24
een tusschenruimte van ten minste 0.22 Meter te laten of
te maken.
Muren van stallen moeten van den vloer tot ten minste
0.35 M. daarboven worden gemaakt van waterdicht metsel
werk vloeren van stallen moeten van waterdicht metselwerk
in hellende richting worden gelegd. Voorts moeten stallen
zoo zijn ingericht, dat de urine worde opgevangen in eene
waterdichte goot, uitloozende in een waterdichte kolk en
uitwerpselen worden opgevangen in een waterdichte groep
(gemetselde greb).
NEGENDE AFDEELING.
Tan vergunningen en beschikkingen van Burgemeester en
Wethouders en van beroep op den Gemeenteraad.
Art. 7G.
Een verzoekschrift ter verkrijging van eene krachtens art. 5
der Woningwet gevorderde vergunning van Burgemeester
en Wethouders tot:
a. het oprichten of het geheel of voor een gedeelte ver
nieuwen van een gebouw;
b. het tot woning in gebruik nemen of in gebruik geven
van een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat laat
stelijk niet als woning is gebezigd,
moet tevens inhouden een nauwkeurige opave van de
bestemming, de ligging, de belendingen, de toegangen, het
kadastrale nummer (bij vernieuwing ook het straatnummer),
de middelen tot watervoorziening en tot afvoer van hemel
water en menagewater in verband met den bestaanden toe
stand, de putten, riolen en andere leidingen van het gebouw.
Een verzoekschrift ter verkrijging van eene krachtens art.
50 dezer Verordening gevorderde vergunning van Burge
meester en Wethouders tot het veranderen van een bestaand
gebouw móet tevens inhouden een nauwkeurige opgave van
de bestemming, de ligging, de belendingen, het kadastrale
nummer en het straatnummer.
Art. 77.
Bij het verzoekschrift, genoemd in art. 76 eerste lid, moeten
gevoegd worden teekeningen in dubbel op de schaal van ten
minste 4 op 100. Deze teekeningen moeten aantoonen de in
richting der fundamenten, de constructie en de indeeling van het
gebouw, de ligging en de inrichting der privaten en riolen,
de dikte der muren, de hoogte der vloeren en der verdie
pingen, de plaats der deuren en ramen, den voorgevel van
het gebouw, den aanleg en de plaats der rookleidingen.
Bij het verzoekschrift, genoemd in art. 76 laatste lid, moe
ten gevoegd worden teekeningen in dubbel op de schaal
van ten minste 1 op 100, welke de aan te brengen veran
deringen moeten aantoonen.
Verder moet worden overgelegd eene situatieteekening van
het gebouw op de schaal van tenminste 1 op 250, aangevende
de belendingen tot op 10 Meter afstand van het gebouw.
De teekeningen moeten ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders vervaardigd en door den verzoeker ondertee
kend zijn.
Aan den verzoeker wordt, desverlangd, kosteloos een gedag-
teekend bewijs van ontvangst uitgereikt.
Burgemeester en Wethouders beschikken op het verzoek
binnen 3 weken nadat het met de in dit en het voorgaande
artikel vermelde stukken is ingediend.
Burgemeester en Wethouders zijn evenwel bevoegd hunne
beschikking tot tweemalen toe, telkens voor drie weken, te
verdagen.
Art. 78.
Van een besluit van Burgemeester en Wethouders, waarbij
a. eene krachtens art. 5 der Woningwet of art. 50 of 68 dezer
verordening gevorderde vergunning geweigerd of voorwaar
delijk verleend wordt,
b. krachtens deze verordening nadere eischen of voorschriften
worden vastgesteld,
c. naar aanleiding van eene krachtens art. 73 dezer veror
dening gevorderde kennisgeving eene beschikking of voor
schriften worden gegeven,
kan degene, te wiens aanzien dat besluit is genomen, binnen
30 dagen nadat dit te zijner kennis is gebracht, bij den Ge
meenteraad in beroep komen.
Art. 70.
Het beroep wordt schriftelijk aangebracht bij den Gemeente
raad.
Binnen 30 dagen nadat het bij den Gemeenteraad is inge
komen, wordt door dezen eene beslissing genomen.
De Gemeenteraad kan zijne beslissing echter voor den tijd
van 30 dagen verdagen.
