79 komstig de overgelegde teekening, van een houten gebouw tot berging van gips en schelpen en van een houten droogloods voor holle gipsplaten, op het terrein aan den Morschweg, kadastraal bekend onder Sectie L n°. 771 en 773, gemeente Leiden, en om die gebouwen aldaar gedurende drie jaren te hebben, na afloop van welken termijn zij öf zullen moeten wor den verwijderd öf door ijzeren vervangen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Hiermede neemt ondergeteekende de vrijheid UEd. Achtb. vergunning te vragen om op een terrein aan den Morschweg bij het kadaster bekend als: Gemeente Leiden, Sectie L n<« 771 en 773 een houten bergplaats voor gips en schelpen, en een droogloods voor holle gipsplaten te plaatsen. Deze vergunning verzoekt ondergeteekende voor den tijd van drie jaren, daar bij het slagen van deze onderneming het plan bestaat deze houten bergplaats door een ijzeren te vervangen, daar het eene proefneming is, waarvoor de groote koèten om dadelijk ijzerconstructie toe te passen te vele gel delijke offers zoude vergen. Hierdoor kunnen holle gipsplaten, verbeterd systeem Bruck ner, worden vervaardigd, waarmede te Leiden dan een nieuwen tak van nijverheid wordt gevestigd. 't Welk doende met verschuldigde gevoelens, D. van Lith. Leiden, 12 Juli 1904. No. 164. Leiden, 19 Juli 1904. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van W. F. N. Koster, concierge aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, alhier, geven wij U in overweging aan adressant eene tege moetkoming in zijne verhuiskosten te verleenen van f 50.—. Wèl zullen daardoor de door hem gemaakte kosten van verhuizing niet ten volle worden gedekt, maar uit het oog mag niet worden verloren, dat Koster thans een veel ruimer en geriefelijker woning heeft gekregendan tot dusver door hem werd bewoond en evenmin dat de nieuw aangeschafte goederen zijn eigendom zijn en blijven. Alleen daarom dan ook achten wij eenige tegemoetkoming noodig, omdat hij nu eenmaal tot verhuizing gedwongen werd, maar bepaling dier vergoeding op 50.— schijnt ons alleszins billijk. Ten einde nu die som uit den post voor Onvoorziene Uit gaven, waarop thans nog ƒ4503.70 beschikbaar zijn, te kunnen betalen, stellen wij u tevens voor tot de vaststelling van bijgaanden staat model A over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Edelachtbare Heeren. Wegens de verbouwing van de lokalen der H. B. School in de groote vacantie, moet ondergeteekende, concierge der H. B. School, zijne woning tot zijn groot leedwezen verlaten en zal hij weldra de woning betrekken in de Lokhorststraat in de lokalen van het oude Gymnasium. Dit onwillekeurig verhuizen, waarom hij niet gevraagd heeft, maar dat hem door den nood wordt opgelegd, levert voor hem en zijn gezin een groot bezwaar op wegens de kosten aan verhuizen ver bonden. Twintig jaar toch heeft ondergeteekende onafgebroken ge woond op de bovenverdieping van de H. B. School aan de zijde der Pieterskerk gracht en in dien tijd zijne woning geheel naar zijn behoeften ingericht. De woning die hij gaat bewonen is grooter dan waar hij thans woont, er zijn daar dertien lichtkozijnen en waar hij nu woont maar vier, dus moet hij voor negen lichtkozijnen gordijnen aanschaften, en dan zijn de overige rol- en meubel gordijnen alle veel te klein. Ook is hij genoodzaakt het vloerkleed van zijn tegenwoordige voorkamer te laten verknippen voor twee kleine kamers, omdat het te klein is voor de voorkamer der nieuwe woning en dezelfde stof niet meer voorhanden is om het te vergrooten. Ook heeft hij drie kamertjes en een portaal moeten voorzien van vloerzeil en zoo zijn er nog buiten het verhuizen zelf, vele kleine onkosten aan verbonden welke men moeilijk be reken kan. Daar deze onkosten hem zwaar drukken, wendt onderge teekende zich tot Uw College met het beleefd verzoek hem eenigszins tegemoet te komen, tot het bestrijden van de nood zakelijkste uitgaven aan het verhuizen verbonden. Uw dienstwillige en onderdanige dienaar, W. F. N. Koster. J^eiden 2 Juli 1904. