89
6°. dat zoolang het terrein van adressanten niet bebouwd
is, dit terrein van den tot 15 M. verbreeden Haarlemmer-
trek vaart weg moet worden afgescheiden door een voldoend
sterke afrastering, ter beoordeeling van Burg. en Weth.;
7°. dat het riool met ruimkasten alsmede de straatkolken
met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de
gemeente
8°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang
zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het
bureau van gemeentewerken;
9°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en
het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de ge
meente worden, geschiede ten genoegen van Burg. en Weth.
10°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór
1 November 1904 geen gebruik is gemaakt;
b. te besluiten dat indien door adressanten van de ver
gunning tot slootdemping gebruik wordt gemaakt en het
verbreede gedeelte van den Haarlemmertrekvaart weg tot aan
den door hen aan te leggen trottoirrand kosteloos aan de
gemeente wordt afgestaan, deze verbreeding door en voor
rekening van de gemeente zal worden verhard.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de Edelachtbare Heeren Leden van den Raad
te Leiden.
Geven met verschuldigde eerbied te kennen C. Lenterman
en C. H. Basart te 's Gravenhage dat zij vergunning verzoeken
om de sloot voor hun perceel grond gelegen aan de Haarlemmer
trekvaart kad. Sectie K N°. 1518 ter lengte van pm. 55 Meter
te mogen dempen.
't Wefk doende
C. Lenterman.
C. H. Basart.
's Gravenhage 27 Juni 1904.
N°. 179. Leiden, 9 Augustus 1904.
Evenmin bestaat bij de commissie van fabricage of bij ons
college bezwaar om aan 11. van Oosterum Jr. vergunning te
verleenen tot demping van het gedeelte sloot lang de Haar
lemmertrekvaart weg, gelegen vóór de perceelen Sectie K
Nis. 28 en 31, mits bij de demping dezelfde voorschriften
worden in acht genomen.
Wij geven u dus in overweging:
a. aan H. van Oosterum Jr. voornoemd, behoudens rechten
van derden, vergunning te verleenen tot het dempen van
het gedeelte sloot langs den Haarlemmertrekvaartweg, ter
lengte van ongeveer 78 Mgelegen vóór de perceelen, kadastraal
bekend Gemeente Leiden, Sectie K n°. 28 en 31
onder voorwaarde:
1°. dat het gedeelte sloot ontdaan worde van bodem- en
drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot
nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte;
2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een
riool, inw. wijd 40 bij 60 cMi van cementen bodem- en
kruinstultken, op doorgaande grondplank van voldoende
zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 1.15 M.
N. A. P. en dit in aansluiting worde gebracht met de nieuwe
riolen in de aan te leggen straten volgens nadere aanwijzing
van Burgemeester en Wethouders;
3°. dat het riool voorzien worde, volgens nadere aanwijzing,
van 4 ruimkasten, inw. wijd 1 x 1.65 M., met den bodem
binnenwerks op een diepte van 1.30 M. N. A. P., met
wanden en bodem ter dikte van ten minste 18 cM. van
klinkers in sterke specie te metselen op een houten rooster
werk en op door Burg. en Weth. nader aan te geven hoogte
af te dekken met platen van voldoende zwaarte, van ijzer
of van hardsteen;
4°. dat aan beide einden van het gedeelte sloot schoeiingen
geplaatst worden, waarvan teekening en constructie vooraf
door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd
en deze schoeiingen voorzien worden van ijzeren hekken,
waarvan eveneens teekening en constructie vooraf door Burge
meester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd; tenzij het aan
grenzende slootgedeelte ook mocht worden gedempt, in welk
geval de schoeiing met hek aan het noordelijk uiteinde ach
terwege kan blijven;
5°. dat op de nader door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen plaatsen, 5 gegoten ijzeren straatkolken, van het
door de Gemeente gebruikt wordende model, worden geplaatst,
die door middel van verglaasd Engelsch aaiden buizen, inw.
