9 houden van de lokalen en het aanmaken van de kachels, uit gaven, welke tot dusver door hen aan de gemeente worden voorgeschoten en soms tot een bedrag van f 100.— kunnen stijgen. Dientengevolge missen zij gedurende een paar maan den de beschikking over een gedeelte van hun driemaan delij ksch salaris. Aangezien onzerzijds tegen de inwilliging van dit o.i. billijk verzoek geen bezwaar bestaat, geven wij U in overweging aan ieder van de hoofden der openbare lagere scholen een jaarlij ksch voorschot te verstrekken van 100. en tot de vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begroo- tingsstaat, ten bedrage in ontvang en uitgaaf van f 1400. over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Rurg. en Weth. van Leiden. N°. 27. Leiden, 31 Januari 1905. Als gevolg van het onderzoek, laatstelijk nog weder bij de memorie van antwoord op het sectieversiag over de loopende begrooting toegezegd, hebben wij de eer, ter voldoening aan het reeds herhaaldelijk in Uwe Vergadering te kennen gegeven verlangen, U een tweetal verordeningen, regelende de heffing en invordering van eene belasting op openbare vermakelijk heden in deze gemeente, ter vaststelling aan te bieden. Wij wenschen echter bij deze gelegenheid nogmaals met nadruk te verklaren, dat omtrent de opbrengst dezer belasting geen al te hooge verwachtingen mogen worden gekoesterd. Een zeer aanzienlijk deel toch der bruto-opbrengst zal aan perceptiekosten en kosten van toezicht te loor gaan. Zeer zeker zullen één, wellicht ook meer ambtenaren moeten worden aangesteld, die meer in het bijzonder met de invor dering van deze belasting en met het toezicht op de daaraan onderhevige openbare vermakelijkheden, zullen moeten wor den belast. Welk deel van de opbrengst ten slotte als bate in de ge meentekas zal vloeien, valt vooruit met geen mogelijkheid te zeggen. Evenmin valt vooruit met eenige zekerheid te bepalen, hoeveel de bruto-opbrengst dezer belasting zal bedragen. Eenerzijds toch ontbreken ten eenenmale de gegevens omtrent de ontvangstenwelke thans door de verschillende onder nemers van openbare vermakelijkheden hier ter stede worden géind; anderzijds is het geheei onzeker, welken invloed de invoering zelve van de belasting op het geven van openbare vermakelijkheden zal hebben. Intusschenin beginsel kan tegen het invoeren van eene belastingals hier bedoeldgeen bezwaar bestaan en waar wij wel mogen aannemen, dat ook indien de perceptiekosten of de opbrengst zelve zullen tegenvallen, toch altijd eenig overschot in de gemeentekas zal vloeien, daar meenen wij U wel in overweging te mogen geven tot de vaststelling der verordeningen over te gaan, ten einde op deze wijze, het zij dan in meerdere of mindere mate, aan de steeds stijgende uitgaven op het gemeentelijk budget tegemoet te komen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. VERORDENING, regelende de heffing eener belasting op openbare vermakelijkheden te Leiden. Art. 1. Van openbare vermakelijkheden wordt in deze gemeente een belasting geheven. Onder openbare vermakelijkheden worden verstaan tooneel- en andere vertooningen, voordrachten, zang-, muziek- en an dere uitvoeringen, danspartijen en tentoonstellingen, waartoe aan het publiek, hetzij tegen betaling van entree, hetzij om niet toegang wordt verleend of ook ingezetenen tegen intro ductie worden toegelaten. Onder muziekuitvoeringen worden mede begrepen de bijeen komsten, waar de muziek door zelfwerkende inrichtingen of voorwerpen wordt ten gehoore gebracht. Art. 2. De belasting is verschuldigd door den ondernemer, op wiens naam of voor wiens rekening de openbare vermakelijkheid gegeven wordt. Art. 3. De belasting bedraagt: 1®. voor openbare vermakelijkheden, waar toegang verleend wordt op vertoon van toegangsbewijzen of tegen betaling van entréegelden, vijf percent van het bedrag der toegangsbewijzen en entréegelden, onverschillig of daarin al dan niet, geheel of ten deele, de prijs der vertering is begrepen. Bij de berekening van de verschuldigde belasting wordt het aan toegangsbewijzen en entréegelden ontvangen bedrag verhoogd met de waardedie vertegenwoordigd wordt door vrijbilletten, welke zonder voorkennis van den Burgemeester zijn afgegeven. Indien deze vrijbilletten geen aanwijzing van rang inhouden, worden zij geacht tot den hoogsten rang toegang te geven. 