GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 83 ISCKKOXSir STUKKEN. N°. 171. i Leiden, 22 Juli 1904. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling over te leggen een staat van af- en overschrijving op de begrooting voor 1904, strekkende tot verhooging van volgn. 149 »Kosten van examens en proeflessen der onderwijzers" met f 825. ten einde daaruit te kunnen voldoen de kosten van het verge lijkend examen voor de betrekking van Hoofd der openbare lagere school 3e klasse n°. 3. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan de af schrijving plaats heeft, zijn nog 4353.70 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 172. Leiden, 2 Augustus 1904. Ingevolge art. 2 der verordening van den 2en October 1902, houdende Reglement op het beheer en bestuur van het Krankzinnigengesticht »Endegeest" en het Sanatorium voor zenuwlijders »Rhijngeest", hebben wij de eer U, ter ver vulling der vacature, welke zal ontstaan door de periodieke aftreding van Dr. E. F. van Dissel als lid der Commissie van Beheer, na raadpleging dier Commissie, de volgende aanbe veling aan te bieden: lo. Dr. E. F. VAN DISSEL. 2». J. J. HASSELBACH. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 173. Leiden, 4 Augustus '04. Ingevolge de artt. 3 en 4 der wet van 5 April 1870 (Stblad n°. 63) moet vóór den len September a. s. door den Gemeen teraad aan den Commissaris der Koningin een opgave worden ingezonden voor de benoeming van drie leden van het college van zetters voor 's Rijks directe belastingen, bestaande uit tweemaal zooveel personen als er leden te benoemen zijn. Op den laatsten December van dit jaar moeten volgens den rooster aftreden de heeren W. Kok, P. J. Groen en J. Wilhelmy Damste, die evenwel herbenoembaar zijn. Wij geven u mitsdien in overweging tot de vaststelling van de opgave over te gaan, waarvoor u hierbij een aanbe veling wordt aangeboden. Opgave van personen ter benoeming tot zetter van 's Rijks directe belastingen. I. 1°. Willem Kok, wonende te Leiden, architect en timmerman, geboren 18 Januari 1833. 2°. Barend Egbert Spijker P.Hz., wonende te Leiden, krui denier, geboren 4 December 1859. II. 1°. Pieter Jacob Groen, wonende te Leiden, zonder beroep, geboren 24 September 1828. 2°. Petrus Jacobus Perquin, wonende te Leiden, bouwkun dige, geboren 9 November 1870. III. 1°. Johannes Paulus Fontein, wonende te Leiden, krui denier, geboren 11 Maart 1854. 2°. Johan Peter Jacob van Ewijk, wonende te Leiden, behanger, geboren 14 Juli 1866. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 174. Leiden, 4 Augustus 1904. Bij Raadsbesluit van 21 Januari 1.1. werd laatstelijk een bedrag van f 800.door u toegestaan om in de voorloopige organisatie van den uit de woningwet voortvloeienden dienst te kunnen voorzien. Wij vertrouwden toen tot aan het einde van het jaar met dit bedrag te kunnen volstaan. Het is intusschen gebleken, dat de voorloopige inrichting van dezen diensttak meer arbeidskracht eischte dan die van den tijdelijk aangestelden ambtenaar. Vandaar dat hem voor de controle van het aantal vertrekken in de aangegeven woningen, voor de vergelijking van het opgegeven aantal bewoners met het bevolkingsregister, voor het aanleggen van het wettelijk register en voor het inwinnen van allerlei infor maties nog twee hulpkrachten moesten worden toegevoegd. Dientengevolge is thans ten volle over de toegestane som beschikt. Intusschen meenen wij thans met zekerheid te kunnen ver klaren, dat indien met de thans beschikbare krachten kan worden doorgewerkt, de voorbereidende werkzaamheden met het einde van dit jaar zullen zijn afgeloopen en met ingang van 1 Januari 1905 tot de definitieve inrichting van het bureau zal kunnen worden overgegaan. Het is ons voornemen dan de bouwpolitie en hetgeen verder ter uitvoering van de woningwet en van de daaruit voort vloeiende verordening op de bewoning noodig is, wegens het nauw verband tusschen beide bestaande, aan één bureau op te dragen. Is eenmaal de dienst georganiseerd dan zal, naast den Inspecteur der Bouwpolitie, met één ambtenaar, meer speciaal belast met de zorg voor de naleving van de verorde ning op de bewoning, kunnen worden volstaan. Aan dien ambtenaar zal, naar het ons voorkomt, een jaarwedde van 800.