Van het besluit van den Gemeenteraad wordt door Burge
meester en Wethouders onverwijld kennis gegeven aan den-
gene, die het beroep heeft ingesteld.
Wijkt het besluit van den Gemeenteraad van dat van Burge
meester en Wethouders af, dan geldt deze kennisgeving als
eene door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning.
Art. 80.
Een exemplaar der teekeningen wordt aan den aanvrager
teruggegeven bij de uitreiking van de door Burgemeester en
Wethouders verleende vergunning of van de kennisgeving,
genoemd in het voorgaande artikel.
Een afschrift daarvan, met de daarbij behoorende teekeningen,
moet te allen tijde op het werk aanwezig zijn en op de eerste
aanvraag worden vertoond aan de ambtenaren, genoemd in
artikel 91.
Art. 81.
Indien binnen drie maanden, nadat de vergunning van Bur
gemeester en Wethouders tot het oprichten of tot het geheel
of voor een gedeelte vernieuwen of tot het veranderen van
een gebouw, of de kennisgeving, genoemd in artikel 79
laatste lidaan den belanghebbende is uitgereiktgeen
voldoende aanvang met de werkzaamheden is gemaakt, ter
beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, of geen ver
lenging van dien termijn is gevraagd of verkregen, worden
die beschikkingen als vervallen beschouwd.
Wanneer de beschikking betrekking heeft op meer dan één
gebouw, geldt deze bepaling voor elk gebouw afzonderlijk.
TIENDE AFDEELING.
Algemeene bepalingen.
Art. 82.
Bij het bouwen moeten goede en duurzame materialen op
behoorlijke wijze worden gebruikt; een en ander ter beoor
deeling van Burgemeester en Wethouders.
Wanneer Burgemeester en Wethouders ten aanzien van
eenigen bouw, eenige vernieuwing of herstelling van eene
woning of van een ander gebouw, of van welk werk ook, van
oordeel zijn dat eenige constructie onvoldoende is of muren
of andere constructiedeelen niet de noodige sterkte hebben
voor het doel, waarvoor zij moeten dienen, moeten de dien
aangaande door Burgemeester en Wethouders gegeven nadere
voorschriften worden in acht genomen.
Art. 83.
Op ieder bouwwerk moeten, tenzij daarvan door Burge
meester en Wethouders ontheffing is verleend, ten behoeve
van de werklieden eene inrichting tot het verschaffen van goed
drinkwater en een of meer goed bruikbare privaten aanwezig
zijn en onderhouden worden, ter plaatse en van zoodanige
inrichting, als Burgemeester en Wethouders bepalen.
Indien, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders,
de aard of de omvang van het bouwwerk of de ligging van
het bouwterrein zulks vordert, moet op of nabij het werk
bovendien een naar het oordeel van Burgemeester en Wet
houders voldoende ruim en behoorlijk samengesteld en inge
richt schaftlokaal ter beschikking van de werklieden zijn,
welk lokaal gedurende de schafturen tot geen ander doeleinde
mag worden gebezigd.
Art. 84.
De eigenaar, de vruchtgebruiker of de beheerder van een
terrein, alwaar gebouwd of gesloopt wordt, is, op schriftelijken
last van Burgemeester en Wethouders, verplicht, voor zooverre
het bedoelde terrein aan den weg grenst, dit daarvan door
schuttingen, ter plaatse en ter hoogte door Burgemeester en
Wethouders te bepalen, af te scheiden.
De schuttingen en de steigers, welke bij de te verrichten
werkzaamheden gemaakt worden, moeten, zoowel als de loodsen,
welke aan de zijde van den weg binnen of tegen de schuttingen
geplaatst worden, zoodanig gesteld en ingericht zijn en uit
zoodanige materialen bestaan, dat zij voor de veiligheid van
de werklieden of van de voorbijgangers geen gevaar opleve
ren en dat geen bouwstoffen op den weg kunnen vallen. Zij
moeten, op aanzegging van Burgemeester en Wethouders,
van zonsondergang tot zonsopgang aan de zijde van den weg
behoorlijk worden verlicht.
Deze schuttingen, steigers en loodsen moeten worden opge
ruimd binnen den daarvoor door Burgemeester en Wethouders
te stellen termijn.