GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
47
IJfGEKOMEJf STIKKEN.
N°. 101. Leiden, 3 Mei 1904.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe vergadering
mede te deelen dat er bij haar geen bezwaar bestaat tegen
de voorstellen van Burg. en Weth.
1°. om de kosten van verbouwing van de school aan de
Oude Vest over te brengen van de begrooting voor 1903 op
die voor 190i (lng. Stukken n°. 85).
2°. tot wijziging van de begrooting voor 1903 ten behoeve
van de betaling der premiën aan de Rijksverzekeringsbank
(lng. Stukken n°. 86).
3°. tot verhooging op de begrooting van 1903 van den post
»Overneming der terreinen van Gebrs. Van Ulden (lng.
Stukken n°. 87).
4°. tot toevoeging aan de begrooting van 1904 van een
nieuwen post tot betaling van de kosten, vallende op de bij
de Rijkspostspaarbank gesloten geldleening ad f 500000 (lng.
Stukken n°. 95)
en 5°. tot beschikbaarstelling van gelden voor den bouw
van een nieuwe braak- en brandvrije kluis naast het
Bureau van den Gemeente-ontvanger, (lng. Stukken n°. 88).
Zij geeft U derhalve in overweging tot de vaststelling van
de desbetreffende begrootingsstaten te besluiten.
Evenmin heeft zij bedenking tegen het voorstel tot aan
vulling van de verordening regelende de heffing van school
geld aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor
jongens en de Hoogere Burgerschool voor meisjes, zoodat zij
de vrijheid neemt te raden ook tot de aanneming van dat
voorstel te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 102. Leiden, 29 April 1904.
Door S. Leman Mzn., alhier, en 34 andere belanghebbenden
werd het verzoek tot ons gericht te willen bevorderen dat
alle boter, die aan de gemeentewaag wordt verhandeld, daar
ook moet worden gewogen. Adressanten gronden dit verzoek
op de overweging dat »de kooper de verzekering" moet hebben
»dat hij de wicht heeft, die hem toekomt."
De Kamer van Koophandel en Fabrieken, ter zake door ons
om advies gevraagd, was mede van oordeel, dat er alleszins
termen bestaan om het wegen van alle boter aan de Waag
verplichtend te stellen. Voorop stellende, dat voor den handel
naar den meest solieden basis behoort te worden gezocht
laat zij in haar rapport de volgende verklaring volgen
«Wordt de verplichting tot wegen niet opgelegd, dan is zeer
zeker te voorzien, dat ook anderen het voorbeeld zullen volgen
van de fabrieken (om den door haar aangevoerden boter niet
te doen wegen), het weegloon tot een minimum wordt gere
duceerd en koopers en verkoopers moeielijkheden van het niet
wegen zullen ondervinden."
De commissie voor de strafverordeningen kon intusschen
in dit advies geen aanleiding vinden tot het doen van
een voorstel aan Uwe Vergadering om het doen wegen van
den in de Waag aangevoerden boter bij sim/Verordening te
gebieden. Wel gaf zij ons college in overweging, indien, naar
wij meenden, het wegen van den in de Waag aangevoerden
boter behoorde te worden bevorderd, op het voorbeeld van
Leeuwarden een tweeledig tarief van rechten vast te stellen,
al naar de aangevoerde boter in de Waag alleen werd ge
plaatst, dan wel daar tevens werd gewogen. (Ten onrechte
toch wordt door adressanten aangevoerddat in Leeuwarden
«niets in de Waag mag komen of het moet gewogen worden").
Als in Leeuwarden, zou dan het brengen van den boter in
de Waag geacht kunnen worden het verzoek tot weging in
te sluiten, tenzij uitdrukkelijk wordt verklaard, dat geen we
ging verlangd wordt. En er zou dan een recht kunnen worden
geheven voor het plaatsen van boter in de Waag en het boter-
huis met inbegrip van het wegen, en daarnaast een afzonderlijk
lager recht, indien geen weging verlangd wordt.
