170
DONDERDAG 17 NOVEMBER 1904.
De heer Vergouwen. M. d. V. Uit n°. 243 van de Ingekomen
Stukken blijkt ons, en U hebt daaraan zooeven herinnerd,
dat de Waag- en Ijkmeester tot nog toe een inkomen heeft
gehad van f 960.—. Nu is dat iemand, die al eenige jaren
die functie heeft bekleed. Aanvankelijk het is mij niet
precies bekend hoeveel heeft hij een mindere bezoldiging
gehad dan hij nu heeft. De f 960.—, die hij nu geniet, was
evenwel het maximum; dat bedrag was dus voor dentegen-
woordigen waag- en ijkmeester het hoogtepunt, en nu be
vreemdde het mij, dat Burg. en Weth. bij de aanstelling
van een nieuwen titularis niet voorstellen dat hoogtepunt te
verlagen, maar bij het oude bedrag bovendien nag f 40.— te
voegen. Wat ik meende, dat beslist het maximum-salaris
was, is het volgens Burg. en Weth. niet; integendeel, het
maximum-salaris wordt door hen voorgesteld met ƒ40.te
verhoogen, zoodat de 1000.— bezoldiging, die thans in over
weging wordt gegeven, het minimum-salaris is. Want feitelijk
is dat zooveel als het aanvangssalaris, zoodat wij bij de be
handeling van de begrooting voor volgende jaren voor de
vraag kunnen komen, of wij het tractement van f 1000.
zullen verhoogen met f 100.of f 200.of 250.al naar
gelang van de praestatie van den ambtenaar.
Nu had ik gemeend, dat ook hier de gewone regel zou zijn
toegepast, dat het salaris van den nieuwen titularis wat
lager zou worden gesteld dan de tegenwoordige ambtenaar
heeft. Natuurlijk is mijne bedoeling niet om tot het oorspron
kelijke bedrag van de bezoldiging terug te keeren. De tijden
zijn veranderd en daar zou ik dus niet voor zijn. Maar het
komt mij voor, dat wij niet moeten verhoogen noch op
dezelfde hoogte houden het traktement, dat de voorganger
van den nieuwen titularis had.
De Voorzitter. Ik kan hetgeen de heer Vergouwen heeft
gesproken rectificeeren door mede te deelen, dat dit salaris
niet beschouwd is als aanvangssalaris, maar als fixum, en
ook, dat wij hier niet te doen hebben met salarissen op
maxima, maar dat die bezoldigingen zijn vastgesteld op een
fixum respectivelijk van 760,en van f 200.— als waag-
meester en als ijkmeester, en dat die salarissen zijn vastge
steld bij een begrootingspost en van een minimum of een
maximum in dezen dan ook nooit sprake is geweest. Daarbij
komt nog, dat met het oog op de uitbreiding van de werk
zaamheden van den nieuwen titularis het ons dringend ge-
wenscht voorkwam de bezoldiging met een klein bedrag te
verhoogen. Maar alvorens ik nader argumenten ter verdedi
ging van ons voorstel in het midden breng, wensch ik eerst
te vragen, of het amendement van den heer Vergouwen on
dersteund wordt.
Het amendement-Vergouwen wordt voldoende ondersteund
en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De Voorzitter. Als vervolg van wat ik zooeven zeide, wensch
ik nog nader er de aandacht op te vestigen, waarom Burg.
en Weth. meenen, dat het wenschelijk is het salaris op
f 1000, te bepalen.
Zooals ik reeds zeide, is in de laatste jaren de markt alhier
op een zeer gelukkige wijze uitgebreid en daardoor zijn de
werkzaamheden van den ambtenaar in kwestie meer omvang
rijk geworden. Nu is voorts gebleken, dat voor de werkzaam
heden, aan deze betrekking verbonden, niet alleen een krach
tige persoonlijkheid noodig is, maar dat men daarvoor iemand
moet hebben, die in administratieve werkzaamheden ervaren
is en die bovendien niet onbedreven is in de kennis van
verschillende wetten. De moeilijkheden, die in den laatsten
tijd met verschillende marktbezoekers ontstaan, hebben ons
reeds noodig doen oordeelen aan den tegenwoordigen titularis
toe te Jvoegen iemand, bekend met de behandeling van ver
schillende wetten, verordeningen e. d. Onder die omstandig
heden kwam het ons voor, dat het bij een zoo belangrijke
betrekking inderdaad niet te veel zou zijn daarvoor een salaris
van f 1000.te geven. De voor de betrekking geschikte
persoon moet betaald worden, en daarom achten wij ons wel
verantwoord om, waar de tijden zoo zijn veranderd, voor te
stellen een salaris te geven tot het gevraagd bedrag, dat is
slechts f 40.hooger dan het salaris van den aftredenden
ambtenaar. De heeren weten dat tot nu toe met beide sala
rissen is bereikt de som van f 960.en wat is nu, waar
men aan die functie hoogere eischen stelt dan voorheen, een
meerder bedrag van f 40.ten einde de bezoldiging te
brengen op het bedrag, dat wij meenen dat in de gegeven
omstandigheden werkelijk vereischt is.