2». voor andere openbare vermakelijkheden, gehouden in doorgaand voor het publiek toegankelijke localen of ruimten, onverschillig of aan de daar gehouden bijeenkomsten het karakter van club, sociëteit of zoogenaamd beslolen gezelschap wordt toegekend, een vast recht van 5.— per kalendermaand of gedeelte daarvan. Art. 4. Voor openbare vermakelijkheden gedurende de kermis ge geven is, behoudens het bepaalde bij art. 5, 3°, het dubbele van het in het vorige artikel genoemde bedrag verschuldigd. Art. 5. De belasting is niet verschuldigd: 1», wegens openbare vermakelijkheden, waarvan de opbrengst ten volle bestemd is voor een weldadig doel 2". wegens de entrées tot tentoonstellingen, voor zoover die entrées geen toegang geven tot eenige andere aan de tentoonstelling verbonden vermakelijkheid, tenzij de tentoon stelling zelve gewinshalve gehouden wordt; 3«. wegens openbare vermakelijkheden, gehouden in locali- teiten, waarvoor het bij de artt. 4 en 6 van de verordening van 20 Juni 1902 (Gem. BI. No. 11), bepaalde marktgeld geheven wordt. Art. 0. Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip. VERORDENING regelende de invordering van de belasting oj» openbare vermakelijkheden te Leiden. Art. 1. De invordering van de belasting op de openbare vermake lijkheden geschiedt door of namens den gemeente-ontvanger, overeenkomstig het bepaalde bij de artt. 258—262 der Ge meentewet. Hij wordt hierin bijgestaan door een of meer door Burge meester en Wethouders aangestelde ambtenaren, die tevens belast zijn inet het toezicht op de lokalen en ruimten, be stemd of gebruikt voor het houden van openbare vermake lijkheden. Deze ambtenaren genieten een jaarlijksche bezoldiging, waar van het bedrag door den gemeenteraad wordt vastgesteld. Het is hun verboden in de uitoefening van hunne bedie ning eenige gift of eenig geschenk aan te nemen, hetzij in geld, hetzij in vrijkaarten of in welken anderen vorm ook. Art. 2. Ieder, die voornemens is een openbare vermakelijkheid te geven, moet van dat voornemen, onder overlegging van de door de bevoegde macht verleende vergunning, schriftelijk kennis geven aan de financieele afdeeling van de gemeente secretarie. Deze kennisgeving moet bevatten een aanduiding van de plaats waar en van den tijd waarop de openbare vermake lijkheid zal worden gegeven en van alle bijzonderheden, waarvan de aanslag in de belasting afhankelijk is. Voor die kennisgeving wordt een bewijs van ontvang afgegeven. Art. 3. De ondernemers van openbare vermakelijkheden als bedoeld bij art. 3, 1° der heffmgsverordening, mogen, met uitzondering van her», die ambtshalve recht van toegang hebben, niemand toelaten die niet voorzien is van een toegangsbewijs, dat van wege het gemeentebestuur is gestempeld. Elk toegangsbewijs, in welken vorm ook opgemaakt, moet aanwijzing bevatten van het daarvoor verschuldigde bedrag en, indien er verschillende rangen zijn, van den rang waarvoor het geldig is. Art. 4. De ambtenaren, belast met de heffing en het toezicht op de invordering van de belasting, hebben steeds vrijen toegang tot alle openbare vermakelijkheden, waarvoor de belasting ver schuldigd is. Zij zijn bevoegd, indien toegangsbewijzen worden gevorderd, bij de toegangen tot de plaats waar de vermakelijkheid wordt gehouden, vertooning van die toegangsbewijzen te vragen. Art. 5. Ondernemers van openbare vermakelijkheden kunnen op aanvraag kosteloos van de gemeente verkrijgen gestempelde registers voor af te geven toegangsbewijzen, of hunne be wijzen, mits vooraf vanwege Burgemeester en Wethouders goedgekeurd, ter stempeling bij het gemeentebestuur inleveren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 5