Waar ook ons een dergelijke regeling zeer doeltreffend
scheen, aangezien met grond mocht worden verwacht, dat
zij het wegen in de hand zou werken, verzochten wij aan de
commissie van financiën ons te willen mededeelen of ook naar
hare meening wijziging van de desbetreffende verordening in
den aangegeven zin aanbeveling verdiende. En uit het mede
hierbij overgelegd rapport blijkt, dat deze commissie zich
zoowel met zulk eene wijziging der verordening als met de
door ons voorgestelde tarieven zeer wel kan vereenigen.
Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging de ver
ordening van den 6en Juli 1899, «regelende de heffing van
weegloonen aan de Gemeentewaag te Leiden" (Gem.BI. n°. 21)
dienovereenkomstig aan te vullenmaar bovendien tot eene
hernieuwde vaststelling der aldus gewijzigde verordening over
te gaan, aangezien deze verordening bij K. B. van 25 October
1899, n°. 29 slechts tot en met 31 December van dit jaar
werd goedgekeurd en dus, indien Uwe Vergadering zich thans
slechts tot eene aanvulling bepaalde, hare vaststelling in den
loop van dit jaar andermaal aan de orde zou moeten worden
gesteld.
Wij stellen U daarom voor thans tot de vaststelling der navol
gende verordeningen over te gaan:
VERORDENING regelende de heffing ran weegloonen en
plaatsgelden aan de Gemeentewaag te Leiden.
Art. 1.
Van hen, die gebruik maken van de weegtoestellen der
gemeente, wordt een weegloon geheven naar het volgende
Voor lji vat boterf 0.1Ü
8 0.076
y> 1Ii6 0.05
kaas, per 100 K.G0.05
Onderdeelen van 100 K.G. worden voor de betaling
met 100 K.G. gelijkgesteld.
Voor varkens, per stuk0.15
biggen, 0.10
Voor runderen en paarden per stuk040
kalveren per stuk0.35
Voor andere goederen, als wol, veeren, lood, zink,
ijzer enz. per 100 K.G. of gedeelten daarvan 0.10
Wanneer een bewijs van het gewicht verlangd wordt, moet
daarvoor boven het weeggeld f 0.02® betaald worden.
Art. 2.
Het plaatsen van vaten boter in de Waag wordt geacht
het verzoek tot weging in te sluiten.
Deze bepaling is niet van toepassing op de vaten boter, die
blijkens overgelegd bewijs reeds elders aan eene gemeentewaag
gewogen zijn, noch op die waarvan bij den aanvoer is opge
geven dat geen weging wordt verlangd.
Art. 3.
Van hen die vaten boter in de Waag plaatsen welke niet
gewogen worden, wordt een plaatsgeld geheven naar het vol
gend tarief:
Voor vat boterf 0.07®
1/s 005
1/i6 - - 0.03
Art. 4.
De waagmeester en zijne bedienden zijn niet verplicht de
voorwerpen op de schalen te laden of daarvan af te werken.
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking op den len Septem
ber 1904.
VERORDENING regelende de invordering der weegloonen
en plaatsgelden aan de Gemeentewaag te Leiden.
De weegloonen en de plaatsgelden worden bij het plaatsen
der botervaten in de Waag ingevorderd door den waagmeester
of dengene, die hem vervangt, en wekelijks door den waag
meester aan den Gemeenteontvanger verantwoord en in de
gemeentekas gestort.
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op den len Septem
ber 1904.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de EdelAchtbare Heeren Burgemeester en
Wethouders der Gemeente Leiden.
WelEd.gestrenge Heeren
S. Leman Mzn. te Leiden en den Heer H. J. de Bruijn te
Stompwijk verzoeken met de hen verschuldigden eerbied het
daarheen te willen leiden dat alle boter die in de gemeente
waag wordt verhandeld, dat die ook aldaar door het aange
stelde personeel wordt gewogen.
Leiden, 1 December 1903. S. Leman Mz.
(Volgen de namen van nog 34 andere belanghebbenden).
TOELICHTING.
Leiden 1 December 1903.
Aan Edel Achtbare Heeren Burgemeester en
Wethouders der Gemeente Leiden.
Mijne Heeren,
In de laatste jaren wordt, door de omwonende landbouwers,
de melk verkocht aan fabrieken. Deze fabrikanten komen met
hunne Boter de Gemeente waag alhier, en verkoopen daar
hunne Boter per vat, zonder dat de kooper de verzekering
heeft, dat hij de wicht heeft die hem toekomt.