Ik meen den Raad de overtuiging te hebben kunnen geven,
dat het werkelijk wenschelijk is ons voorstel aan te nemen,
terwijl ik tevens de verzekering kan geven dat dit bedrag
niet door ons bedoeld is als aanvangssalaris, maar als fixum.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik ben tot op dit oogenblik
van gedachte geweest, dat het salaris van 1000.— geen
fixum, maar een aanvangssalaris was, en dat, zooals het meer
met gemeente-ambtenaren voorkomt, bij de verschillende
begrootingen de post vatbaar is voor een verhooging ten
gevolge van meerdere werkzaamheden, nauwgezette plichts
betrachting e d.
Waar U spreekt dat het een fixum is en de post dus zoo
blijft en geen verhooging van den post in het vooruitzicht
is, trek ik mijn voorstel in.
De Voozzitter. De heer Vergouwen trekt zijn amendement in,
zoodat het derhalve geen punt van bespreking meer uitmaakt.
De heer van Hoeken. M. d. V. Mag ik dan voorstellen
sub 2° te lezente bepalen, dat met ingang van 1 Januari 1905
zal worden aangesteld een waag- en ijkmeester op een jaar
wedde van 1000.als maximum9
De Voorzitter. Dat is een verzoek dat een volgenden
Raad niet kan bindenzelfs in de verordening vastgelegd, is
een volgende Raad niet gebonden aan hetgeen door ons is
vastgesteld. Maar dit kan ik zeggennaar mijne meening is
1000.voldoende, en het is niet te verwachten, dat van
ons zal uitgaan een voorstel tot verhooging der bezoldiging.
De heer van Hoeken. M. d. V. Als ik spreek van een
maximum, moet dat allerminst geacht worden als zou ik in
twijfel trekken hetgeen Burg. en Weth. wenschen, maar de
verhoogingen zoo nu en dan van salarissen, bij de behandeling
der begrooting, hebben meestal plaats van die, welke niet bij
verordening zijn geregeld; alleen komen daarvoor in aan
merking zij, die van ijver en plichtsbetrachting blijken geven.
Nu bestaat de kans, zoolang dit salaris niet bij verordening
is geregeld door een minimum en een maximum, dat Burg.
en Weth. tegen hun wil, als deze ambtenaar door plichts
betrachting uitmunt, door den Raad zullen worden aangespoord
tot verhooging, niettegenstaande men niet hooger wenscht
te gaan.
De VooRzirTER. Ik zou den heer Van Hoeken aanraden
dat voorstel niet te doen dat zou een unicum zijn. Wel
kunnen wij voorschrijven als maximum of minimum, maar
dat is iets dat niets uitwerkt; als een volgende Raad de
voorschriften, die wij wenschen, weg neemt, kunnen wij niets
daaraan doen. Wel kunnen Burg. en Weth. de verzekering
geven dat niet licht van hen een voorstel tot verhooging zal
uifgaan.
Men bedenke toch, dat niets een raadslid belet in een vol
gende Raadszitting te zeggenIk stel voor die woorden »als
maximum" er uit te nemen, en dan zullen zij uit ons besluit
genomen kunnen worden. Dus wat gij u voorstelt, bereikt u
niet. Wat u bereiken kunt en bereikt hebt is dit, dat Burg.
en Weth. zeggen, dat van hun kant niet licht een voorstel
zal uitgaan om die bezoldiging te verhoogen.
De heer Fockema Andre.e. M. d. V. Mag ik een enkele
vraag doen. Ik heb op zich zelf geen bezwaar tegen het vierde
punt van het voorstel van Burg. en Weth. Integendeel, ik
vertrouw Burg. en Weth. gaarne het maken van de instructie
toe. Maar ik wensch de vraag te doen ik ben daaromtrent
niet genoeg op de hoogte of het tot nog toe geen gebruik
is geweest, dat de Raad de instructie vaststelde van de amb
tenaren, door den Raad benoemd. Als dat zoo is, dan zou ik
die traditie willen handhaven.
Ik wensch hieromtrent evenwel geen voorstel te doen, want
ik wil niet den schijn aannemen de zaak niet aan Burg. en
Weth. toe te vertrouwen. Indien dat gebruik inderdaad be
staat, zou ik aan Burg. en Weth. in overweging willen geven,
dit gedeelte van het voorstel in te trekken. Bedrieg ik mij
evenwel in mijne herinnering, dan is er natuurlijk bij mij
geen bezwaar tegen dat vierde punt.
De Voorzitter. De heer Fockema Andreae heeft gelijk,
althans gedeeltelijk. Bij verordening is door den Raad de
instructie voor den ijker bepaald; voor den waagmeester werd
een instructie evenwel door Burg. en Weth. vastgesteld, althans
indien ik mij niet zeer bedrieg. Ik wil dan ook zeer gaarne
de opmerking van den heer Fockema Andreae ter harte nemen
en ook namens het Dagelijksch Bestuur de verzekering geven,
aan den Raad voorstellen of mededeelingen omtrent de instructie
te doen.
De heer Fockema Andrew Als Burg. en Weth. dat aldus
willen regelen, geloof ik, dat dat zeer verstandig zal zijn.
De heer Korevaar. M. d. V. Wanneer die traditie niet be
staat, waarom zouden wij dan de regeling van de instructie
voor dezen ambtenaar bij den Raad brengen?
De Voorzitter. De zaak is »half» op het oogenblik. De eene
instructie is door den Raad vastgesteld, de andere door
Burg. en Weth.
Intusschen komt thans het vierde punt van de voordracht
te vervallen, terwijl Burg. en Weth. nader zullen overwegen,
of de instructie voor den waagmeester door den Raad zal
worden vastgesteld dan wel of zij dat zelf zullen doen. In elk