en zeventig gulden of hechtenis van ten hoogste veertien dagen.
Overtreding van artikel 2 laatste lid wordt, indien zij
betreft een tot woning bestemd gebouw, gestraft met eene
geldboete van ten hoogste honderd gulden of hechtenis van
ten hoogste eene maand, en overigens met eene geldboete
van ten hoogste vijf en twintig gulden of hechtenis van ten
hoogste zes dagen.
TWAALFDE AFDEELING.
Slotbepaling.
Art. 93.
Deze Verordening treedt in werking op den veertienden
dag na hare afkondiging.
Tegelijkertijd wordt buiten werking gesteld de Verordening
op het bouwen en sloopen van den llen Juli 1895 (Gemeente
blad n°. 5).
N°. 44. Leiden, 18 Februari 1965.
Aangezien noch bij de commissie van fabricage, noch bij
ons college bezwaar bestaat tegen inwilliging, onder de ge
bruikelijke voorwaarden, van nevensgaand verzoek van Wijnand
Splinter c.s., geven wij Uwe Vergadering in overweging:
I. aan adressanten voornoemd behoudens rechten van derden,
vergunning te verleenen tot het dempen van het gedeelte
sloot langs den Hoogen Rijndijk, gelegen vóór de perceelen
nis- 515 53 f en 55 j kadastraal bekend Gemeente Leiden
Sectie M nis- 1279, 964 en 1530, tot aan den frontmuur van
den gemetselden duiker over de sloot, ter lengte van onge
veer 25 Meter, onder voorwaarde:
1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiing aan het westelijk
einde worde weggeruimd en het ontdaan worde van bodem
en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot
nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte;
2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een
riool, inw. wijd 40 bij 60 cM. van cementen bodem- en kruin
stukken, op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte
worde gelegd, met den bodem binnenwerks vóór perceel n°. 51
op 1.87 M. N. A. P., en verder in oostelijke richting op-
loopende onder eene helling van 1 op 900, en dit riool in
aansluiting worde gebracht:
a. in westelijke richting met het riool in het aangrenzend
reeds gedempt slootgedeelte
b. in oostelijke richting met den gemetselden duiker over
de sloot.
3°. dat het riool aan het oostelijk uiteinde voorzien worde
van een ruimkast, inw. wijd 0.80X1-50 M., met den bodem
binnenwerks op een diepte van '1.99 M. -f- N. A. P., met wan
den en bodem ter dikte van ten minste 18 cM. van klinkers
in sterke specie te metselen op een houten roosterwerk en
op door Burg. en Weth. nader aan te geven hoogte af te
dekken met platen van voldoende zwaarte, van ijzer of van
hardsteen.
Deze ruimkast mag ook worden gemaakt van gewapend
beton, mits de door Burg. en Weth. te geven voorschriften
daarbij worden opgevolgd.
4°. dat op de nader door Burgemeester en Wethouders
aan te wijzen plaats, 1 gegoten ijzeren straatkolk, van het
door de Gemeente gebruikt wordende model, worde geplaatst,
die door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw.
wijd 20 cM. en de vereischte bemetseling met het riool wordt
verbonden
5°. dat de grond van adressanten van den gemeentegrond
worde afgescheiden ter halver breedte van de gedempte sloot,
door een ijzeren hek op steenen voet, waarvan teekening en
constructie vooraf door Burgemeester en Wethouders moeten
zijn goedgekeurd;
6°. dat het riool met ruimkast, alsmede de straatkolk met
de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de gemeente;
en deze te allen tijde kosteloos in de gelegenheid gesteld worde
het riool, de ruimkast of de loozingen, zoo noodig, te reinigen,
te herstellen, of daarop aansluitingen te maken;
7°. dat daags, voordat met de werkzaamheden een aanvang
zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het
bureau van gemeentewerken