76
DONDERDAG
<16 JUNI 1904.
Commissie van Fabricage de plaats, die nu wordt voorge
steld, als het ware zou hebben opgezocht. Nu heb ik tot
mijn spijt de vergadering van de Commissie, waarin die zaak
aan de orde was, niet kunnen bijwonen, maar als ik mij
wel herinner, konden Burg. en Weth. indertijd zich niet
vereenigen met de plaats, toen door de Commissie van Fabri
cage, in aansluiting met bet rapport van den Directeur van
Gemeentewerken voorgesteld, en was het de vraag, of een
gedeelte van de Turfmarkt, ter plaatse waar gewoonlijk de
poffertjeskraam staat zou kunnen worden aangewezen. Dat is
toen bij rondschrijven geregeld, en ik meen voorgesteld te
hebben, te nemen dat gedeelte van den Apothekersdijk, waar
tegen ik nu tot mijn genoegen hoor, dat Burg. en Weth. geen
bezwaar zouden hebben, indien de Raad daartoe mocht besluiten.
De heer Korevaar heeft gezegd dat, gedrongen door de mensch-
lievendheid jegens dengene, die in de kiosk verblijf moet
houden, de Directeur van Gemeentewerken voorgesteld heeft
tot de plaatsing op het Kort Rapenburg te adviseeren. Ik ben
echter van meening, dat de Apothekersdijk een veel gunstiger
plaats is dan de hoek van het Kort Rapenburg, welke laatste
veeleer volop in den wind staat. Daarentegen is dat gedeelte
van den Apothekersdijk, dat bij Burg. en Weth. geen bezwaar
vindt, veeleer een luwe plek, hetgeen ook zeer ten gerieve
is van het publiek, dat daar komt koopen.
De heer Pera. M. d. V. Ik zal stemmen tegen het voorstel
van Burg. en Weth., maar wensch er bij op te merken, dat
ik de plaats vóór het huis van de Gemeente, door den heer
Zuiderveld gehuurd, ook ongeschikt acht en het bovendien
niet gepast oordeel de kiosk daar 'te plaatsenplaatsing op
den Apothekersdijk komt mij alleszins geschikt voor.
De Voorzitter. Ik zeide reeds, dat er bij Burg. en Weth.
geen bezwaar is, en temeer, daar het ook door de Commissie
van Fabricage ondersteund wordt, dat wij tot de oorspron
kelijke plaats terugkeeren, nl. den Apothekersdijk. Het is de
plek, die in de eerste plaats door adressant verlangd wordt;
Burg. en Weth. wenschen dus de voordracht in dien zin te
wijzigen, dat voor »een stukje grond aan het Kort Rapen
burg" worde gelezen: aan den Apothekersdijk.
De heer Hasselbach Als lid van de Commissie van Fabri
cage, kan ik mij zeer goed met die plaats vereenigen. Wij
waren niet bepaald op de plaats aan het Kort Rapenburg
gesteld, maar de Directeur van Gemeentewerken heeft er zoo
met klem op aangedrongendat wij maar hebben toegegeven
en gezegd: zet de kiosk dan maar daar. Maar wij hebben
geen voorkeur voor die plaats gehad. En wat betreft den
tocht ik vind dat dat hiervan zal afhangen, uit welken
hoek de wind waait.
De heer Korevaar. De heer Hasselbach bedoelt het onge
twijfeld goed, maar ik moet toch eene kleine rectificatie
maken, om misverstand te voorkomen.
De Commissie van Fabricage had niet een bijzondere voor
keur en heeft zich in dit geval gericht naar het advies van
den Directeur der Gemeentewerken, zonder dat door dezen
eenige aandrang op de Commissie is uitgeoefend.
De heer Paul. Ik moet nog even mededeelen, dat ik in mijne
meening versterkt ben, toen ik het stuk las, waarin door de
Commissie van Fabricage geadviseerd wordt de kiosk op het
Kort Rapenburg te zetten, omdat uit de mededeelingen
blijkt dat die plaatsing de Commissie van Fabricage onver
schillig was.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt, gelijk het is gewijzigd, zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
V. Verzoek van A. van Nood Jr. om toekenning van eene
schadevergoeding wegens de opdracht van de bediening der
sproeiwagens aan de aannemers van de Gemeentereiniging.
(Zie Ing. St. n°. 114).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
gunstig op beschikt.
VI. Verzoek van C. L. van Dam en M. van der Laaken om
vergunning tot het dempen van het gedeelte sloot langs den
Hoogen Rijndijk vóór het perceel n°. 52.
(Zie Ing. St. n°. 118).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
gunstig op beschikt.
VII. Verzoek van C. G. L. van Wensen om vergunning tot
het dempen van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk
vóór het perceel n°. 6ó.
(Zie Ing. St. n<>. 128).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
gunstig op beschikt.
VIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
in behoorlijken staat brengen van het perceel Utrechtsche
Veer 9.
(Zie Ing. St. n°. 123 en 132).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
IX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor den
aankoop van een tweetal schrijfmachines.
(Zie Ing. St. n°. 125 en 132).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
X. Voorstel tot verhooging van het op de begrooting voor
<1904 uitgetrokken bedrag voor tijdelijke geldleening ter voor
ziening in de behoefte aan kasgeld.
(Zie Ing. St. n°. 124 en 132).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XI. Voorstel tot verhooging van begrootingsposten van het
dienstjaar 1903, waarvan de raming te laag is gebleken.
(Zie Ing. St. n°. 126 en 132).
De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft bezwaar
ten aanzien van de vaststelling van den staat, model c, omdat
de door de Vereeniging tot bevordering van den bouw van
Werkmanswoningen ingediende rekening over 1903 nog niet
is goedgekeurd en het tekort daarop toch reeds op volgn 200
van genoemden staat voorkomt. Het komt ons voor, dat dit
argument van de Commissie van Financiën geen overwegend
bezwaar behoeft te zijn om thans over te gaan tot vast
stelling van de beide staten, daar dit een voorloopige maat
regel is, die in niets praejudicieert.
De heer Juta. M. d. V. Het betreft hier begrootingsposten
over 1903, waarvan de raming te laag is gebleken, en nu
wenschen Gedeputeerde Staten deze staten van af- en over
schrijving, die op dat jaar betrekking hebben, in den loop van de
maand Juni te ontvangen; ja, zij hebben er ten vorigenjare
op aangedrongen die staten in het begin van de maand Juni
te ontvangen. Nu is er geen bezwaar tegen, om de begrootings-
staten, zooals zij nu luiden, goed te keuren, want ook in het
geval, dat naderhand de Gemeenteraad eens mocht besluiten
om de rekening van de Vereeniging tot bevordering van den
bouw van Werkmanswoningen niet goed te keuren, zou er
niets veranderen; dan wordt eenvoudig van dien post geen
gebruik gemaakt, dan wordt geen nieuwe staat van af- en
overschrijving gemaakt, en zal alleen naderhand uit de
rekening en verantwoording over het jaar 1903 blijken, dat
ingevolge een Raadsbesluit, waarbij de rekening van de Ver
eeniging niet is goedgekeurd, de voorgestelde post is inge
trokken. Zooals de Voorzitter zooeven zeer terecht heeft opge
merkt, er wordt in dezen niets gepraejudicieerd; wij hebben
hier slechts te doen met een maatregel van voorloopigen aard.
Ik geloof dan ook inderdaad, dat de Commissie van Financiën
geen bezwaar behoeft te hebben en dientengevolge ook de
Raad geen bezwaar behoeft te maken deze beide staten goed
te keuren.
De beer A. J. van Hoeken J Jzn. M de V. Ik heb daar
tegen wel eenig bezwaar, niettegenstaande de uiteenzetting
van den Wethouder van Financiën, daarbij den Raad advi-
seerende met het voorstel van Burg. en Weth. mede te gaan.
De heer Juta heeft daarbij beweerd, dat dit besluit niet zou
prejudiceeren op een besluit, dat later genomen zal moeten wor
den ten aanzien van de rekening der Vereeniging tot bevordering
van den bouw van Werkmanswoningen. Maar ik meen, dat wan
neer de begi ooting van 1903 wordt verhoogd zonder dat de reke
ning is goedgekeurd tot den post van 5774.76, Gedeputeerde
Staten zeer terecht zullen kunnen zeggen: Wij kunnen begrijpen,
dat in het begin van een jaar een begrootinspost wordt ver
hoogd, omdat men niet nauwkeurig geweten heeft wat men
noodig had, maar waar het hier een staat van af en over
schrijving betreft tot preciseering der begrooting, in behan
deling den 16den Juni 1904, mocht men toch veronderstellen,
dat de begrooting over <1903 niet met posten zou worden
verhoogd, die later weer teruggenomen zouden kunnen worden.
Welk idéé moeien Gedeputeerde Staten van ons krijgen, wan
neer men maar zoo klakkeloos weg dergelijke posten op de
begrooting brengt, waar de Commissie van Financiën uitstel
vraagt! En waarom vraagt de Commissie uitstel De Commissie
van Financiën heeft, als ik mij goed herinner, de stukken
14 dagen geleden in handen gekregen. En nu is het niet
zoo'n bagatelletje, het is een groot dossier, met de ver
schillende bescheiden, die ons mede ter inzage werden gezonden,
en waarbij nog komt, dat indien Zondag de heer Vergouwen
niet ongesteld was geworden, de Commissie zeker van advies
had gediend. Aan deze rekening zal een ernstig onderzoek