wijd 20 cM. met het riool worden verbonden;
6°. dat, zoolang adressants terrein nog niet bebouwd is, dit
terrein van den tot 15 M. verbreeden Haarlemmertrekvaartweg
moet worden afgescheiden door een voldoend sterke afraste
ring, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders;
7°. dat het riool met ruimkasten alsmede de straatkolken
met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de
gemeente
8°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang
zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het
bureau van gemeentewerken
9°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en
het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de
gemeente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders;
10°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór
1 November 1904 geen gebruik is gemaakt.
b. te besluiten dat indien door adressant van de vergunning
tot slootdemping gebruik wordt gemaakt, en het verbreede
gedeelte van de Haarlemmertrekvaartweg tot aan den door hem
aan te leggen trottoirrand kosteloos aan de gemeente wordt
afgestaan, deze verbreeding door en voor rekening van de
gemeente zal worden verhard.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
No. 180
Leiden, 9 Augustus 1904.
Na de door Uwe Vergadering bij Raadsbesluit van 22 Octo
ber 1903 op een analoog verzoek van den aannemer van Lith
genomen beslissing zal uit den aard der zaak ook op het
hierbij overgelegd verzoek van Gebrs van Ulden ten deele
gunstig moeten worden beschikt. Waar wij toch destijds in
ons praeadvies op het verzoek van den aannemer van Lith
(Zie n°. 291 der Ingekomen Stukken) als onze meening
meenden te mogen uitspreken, dat noch rechts-noch billijk-
heidsgronden voor de inwilliging van dat verzoek waren aan
te voeren, en dat de aannemers van de gemeente-reiniging
dan zeker met meer reden op schadevergoeding zouden
kunnen aandringen, daar spreekt het wel van zelve, dat aan
deze adressanten die reeds in 1893, toen de Ongevallenwet
nog nauwelijks in zicht was, hun contract met de gemeente
afsloten, die vergoeding niet kan worden onthouden nu Uwe
Vergadering besloot haar aan eerstgenoemden toe te kennen.
Intusschen komt het ons voor, dat dan ook aan deze
adressanten de helft van de door hen betaalde premiën behoort
te worden gerestitueerd. Waar de commissie van fabricage
overeenkomstig het advies van den hoofdopzichter van ge
meentewerken het door adressanten genoemd bedrag van
f 647.30 als het juiste meent te mogen aanvaarden, daar
kunnen wij niet inzien waarom de vergoeding f 300.— in
stede van f 323,65 zou moeten bedragen.
Mitsdien geven wij U in overweging ons te machtigen
aan Gebrs van Ulden van de door hen als aannemers van
het reinhouden der gemeente betaalde premiën aan de Rijks
verzekeringsbank een bedrag van f 323.65 te restitueeren en
tot de vaststelling van nevensgaanden staat model A over
te gaan.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog
f 2778.70 beschikbaar. l
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Léiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden. .,>1:
Geven met verschuldigde eerbied te kennen Petrus en
Johannes van Ulden als oudpachter v/h reinhouden der
gemeente.
Dat zij in 't laast pacht Contract over de laaste elf maan
den hebben moeten betalen eene som van 647.30 aan de
Ongevallenwet.
Dat zij in 1903 bij de aanvang van dit contract allermipst
hebben kunnen berekenen dat zij deze som zouden moeten
betalen en adressanten van meening zijn dat het geen betoog
behoeft dat zij van hunne pachtperiningen zulk een onvoor
ziene post niet konden Voldoen.
Redenen waarom adressanten uwe geëerde vergadering
eerbiedig verzoeken hun deze bovengenoemde som te willen
vergoeden.
Leiden, 14 Juni 1904.
't Welk doende
Gebrs van Ulden.
N°. 181. Leiden, 9 Augustus 1904.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van J. de Lange
te Oudshóorn, hebben wij de eer u mede te deelen, dat wij
volkomen het gevoelen der commissie van fabricage deelen
dat van het daarin vervat aanbod slechts dan gebruik behoort
te worden gemaakt, als adressant, zooals in dergelijke
gevallen steeds gebruikelijk is, tevens de overdrachtskosten
voor zijn rekening neemt.