188
DONDERDAG 8 DECEMBER 1904.
randeerd wordt, en dat dus meer aan de Vereeniging wordt
uitbetaald dan de Vereeniging aan rente te betalen heeft
Het komt mij voor, dat die zinsuede zóó klemmend is, dat
er tegen dat begrip eigenlijk weinig is aan te voeren, zoodat
ik mij gaarne daarbij heb nedergelegd.
De parallel, door den heer tockema Andrese getrokken
tusschen het geval, dat de Schouwburgcommissie het subsidie
van ƒ1500.eens niet noodig had en dit geval, gaat in het
geheel niet op, juist omdat wij hier niet hebben te doen met
een subsidie in den vorm van een rentegarantie, maar met
een zuivere rentegarantie, d.w.z. dat de Gemeente alleen uit-
keering doet, wanneer de Vereeniging de rente niet kan be
talen uit eigen inkomsten.
En in de tweede plaats wat betreft de aanneming van het
amendement van den heer Fockema Andrese dat zou zijn
een ontwijken van wat Burg. en Weth. willen doen. De heer
Fockema Andrese vraagt: waarom aan de Vereeniging een
bedrag op te dringen, dat zij niet begeert? Maar daartegen
over stel ik, dat wij in dezen moeten vrijhouden het beginsel,
waarmede dan een klein geldelijk bedrag is gemoeid, maar
dat verstrekkende gevolgen kan hebben Wij hebben ons willen
laten inlichten door een bekend rechtsgeleerde. Diens advies
heeft onze instemming. Welnu, dit brengt medehet mindere
aan de Vereeniging te betalen en ons standpunt vrij te houden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Fockema Andrese, voldoende ondersteund,
wordt in stemming gebracht en verworpen met 21 tegen 4
stemmen.
Tegen stemmen de heerenEerstens, Bots, A. Mulder, de
Vries, van Tol, Meuleman, van Hamel, P. J. Mulder, van
Dissel, Ilasselbach, Bosch, de Goeje, van Gruting, Timp, van
Hoeken, Vergouwen, Pera, Korevaar, Witmans, van der Eist
en Le Poole.
Vóór stemmen de heeren: Fockema Andrese, van der Lip,
Sijtsma en Paul.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop besloten de
rekening goed te keuren en de uitkeering op f5313.76te bepalen.
(De heer Juta keert in de vergadering terug.)
De Voorzitter. Ik kan den heer Juta mededeelen, dat de
Vergadering zich heeft vereenigd met de conclusie van Burg.
en Weth. om de rekening der Vereeniging goed te keuren
en haar uit te betalen een bedrag van (5313,76.
De Voorzitter. Gelijk de Vergadering weet, rest nu nog
het tweede gedeelte van het voorstel van de Commissie van
Financiën, waarop wij hebben ontraden in te gaan. De Com
missie stelt voor, dat Uwe Vergadering ons opdrage:
y>a. zoo spoedig mogelijk met het Bestuur der genoemde
vereeniging in overleg te treden, om tot een wijziging der
statuten te geraken, waardoor voorkomen worde, dat de Ge
meente bij te dragen hebbe voor verliezen, anders dan direct
uit de exploitatie voortvloeiende.
b. de alzoo gewijzigde statuten ter goedkeuring aan den
Raad over te leggen."
Wij hebben geadviseerd, ons die opdracht niet te geven,
daar die wel uitvoerbaar is maar niets zou uitwerken, aan
gezien bij de statuten, gelijk Mr. de Vries terecht opmerkt,
geen verplichting door de gemeente kan opgelegd worden aan
de vereeniging, maar het daarvoor aankomt op de overeen
komst. En in de overeenkomst, zijnde de opvolgende Raads
besluiten, komen dezelfde uitdrukkingen voor, die indertijd
uit art. 16 zijn verwijderd, n.l. dat, ter beoordeeling van den
Raad, een geleden verlies in sommige gevallen niet door de
Gemeente behoeft te worden gedragen, en ook de bepaling,
die verwijderd is uit art. 19, dat wanneer de Vereeniging,
ter beoordeeling en beslissing van den Raad, handelt in strijd
met hare statuten of de voorwaarden, waaronder de Gemeente
garantie heeft verleend, de verplichting van de Gemeente
vervalt. Die bepaling is in December' 1903 op voorstel van het
Bestuur der Vereeniging uitgenomen, omdat men instemde
met de meening van de Vereeniging, dat die bepaling beter
thuis behoorde in de overeenkomst. In de toelichting is toen
gezegd, dat dit waar was, maar men had er bij kunnen voegen,
dat dit was de bestaande overeenkomst, want dat zijn de
Raadsbesluiten van 1894 en 1897, zoodat die voorwaarde altijd
heeft bestaan en nog bestaat.
Nu heeft de Commissie van Financiën een nader voor
stel ingediend, dat door een onverhoopt verzuim buiten onze
schuld niet gedrukt is kunnen worden.
Dat voorstel luidt:
Leiden, 5 December 1904.
De Commissie van Finantiën, gezien het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders in zake de uitkeering van de
gemeente aan de Vereeniging tot bevordering van den bouw
van Werkmanswoningen, kan zich met de beschouwing van
Burgemeester en Wethouders voor zoover verandering van de
Statuten der genoemde Vereeniging aangaat, niet vereenigen.
Zij acht een wijziging der Statuten noodig en wcnschetijk.
