42
DONDERDAG 24 MAART 1904.
De Voorzitter. Wellicht is deze verhooging niet logisch
gemotiveerd. De reden voor de verhooging is vooral hierin
gelegen, dat het voor dezen ambtenaar, bij de goede diensten
die hij bewijst, grievend zoude zijn, wanneer andere ambte
naren in tractement werden verhoogd, terwijl hij werd voor
bijgegaan. De verhooging met 50.—is bovendien, vergeleken
met de andere verhoogingen, al heel gering. En daarom geloof
ik dat er in de gegeven omstandigheden en met het oog op
de billijkheid wel voor te zeggen valt, om hem nu ook deze
50.te geven. Ik geef toe, dat de bezoldiging op zich zelf
voor de betrekking voldoende is, maar ik zou het onbillijk
vinden om den controleur nu alleen een kleine verhooging
te weigeren, waar andere ambtenaren veel meer verhooging
ontvangen. De verhooging van de andere ambtenaren is toch
veel aanzienlijker, en bedraagt voor den een f 350.—, voor
den ander 135.— voor een paar anderen ieder 75.—,
zoodat werkelijk zijne verhooging van ƒ50 al heel gering is.
De heer Pera. M. d. V. Wanneer ik al niet tegen deze ver
hooging ware geweest, dan zou ik het nu door uwe redeneering
geworden zijn. U verklaart zelf, dat de bezoldiging aan de
betrekking verbonden goed is en voldoende. U vergelijkt nu
zijne verhooging met de verhoogingen aan de andere ambte
naren toegekend, maar dan moet men daarbij toch ook in
aanmerking nemen, dat de tractementen van de andere amb
tenaren, in vergelijking met zijn salaris, veel geringer waren.
Bij de vaststelling van een salaris moet op den voorgrond
staan, wat eene behoorlijke bezoldiging is voor den ambtenaar,
in overeenstemming met de betrekking, die hij bekleedt. En
daarom wil het mij voorkomendat de controleur een goed1
salaris had, en er geen reden bestaat om dit te verhoogen,
al is het met slechts 50.Wij kunnen die ƒ50.— voor
menig ander doel heerlijk gebruiken.
De heer Fockema Andrew. M. de V. Ik wil wel erkennen,
dat ik, evenals de heer Pera, dacht, toen ik dit voorstel
onder de oogen kreeg, dat is een allerzonderlingste redenee
ring, iemand in tractement te verhoogen, omdat men den
grondslag voor zijn pensioen wat te hoog heeft genomen.
Maar toch is die redeneering niet zoo dwaas als zij opper
vlakkig wel schijnt. Wanneer iemand solliciteert, dan vraagt
hij hoeveel tractement aan de betrekking is verbonden. Dan
is het antwoord: zooveel en nog iets aan emolumenten. Dan
is de vraag weer: hoeveel beloopt dit wel bij elkander? Ja,
wordt dan geantwoord: dat zal wel een 2000zijn, ten
minste de pensioensgrondslag is berekend op f 2000.—. De
man is dus aangesteld op een vermoedelijk tractement van
f 2000.— Maar nu blijkt dat het tractement niet zooveel
bedraagt, als uit den pensioensgrondslag viel op te maken
De redeneering is dus niet zoo slecht als ook ik eerst dacht.
De Voorzitter. Ik zal nu de verschillende punten in stemming
brengen.
De punten 1 en 2 worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Punt 3 in stemming gebracht, wordt aangenomen met 23
tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heeren: van Lidth de Jeude, de Goeje,
van der Eist, Le Poole, Hasselbach, Verhey van Wijk, van
der Lip, Timp, Driessen, Sijtsma, Meuleman, Bots, Fockema
Andreae, P. J. Mulder, Paul, Witmans, de Vries, van Dissel,
P. J. van Hoeken, Juta, Eerstens, Korevaar en van Hamel.
Tegen stemmen de heerenBosch, van Tol, A. J. van Hoeken
J.Jzn., Pera en Vergouwen.
Het voorstel in zijn geheel wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIX. Behandeling van bezwaarschriften tegen het Kohier
der Plaatselijke directe belasting, dienst 1903.
(Zie Ing. St. n». 52).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. op beschikt.
Daar niemand verder het woord verlangt, wordt de openbare
vergadering door den Voorzitter gesloten en veranderd in eene
zitting met gesloten deuren.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.