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 165. Leiden, 13 Juli 1904. Wij hebben de eer U te berichten dat de Voorzitter onzer Commissie, de Heer Dr. H. A. Lorentz, gemeend heeft dit jaar zich niet meer beschikbaar te moeten stellen als lid der Commissie. Al onze pogingen om ZEd. op dit besluit te doen terug komen, zijn mislukt. Met groot leedwezen zien wij den Heer Lorentz uit ons midden gaan. Zoo iemand toch dan mocht hij om zijne uit gebreide kennis, zijne groote toewijding, zijn practischen geest, zijne humane wijze van optreden en zoovele andere uitstekende hoedanigheden aanspraak maken op den dank onzer Commissie niet alleen maar van allen, die met het middelbaar onderwijs op de eene of andere wijze in betrek king staan en wij twijfelen dan ook niet of de Gemeente zal hem dank brengen voor de uitstekende en langdurige diensten als lid en Voorzitter der Commissie bewezen. Ter vervulling van de plaats die tengevolge van het door den Heer Dr. Lorentz te nemen ontslag in de Commissie open valt hebben wij de eer U overeenkomstig artikel 2 der verordening van 7 Mei 1896 aan te bevelen de Heeren 1°. Dr. J. C. J. B1ERENS DE HAAN. 20. Dr. J. E. G. VAN EMDEN. De Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs, Egbert de Vries, loco-Voorzitter. H. M. A. Coebergh, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No 166. Leiden, 21 Juli 1904. Onder de door Gebrs. van IJlden ingevolge art. 44 van het vroegere contract betreffende de gemeentereiniging aan de gemeente overgedragen werken behoort ook de 5 meters breede overweg over Rijnstroom. De beide toegangen tot dezen weg, aan den Hoogen Rijndijk en aan het Utrechtsche Jaagpad, zijn destijds door Gebrs. van Ulden van een verharding met klinkers voorzien, eensdeels om beschadiging van het pad te voorkomen, anderdeels, omdat zij daartoe door Ged. Staten werden ge dwongen. Ook is door hen een walbeschoeiing langs den Rijn oever gemaakt, ten einde dezen 's winters, als tijdelijk een brug over den Rijn wordt gelegd, voor schade te behoeden. Daargelaten nu in hoeverre Gebrs. van Ulden bevoegd zouden zijn geweest deze werken bij het afloopen van het contract weder ongedaan te maken, is het niet te ontkennen, dat de gemeente door de aanwezigheid dezer werken wordt gebaat, zoodat het ons met de commissie van fabricage niet meer dan billijk voorkomt dat de voor die werken gemaakte kosten, bedragende 100.—, aan de vroegere pachters worden geresti tueerd. Mitsdien geven wij U in overweging tot de vaststelling van den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving over te gaan ten einde ons tot deze restitutie in staat te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog f 4453.70 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 167. Leiden, 22 Juli 1904. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van F. G. Marks en P. J. Marks, aannemers van de verbouwing van de Kweekschool alhier, om kwijtschelding van de hun opgelegde boete, hebben wij de eer u het volgende mede te deelen. Voor de te late oplevering van het werk worden door adressanten drie oorzaken aangevoerd, die zonder schuld hunnerzijds tot vertraging in de uitvoering zouden hebben geleid, nl. 't te laat aanvoeren van de benoodigde materialen 't verbod om door te werken tijdens de schooluren, en de noodzakelijkheid om het metselwerk te laten besterven. Het is duidelijk dat geen dezer motieven tot een gunstige beschik king op hun verzoek zou mogen leiden. Voor een tijdigen aanvoer der materialen hadden de aannemers kunnen en moeten zorgen; dat de werkzaamheden tijdens de schooluren gedeel telijk moesten stilstaan, wisten zij vooruit; en dat het metsel werk behoorlijk moet besterven, spreekt van zelf. De eigenlijke oorzaak van de te late oplevering is dan ook een geheel andere. De aannemers waren in de verste verte niet voor hun taak berekend. »Van het begin tot het einde", aldus de Directeur van Gemeentewerken, »is met onvoldoende hulpmiddelen, te weinig personeel en zonder de minste voort varendheid gewerkt. Ten slotte berustte niet alleen het toe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 3