Noodig, omdat de ervaring geleerd heeft, dat de gemeente
plotseling voor een uitkeering kan komen te staan, die niet
rechtstreeks uit de exploitatie voortvloeit, maar een gevolg
is van een bijkomstige omstandigheid. Wenschelijk om dit
voor de toekomst te voorkomen.
Ofschoon niet alle zekerheid daardoor verkregen wordt,
zou zij het wenschelijk achten, dat art. 16 der gemelde Sta
tuten, zooals deze laatstelijk bij K. B. van 16 Sept. 1903 ge
wijzigd zijn, gelezen worde als volgt:
«Wanneer het bedrag der beschikbare gelden, voor
»het doel der Vereeniging vereischt, de som van vijf-
Dhonderd gulden overtreft, is het Bestuur verplicht
«deze gelden te beleggen door plaatsing in de Leidsche
«Spaarbank of in de Rijkspostspaarbank, door aankoop
«van Nederlandsche Staatsschuld of door beleening of
«prolongatie op soliede effecten; op andere wijze alleen
«met toestemming der Algemeene Vergadering en van
«Burgemeester en Wethouders van Leiden."
De Commissie heeft mitsdien de eer U te adviseeren Bur
gemeester en Wethouders op te dragen zoo spoedig mogelijk
met het Bestuur der genoemde Vereeniging in overleg te
treden om tot een wijziging de Statuten te geraken in boven-
gemelden zin en de alzoo gewijzigde Statuten ter goedkeuring
aan den Raad over te leggen.
A. J. van Hoeken, J.Jzn., Voorz.
J. P. Vergouwen.
A. I. Witmans Mzn.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De Voorzitter. Wat nu betreft dit voorstel, hebben wij
daarover met elkander geraadpleegd, maar zijn tot de con
clusie gekomen, dat het toch niet wenschelijk is die bepaling
in de Statuten op te nemen, en wel om deze reden.
Ten eerste komt het ons op grond van het ingewonnen
advies van het Bestuur der Vereeniging voor, dat het bedrag
van 590 veel te klein is om de kas loopende te houden.
Vandaar dan ook, dat toen de moeilijkheid in Juli 1904 is
ontstaan en wij het Bestuur over die rekening hebben geïn
terpelleerd, dat Bestuur ons een brief heeft geschreven, waarin
het zich bereid verklaart om telkens wanneer het bedrag
aan kasgeld meer dan 1000 bedroeg, dat meerdere te depo-
neeren in de Spaarbank van de Maatschappij tot Nut van
't Algemeen, dezelfde maatregel dus, dien de Commissie van
Financiën hier wil voorgeschreven zien, terwijl met de andere
gelden zal worden gehandeld overeenkomstig art. 16 van de
Statuten. Uit een en ander volgt dus, dat een bedrag van
500 te weinig is om de kas gaande te houden.
Maar bovendien ontraden wij dat ook naar aanleiding van
hetgeen het Bestuur ons heeft medegedeeld, dat het voort
durend zint op maatregelen om dat kasgeld niet te hoog te
laten; en nu komt het ons voor, dat ingrijpen in loopende
onderhandelingen in het belang van den loop van zaken niet
wenschelijk zou zijn. Daarom stellen wij aan de Commissie
voor haar \oorstel terug te nemen en deze zaak verder over
te laten aan de onderhandelingen, die door het Dagelijksch
Bestuur met het Bestuur van de Vereeniging zullen worden
gevoerd, overtuigd als wij zijn, dat dat Bestuur van zijn kant
al het mogelijke wil doen, om in dezen den waarborg voor
de Gemeente zoo groot mogelijk te maken. Ik kan hierbij
nog mededeelen ik meen dat reeds te hebben gezegd
dat het Bestuur heeft besloten alles, wat het aan waarde heeft,
niet onder zich te houden, maar te deponeeren onder de
hoede van den Gemeente-ontvanger in de ijzeren kist der
gemeente; wel een bewijs dus, dat de Vereeniging van haar
kant al het mogelijke doet om de zekerheid en de gerustheid,
die naar aanleiding van het gebeurde buiten hare schuld wel
eenigszins gaande is gemaakt, te herstellen.
De heer Vergouwen. In de eerste plaats moet ik opmerken,
dat het voorstel van de Commissie van Financiën is bedoeld
als voorzorgsmaatregel, maar niet als blijk van wantrouwen.
In de tweede plaats wensch ik even op dat cijfer 500 te
wijzen. De bedoeling is niet bepaald het getal van ƒ500.—
Wanneer blijkt, dat het Bestuur met ƒ500.— niet toe kan,
dan kan dat cijfer worden verhoogdmaar waar U hebt gezegd
dat Burg. en Weth. met het Bestuur van de Vereeniging in
onderhandeling zijn, daar acht de Commissie van Financiën
het beter op het oogenblik dit punt niet verder ter sprake
te brengen en derhalve haar voorstel in te trekken. Alleen
drukt zij als haar verlangen uit, dat het resultaat van de
onderhandelingen ter goedkeuring aan den Raad zal worden
overgelegd.
De Voorzitter. Ik wil gaarne de toezegging geven, dat
wij het resultaat van de onderhandelingen aan den Raad
zullen mededeelen. Wanneer de onderhandelingen mochten
leiden tot wijziging van de statuten, dan zullen natuurlijk