— moeten worden toegekend, terwijl voorts een bedrag van f 200.voor eventueel schrijfloon zal moeten worden uitgetrokken. Bij de vaststelling van de begrooting voor het volgend dienstjaar zal u de gelegenheid gegeven worden te dier zake een beslissing te nemen. Inmiddels geven wij U in overweging andermaal een bedrag van f 750.ter onzer beschikking te stellen ten einde de voorloopige regeling nog in dit jaar te kunnen voltooien. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog f 3528.70 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden N°. 175. Leiden, 4 Augustus 1904. Wegens de sluiting van het dienstjaar 1903 op 30 Junij.l. zullen de niet verwerkte bouwkosten van het Sanatorium Rhijngeest f 2497.29), het Openbaar Slachthuis f 5560.415), den nieuwen gashouder 140000), het perceel Breestraat n°. 94 (ƒ11458.03), de brug over den Zoeterwoudschen Singel gracht (ƒ4726.95) en de loods voor groenten veilingen (ƒ399.80), te zamen f 164642.485, op de begrooting voor 1904 moeten worden overgebracht, opdat met de geregelde afdoening der betalingen kunne worden voortgegaan. Tot dekking van deze som zal in de eerste plaats gebruik behooren te worden gemaakt van het batig slot der buiten gewone ontvangsten en uitgaven van het jaar 1903 na aftrek van het bedrag van 731.50 waarover reeds bij Raads besluit van 5 Mei 1904 is beschikt - ten bedrage van ƒ35296.31. Voor het overige zal de post «Geldleening ter voorziening in de kosten van buitengewone werken" der begrooting voor 1904 moeten worden verhoogd. Bij de raadsbesluiten tot het aangaan van de geldleeningen voor de bovengenoemde werken zijn de betrekkelijke begrootingsstaten wel reeds tot het volle bedrag door U vastgesteld, doch de leening van 500000.— nominaal, krachtens Raadsbesluit van 10 December 1903 o. m. ten behoeve van de bovenbedoelde werken aangegaan, werd slechts voor een gedeelte in 1903 ontvangen; het restant zal in 1904 en begin 1905 worden ontvangen en in de rekening van 1904 worden verantwoordde daarvoor noodige en in deze voordracht bedoelde verhooging van den post sGeldleening" is dan ook niet anders dan een eenvoudige begrootingsregeling. Verder zijn eenige vorderingen, de gewone middelen van het dienstjaar 1903 betreffende, onbetaald gebleven, tot een gezamenlijk bedrag van 8123.09. Deze vorderingen moeten ingevolge de administratieve voor schriften ten laste van den post voor Onvoorziene Uitgaven voor het jaar 1904 worden gebracht. Aangezien deze som evenwel begrepen is in het batig slot van de gewone Ontvangsten en Uitgaven van 1903, kan ten behoeve van deze uitgaaf worden beschikt over een gedeelte van dit batig slot, op de begrooting voor 1904 over te brengen. Wij geven U daarom in overweging tot vaststelling van de hierbij overgelegde suppletoire begrooting dienst 1904 en van den staat model A, inhoudende het besluit tot be taling van de vorderingen ad 8123.09 uit de Onvoorziene Uitgaven van 1904, te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 176. Leiden, 30 Juli 1904. Wij hebben de eer U hierbij aan te bieden de Rekening der Ontvangsten en Uitgaven der gemeente over het jaar 1903. De Ontvangsten hebben blijkens die rekening bedragen de som van1696901.71® De Uitgaven de som van1633846.82 zoodat het dienstjaar 1903 een batig saldo van 63054.89® heeft opgeleverd. Uit de overeenkomstig de nieuwe voorschriften ingerichte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 1