91
's-Gravenhageden 25sten Juli 1904.
De Minister van Binnenlandsche Zaken deelt ons mede,
dat het zijn voornemen is vóór de in 1905 te houden ver
kiezingen van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
eene algemeene herziening van de indeeling der kiesdistricten
in stemdistricten aan de orde te stellen.
De Minister wenscht daarbij uit te gaan van het beginsel,
dat voor zooveel de plaatselijke omstandigheden dit mogelijk
maken, voor iederen kiezer gelegenheid moet bestaan, binnen
de bij art. 57 der Kieswet aangegeven tijdruimte zijn kiezers
plicht te vervullen.
Wij hebben de eer U, namens den Minister, te verzoeken
in de vergadering van den Raad Uwer gemeente, onder
mededeeling van het bovenstaande, de vraag ter tafel te
brengen, of, mede gelet op de in deze opgedane ervaring,
wijziging van de bestaande indeeling van Uwe gemeente
voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal noodig of wenschelijk is te achten.
Bij het antwoord op deze vraag verlangt de Minister tevens
eene opgave, van elk stemdistrict, zooals het volgens het advies
van den Raad zou blijven of worden, afzonderlijk, van het
getal kiezers volgens de loopende kiezerslijst en het getal
dier kiezersdat op méér dan één uur afstand van het stem
bureau woont.
Ter vergemakkelijking van het overzicht zullen die gegevens
met de eventueele voorstellen tot wijziging zijn samen te
vatten in een staat volgens het hierbij gevoegde model.
Voor zooveel noodig worde daarbij opgemerkt, dat de kolom
6 alleen dan behoeft te worden ingevuld, indien, hetzij wat
de indeeling, hetzij wat de omschrijving zelve betreft, eenige
verandering in den bestaanden toestand wordt voorgesteld.
Den staat, zoo noodig vergezeld van Uwe beschouwingen,
zullen wij gaarne vóór den lsten September e. k. van U
tegemoet zien.
De Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Ilolland
Patijn, Voorzitter.
F. Tavenraat, Griffier.
Aan ITeeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.