108
heeft overtroffen en dat ook hier een veel grootere afname
van electrischen stroom voor motorische doeleinden mag
worden verwacht, dan in het rapport der heeren Doyer en
van Doesburgh werd aangenomen. De klein-industrie moge
al niet dadelijk toetreden, komen doet zij zeker.
Na het bovenstaande mag hier intusschen niet verzwegen
wordendat in Haarlem op de begrooting voor het jaar 1905
(eveneens het derde jaar der exploitatie) der gemeente-licht
fabrieken voor de afdeeling sElectriciteit" een nadeelig slot
is uitgetrokken van 22.218.—. Aanmoedigend is dit resul
taat zeker niet en naast Groningen bijna onverklaarbaar.
Men houde echter in het oog dat Haarlem in dit opzicht in
minder gunstige omstandigheden verkeert dan Leiden. Haarlem
heeft niet, als Leiden, tal van academische gebouwen, die
electrischen stroom behoeven. Het station wordt er niet van
gemeentewege verlicht. Haarlem is niet als Leiden een fa
brieksstad. Eindelijk heeft men in Haarlem, naar het schijnt,
de fout begaan een hoog tarief te heffen, waardoor de aan
sluitingen aanmerkelijk beneden de raming zijn gebleven.
Het voorbeeld van Haarlem behoeft dus Leiden niet te weer
houden, veeleer mag Groningen tot navolging strekken.
Voor de meerderheid van ons college lost dan ook het
aanhangige vraagstuk zich op in deze enkele woorden, y>nu
of nooit". Nu omdat de lage prijs der grondstoffen de
oprichtingskosten betrekkelijk laag doet zijn; nu, omdat, en
hier deelt de meerderheid geheel het gevoelen van uwe com
missie, indien ook thans nog niet tot de oprichting van eene
centrale van gemeentewege wordt overgegaan, eventueele
concessieaanvragen niet langer zullen mogen worden afge
wezen. Waar wij zelve de oprichting van een electrische centrale
een eisch des tijds noemden, waar de behoefte aan electrischen
stroom, zoo voor Rijks- als gemeente-inrichtingen, zoo voor
groot- als klein-industrie, en voor verschillende particulieren
overtuigend bewezen is, daar zou het niet aangaan de be
vrediging dier behoefte tegen te houden, wanneer particulieren
zich bereid verklaren daarin te voorzien.
Te klemmender wordt dit argument wanneer wij thans,
naast de mededeeling der commissie, dat tot dusverre geen
concessie-aanvragen waren ingekomen, de verklaring kunnen
afleggen, dat sedert een tweetal aanvragen ons college hebben
bereikt. En dat de gemeente zich door het verleenen van
zoodanige concessie aan een groote fout zou schuldig maken,
wij mogen ons ontslagen rekenen dit hier nader uiteen te zetten.
Blijkt dus dat de meerderheid van ons college thans niet
langer aarzelt U voor te stellen tot de oprichting van een
electrische centrale over te gaan, dit mag ons niet weerhouden
U mede te deelen, dat ook weer in die meerderheid- zich
tweeërlei strooming doet gelden.
Ziet de meerderheid der voorstanders, ook ten aanzien der
finantiëele resultaten, de oprichting der centrale met het
volste vertrouwen tegemoet, een harer leden is ten aanzien
van de gevolgen voor den finantiëelen toestand der gemeente
minder optimistisch gestemd. Dit lid is geenszins blind voor
de finantieële moeilijkheden, waarin de gemeente tengevolge
dier oprichting zou kunnen geraken, en voor het bezwaar dat
de lasten der burgerij daardoor, zij het dan tijdelijk, weder
zouden moeten worden verhoogd. Maar indien niettemin ook
dit lid na lang aarzelen ten slotte met overtuiging tot de
oprichting durft adviseeren, dan is dit vooral daarom, omdat
de omstandigheden in verband met den lagen prijs der grond
stoffen thans zoo gunstig zijn, en omdat ieder langer uitstel
de levensvatbaarheid der onderneming slechts zal kunnen
verminderen. Immers ieder jaar zullen door de inrichting van
eigen installaties weder nieuwe afnemers voor de gemeente
verloren gaan, op wier toetreden zij anders met zekerheid had
kunnen rekenen.
Dit alles heeft intusschen de minderheid van ons college
(zij 'tdan de kleinst mogelijke) niet kunnen overtuigen, dat
reeds thans door de gemeente tot de oprichting van een
electrische centrale behoort te worden overgegaan. Deze minder
heid schroomt niet hier als haar gevoelen uit te spreken, dat
het vraagstuk door het verslag uwer commissie geen schrede
nader tot hare oplossing is gebracht.
Ten aanzien van de levensvatbaarheid der onderneming ver
keert zij in volkomen dezelfde onzekerheid als toen Uwe Vergade
ring hare opdracht aan de commissie gaf, en wat de finantiëele
uitvoerbaarheid betreft, zij rnist in het rapport ten eenenmale
iedere aanduiding van de wijze waarop de commissie meent,
dat de eerste kwade jaren der exploitatie zullen kunnen worden
te boven gekomen.
