DONDERDAG 8
DECEMBER 1904.
181
De Voorzitter. Het is de bedoeling niet om van deze com
missie, zooals U dat noemt, eene financieele commissie te
maken, maar deze bepaling is gemaakt om de Commissie in
staat te stellen om, wanneer door ingebrachte klachten mocht
blijken, dat aan de administratie van deze ambtenaren eenige
gebreken kleven, dan een voorloopig onderzoek te kunnen
instellen en den Raad of Rurg. en Weth. van inlichting en
advies te kunnen dienen. Deze bepaling is in de eerste plaats
neergeschreven juist om, wanneer naar aanleiding van inge
brachte klachten, de Commissie de boeken en staten van de
betrokken ambtenaren zou willen inzien, niet kan worden
gezegd: dat is alleen ter dispositie van Burg. en Weth. en
de ambtenaren, terwijl de bedoeling is, dat ook de Commissie
het recht heeft van de verschillende bescheiden de noodige
inzage te nemen. Maar de uitoefening van een controle op
de heffing der gelden beoogt de instelling van deze Commissie
zeer zeker niet.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 7 en daarna de verordening in haar geheel worden
zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
II. Benoeming van twee leden der Commissie voor het
marktwezen.
(Zie Ing. St. n°. 264).
De Voorzitter. Mag ik de heeren de Goeje, Meuleman,
van der Lip en Bosch uitnoodigen voor deze en de volgende
benoemingen het stembureau te willen uitmaken
Wordt benoemd voor de eerste vacature de heer van Gruting,
met 26 stemmen, zijnde '1 stem uitgebracht op den heer Driessen.
De Voorzitter. Mag ik vragen, of de heer van Gruting
bereid is de benoeming te aanvaarden.
De heer van Gruting. Ja, mijnheer de Voorzitter.
Voor de tweede vacature worden uitgebracht op de heeren
Witmans en Driessen ieder 13 stemmen en op den heer
Vergouwen 1 stem.
Bij tweede vrije stemming wordt benoemd de heer Wit
mans met 14 stemmen, zijnde uitgebracht op den heer Driessen
13 stemmen.
De Voorzitter. Neemt de heer Witmans zijne benoeming aan
De heer Witmans. Gaarne, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Ik kan mededeelen, dat door Burg. en
Weth., krachtens art. 1 van de zooeven vastgestelde verorde
ning, aan de Commissie als Voorzitter, tevens lid, is toegevoegd
de heer Kerstens.
III. Benoeming van een lid der Commissie voor de bewaar
scholen.
(Zie Ing. St. n°. 263).
Benoemd wordt de heer Dr. A. W. Kroon Jr. met 23 stemmen,
zijnde 4 biljetten van onwaarde.
IV. Benoeming van eene le onderwijzeres in de handwerken
aan de school der 3e klasse n°. 3.
(Zie Ing. St. n°. 269).
Benoemd wordt mej. G. C S. üikshoorn met 14 stemmen,
zijnde 8 stemmen uitgebracht op mej. P. J. Klikee en 5 stemmen
op mej. A. E. Driesens.
De Voorzitter. Als punt V staat op de agenda voor heden
vermeld de benoeming van eene leerares in de Natuur- en
Scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes. Aan
gezien wij evenwel nog niet met onze voordracht te dezen
aanzien zijn gereedgekomen, wordt dit punt door Burg. en Weth.
teruggenomen, zoodat hiermede de werkzaamheden van het
stembureau zijn afgeloopen, dat ik zeer dank zeg voor de
verleende hulp.
VI. Verzoek van mej. C. F. Pillard om eervol ontslag als
onderwijzeres aan de school 3e klasse n°. 5.
(Zie Ing. St. n°. 257).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
gunstig op beschikt.
VII. Verzoek van J. Lagerberg Czn. om vergunning tot het
maken van een houten gebouw op het perceel aan de Rijn
en Schiekade, kadastraal bekend onder sectie M n°. 178,
gemeente Leiden.
Ing. (Zie St. n°. 255).
De Voorzitter.. Ter toelichting hiervan kan ik nog het
volgende mededeelen. Uit het request, zooals het voor ligt,
blijkt, dat adressant verzoekt het maken van een houten
gebouw bestemd tot het houden en mesten van varkens Nu
is dit laatste door Burg. en Weth. verboden, waarom ten
aanzien van dat punt alreeds afwijzend op het verzoek is
beschikt, waaromtrent toch volgens de Verordening de bevoegd
heid behoort aan Burg. en Weth. Waar dus onze voordracht
strekt om op het verzoek gunstig te beschikken zou een mis
verstand kunnen ontstaan, omdat het daardoor zou kunnen
schijnen, dat nu gunstig zou worden beschikt op het verzoek
in zijn geheel. Burg. en Weth. wijzigen daarom de voordracht
in zooverre, dat vergunning zal worden verleend tot het
maken van een houten gebouw zonder meer.
