DONDERDAG 8 DECEMBER 1904. 191 meer dan thans het geval is, was verlicht. Ik zou daarom denken dat hetgeen ik in overweging geef, zonder eenigen twijfel aanbeveling verdient. De Voorzitter. Mijnheer van Gruting, ik zal uw verzoek bij het College van Burg. en Weth. overbrengen; wij zullen daar zeker rekening mede houden. De heer Vergouwen. M. d. V. Mag ik in aansluiting aan hetgeen door den heer van Gruting is verzocht aangaande den Hoogen Rijndijk, even onder de aandacht brengen, dat het voetpad langs dien weg niet altijd in goeden toestand verkeert en dat vooral de ophooging tusschen de boomen voor de voetgangers, die van den weg op het voetpad wenschen te komen, vaak een onoverkomelijk bezwaar oplevert, en zelfs in sommige gevallen gevaar. Voor dit laatste kan ik uit eigen ondervinding spreken. De Voorzitter. Ook die kwestie betreffende den lloogen Rijndijk zal onder handen worden genomen. De heer van Hoeken In antwoord op de vraag van den heer Vergouwen kan ik mededeelen, dat ongeveer twee jaren geleden in de Commissie van Fabricage reeds plannen hebben bestaan om die ophooging tusschen de boomen weg te nemen, maar daartegen werd toen als bezwaar aangevoerd, dat die ophooging een soort van waterkeering zou zijn, en dat een zeker waterschap daarover te zeggen had ik meen het waterschap »Boven Lekdams." Nu zou ik gaarne zien, dat Burg. en Weth. een onderzoek instelden, of die ophooging moet blijven bestaan, en zoo niet, dan geloof ik, dat de weg neming daarvan, door den heer Vergouwen geopperd, zeker aan velen zal ten goede komen. De Voorzitter. Ik dank U voor Uwe mededeeling, waarop zeker bij de behandeling van deze zaak zal worden gelet. Daar thans niets meer aan de orde is en niemand meer het woord verlangt, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 13