Waarom werd niet door de commissie, toegegeven dat een
enquête onder de ingezetenen zelf weinig waarde zou hebben,
in een vergelijkend overzicht getreden met andere gemeenten,
in binnen- of buitenland, van nagenoeg hetzelfde zielental en
in ongeveer dezelfde omstandigheden als Leiden verkeerende,
een overzicht, dat eensdeels het vertrouwen in de levensvat
baarheid der onderneming zou kunnen verhoogenanderdeels
den twijfel omtrent hare financieele uitvoerbaarheid zou kunnen
wegnemen Waarom wordt niet in een vergelijking getreden van
de destijds, vóór de oprichting zoo in Groningen als Haarlem ge
maakte ramingen van oprichtings- en exploitatiekosten, van
stroomafname voor de verschillende doeleinden, enz. enz. en de
daar later verkregen uilkomsten? Men zou zich althans eenige
voorstelling kunnen maken van de verrassingen, waaraan wij
ook hier tér stede ongetwijfeld zullen blootstaan. Nu dit alles
werd nagelaten, verkeert deze minderheid in volkomen de
zelfde onzekerheid, als toen, ongeveer een jaar geleden, tot
de instelling der Raadscommissie werd besloten.
Ook het feit, dat de grondstoffen thans zooveel goedkooper
zijn als voor 3 jaren, kan voor de minderheid geen argument
zijn om thans tot de oprichting over te gaan. Evenmin als een
goed huisvader een lakensch pak, dat hij eigenlijk niet kan be
talen, zal koopen, omdat het laken toevallig bijzonder goedkoop
is, mag de gemeente tot de oprichting van een electrische cen
trale besluiten, omdat de oprichtingskosten nu lager zijn dan
vroeger, zoolang niet vaststaat, dat ook die lagere oprichtings
kosten de draagkracht der gemeente niet zullen te boven gaan.
En deze laatste overweging weegt daarom voor de minder
heid zoo zwaar, omdat juist in de latere jaren de lasten der
burgerij zoo aanmerkelijk zijn gestegen. In betrekkelijk korten
tijd moest het percentage der inkomstenbelasting van 3i"/0
tot 41°/0 worden verhoogd, terwijl de opcenten op de personeele
belasting tegelijkertijd eene verhooging ondergingen van 68
tot 90. Bedenkt men dan verder, dat de laatstelijk door de
gemeente gesloten groote leeningen juist in de eerstvolgende
jaren voor het eerst gaan aflossen, zoodat de gemeentebe-
grooting in 1906 voor het eerst met een bedrag van ƒ15000.
zal worden bezwaard, welk bedrag in 1907 tot 21800.zal
stijgen, dan mag zonder meerdere zekerheid ten aanzien der
financieele gevolgen thans niet weder tot een zoo belangrijke
uitgave worden besloten.
Wil de minderheid hiermede gezegd hebben, dat de ge
meente nimmer tot de oprichting van een electrische centrale
zal moeten overgaan? Allerminst. Voor haar geldt het »nu
of nooit" dan ook niet. Zij acht het geenszins onmogelijk,
dat ook zij, wanneer zij meer licht zal hebben verkregen, in
een warm voorstander der oprichting zal veranderen, of dat
de financieele omstandigheden der gemeente dermate zullen
veranderen, dat zij zich desnoods jarenlang geldelijke op
offeringen zal kunnen en moeten getroosten voor eene
onderneming die om andere redenen in het belang der
gemeente is. Wat zij niet wil, is een «sprong in het duister",
die vooral in de tegenwoordige omstandigheden niet te ver
dedigen zou zijn.
Evenmin eindelijk deelt de minderheid het gevoelen, dat
een concessie-aanvrage niet langer zou kunnen worden ge
weigerd indien de gemeente thans nog niet tot de oprichting
mocht besluiten. Ook zij is van meening, dat concessie in
geen geval behoort te worden verleend. Indien het tot de
oprichting komtmoet dit van gemeentewege geschieden
maar de zaak is thans nog niet rijp, de fegevens zijn niet
voldoende, de omstandigheden niet gelukkig. Trouwens, dat
concessie-aanvragen reeds zijn ingekomen verwondert haar niet.
Ook zij toch is overtuigd, dat de onderneming op den duur
rentegevend zal blijken, maar de moeilijkheid is juist: hoe
zal de gemeente de eerste moeielijke jaren te boven komen?
Die vraag heeft de commissie niet vermogen op te lossen.
Bovendien is twijfel geoorloofd, of gegadigden naar eene con
cessie zich niet zouden terugtrekken, wanneer later, bij het
ontwerpen der voorwaarden, de vereischte overeenstemming
zou blijken niet te kunnen worden verkregen.
Wij hebben boven ook het gevoelen der minderheid eenigs-
zins breedvoerig weergegeven, omdat wij, getrouw aan de
door ons in dezen gevolgde gedragslijn, u in de gelegenheid
wenschten te stellen omtrent deze zoo gewichtige zaak met
volkomen kennis van zaken te oordeelen. Van een weerleg
ging, thans weer, van de bezwaren der minderheid, mogen
wij ons ontheven achten, waar die weerlegging voor een
groot deel reeds gegeven is in het rapport der cotnmissie
»ad hoe" en voor een ander deel hier boven, waar het
gevoelen van de meerderheid van ons college werd uiteen
gezet.
Ons rest dus nog slechts de taak, en wij kwijten ons
daarvan gaarne, om der commissie onzen warmen dank te
betuigen voor den gewichtigen arbeid, door haar in het belang
der gemeente verricht, en voorts u, op het voetspoor der com
missie, in overweging te geven:
1°. te besluiten tot de oprichting van wege de gemeente
van een electrische centrale, waarvan de oprichtingskosten
een bedrag van 480,000.— niet zullen overschrijden;
2°. commissarissen der stedelijke gasfabriek uit te noodigen,
zoodanige voorstellen bij Uwe Vergadering in te dienen, als
noodig zijn om tot de uitvoering van dit besluit te geraken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.