De heer Witmans. M. d. V. Het doet mij inderdaad genoegen,
dat ik die toelichting van U hoor, het zou mij ten minste
spijten, indien zou kunnen worden gedacht, dat Burg. en
Weth. vergunning tot het mesten van varkens daar zouden
geven. Wij weten, dat de Rijn- en Schiekade in de laatste
jaren is geworden een zeer gezochte wandelweg, waar altijd
nog krachtens oude rechten van 4 menschen, die daar wonen,
verscheidene varkens en ander vee worden gehouden. En wat
is daarvan het gevolg? Dat voortdurend mestschuiten aan
de kade komen te liggen en het laden van de mest dien
wandelweg verduiveld vuil maakt. Het zou mij dus zeer spijten,
indien daaraan uitbreiding werd gegeven, want dan zou daar
op het laatst een zeer vuile toestand ontstaan. Die toestemming
wordt dan ook nu niet aan den Raad gevraagd. Alleen wordt
de toestemming gevraagd voor het zetten van een houten
gebouw; Burg. en Weth. hebben daartegen geen bezwaar en
ik mijnerzijds ook niet, maar ik hoop, dat de vergunning om
dat gebouw in te richten als een stal niet zal worden gegeven.
De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer Witmans mij niet
goed heeft vei staan, want ik heb reeds medegedeeld, dat door
Burg. en Weth. afwijzend is beschikt op het verzoek om in
dat gebouw varkens te mogen houden. Niettegenstaande echter
den adressant daarop is gewezen, heeft hij dat gedeelte van
zijn verzoek niet willen intrekken, en omdat het dus nu nog
in zijn geheel luidt zooals het oorspronkelijk was, moet de
restrictie worden gemaakt, dat de vergunning alleen betreft
het maken van een houten gebouw. U kunt dus omtrent het
andere punt geheel gerust zijn.
De beraadslaging wordt gesloten.
Op het verzoek om vergunning tot het maken van een houten
gebouw wordt zonder hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
VIII. Verzoek van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek
om machtiging tot aansluiting aan de gasleiding van het nieuw
gebouwd perceel van A. F. de Rooy aan den Rijksstraatweg
van 's-Gravenhage naar Haarlem.
(Zie Ing. St. n°. 259).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
gunstig op beschikt.
IX. Voorstel tot wijziging van de begrooting der gemeente
voor den dienst 1905, voor zooveel betreft de posten «School
kindervoeding'' en «onvoorziene uitgaven''.
(Zie Ing. St. n°. 258).
Wordt zonder beraadslagingen zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
X. Verzoek van K. F. W. van Luijken om teruggave van
het door hem betaalde wegens beschadiging van een deur in
het openbaar slachthuis.
(Zie Ing. St. n°. 256).
Wordt zonder beraadslagingen zonder hoofdelijke stemming
afwijzend op beschikt.
XI. Voorstel van de heeren Witmans, Sijtsma en van der
Eist om de op de begrooting uitgetrokken som ten behoeve
van kleeding en schoeisel der rechercheurs en brugwachters
geheel tot dat doeleinde te besteden en, mocht deze post
niet geheel worden gebruikt, het overschietende aan het
brugwachterspersoneel uit te betalen.
(Zie Ing. St. n°. 260).
De heer Witmans. M. d. V., ik zal zeer kort zijn. Wanneer
ik spreek ook namens mijne mede-voorstellers, dan spreekt
het vanzelf, dat het prae-advies van Burg. en Weth. ons niet
geheel bevredigt. Intusschen, wie het kleine versmaadt is het
groote niet waard, en het slot is dan toch, dat een kleine
tegemoetkoming wordt gegeven aan deze ambtenaren, die
zeer laag worden gesalarieerd.
Het is mij echter opgevallen, dat terwijl ook rapporten zijn
ingewonnen van den Commissaris van Politie en van den
Algemeenen Markt- en Havenmeester, die rapporten niet bij
de overige stukken in de leeskamer hebben gelegen. En
bovendien kan ik niet begrijpen, waarom het rapport van
den Commissaris van politie is gevraagd, want het voorstel
strekt niet verder dan wat overschiet uit het kleedfonds voor
de brugwachters voor die ambtenaren te reserveeren en hun