16
DONDERDAG 11 FEBRUARI 1004.
Omtzigt om bij de grens van de gemeente door te varen en
dan te blijven liggen. Maar waar zal hij blijven liggen?
Mijn vraag is dus, Mijnheer de Voorzitter, of mijne opvat
ting van deze zaak juist is en of u misschien weet waar hij
wil blijven liggen met zijne schuit?
De Voorzitter. De bedoeling van het request is, dat aan
den adressant ontheffing worde verleend van het verbod, vervat
in art. 28 van de bewuste verordening, teneinde hem in
staat te stellen door te varen naar de gewone ligplaats en
aldaar zijn petroleum te lossen. En die bedoeling blijkt ook
wel uit het request, want waar de heer Fockema Andreae
ophoudt te lezen lees ik verder het volgende: »daar deze
Woens- en Zaterdags alhier worden gelost, is dit op dien
dagen voor donker haast onmogelijk, temeer als ijsgang
straks het varen in de morgen veel moeilijker maakt en
daar andere steden, Amsterdam o. a., nimmer moeilijkheden
had, door zelfs schuiten met 500 fusten petroleum 's nachts
op hun losplaats te laten liggen, meent ondergeteekende"
enz. Onder die opgesomde omstandigheden, blijkt m. i. dui
delijk de bedoeling van den adressant, nl. om, met door te
varen, te komen tot de gewone ligplaats en daar te lossen.
U zult ons dan ook toegeven, dat het verzoek niet voor
inwilliging vatbaar is, omdat art. 28 van de bedoelde veror
dening een absoluut verbod bevat, waarvan geen ontheffing
kan worden verleend.
De heer Fockema Andreae. Ik dank u voor uwe inlich
tingen, Mijnheer de Voorzitter.
De beraadslaging wordt gesloten.
Op het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming afwij
zend beschikt.
XI. Verzoek van het Bestuur der vereeniging ter bevordering
van den bouw van werkmanswoningen om goedkeuring van
de wijzigingen in de statuten der vereeniging.
(Zie Ing. St. n°. 20).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
op beschikt.
XII. Vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening van den Gen Juli 1899 tot voorkoming
van brand (Gemeenteblad n°. 13).
(Zie Ing. St. n°. 25).
De artikelen en de verordening in haar geheel worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIII. Verzoek van II. L. Speel om nabij het te bouwen
veilingslokaal voor groenten en ooft een kiosk te mogen op
richten voor den verkoop van ververschingen.
(Zie Ing. St. n°. 21).
De heer Fockema Andreaè. M. d. V. Tegen de zaak op
zich zelve heb ik niet het minste bezwaar, maar ik zou wel
willen, dat u de verschillende voorwaarden, waarop deze
vergunning zal worden verleend, in stemming brengt, omdat
ik tegen n°. 3 van die voorwaarden mijne stem wensch uit
te brengen. Natuurlijk niet omdat ik wensch, dat Speel de
drankwet zal overtreden, evenmin als dat hij het eene andere
wet doet. Ik vind, dat er tegenwoordig wel een weinig afgo
derij wordt gepleegd met die drankwet en met de drank
bestrijding. De drankwet is een wet, die evenals elke andere
wet behoort te worden nageleefd, maar waaraan men bij
deze gelegenheid niet nog eene bijzondere poenaliteit behoeft
te verbinden. Dat vind ik overdreven en daarin wil ik niet
meedoen. U hebt gezegd, dat juist die drankwet in dit geval
zoo licht tot overtreding leidt. Dit geef ik niet toe. Wanneer
iemand een kiosk heeft, waarin hij allerlei dingen verkoopt,
kan hij allerlei wetten overtreden. Nu zou ik er iets voor
kunnen gevoelen, dat men zooals oudtijds, in eene verorde
ning zeide, dat de huurder uit het gehuurde kan worden
ontzet, b. v. wanneer hij leidt een «oneerlijk levenMaar
hier gaat men zeggen: Gij kunt er in blijven, al overtreedt
gij alle wetten, alleen niet, wanneer gij de drankwet overtreedt.
Dit gaat mij te ver, en daarom zal ik tegen deze voor-;,
waarde stemmen.
De heer Aalberse. M. d. V. Al zou ik mij niet kunnen
vereenigen met al hetgeen door den heer Fockema Andreae
is gezegd, met zijne conclusie kan ik desnoods mede gaan.
Ik zou bijv. mede kunnen gaan met een amendement, om
niet speciaal de drankwet te noemen, maar te bepalen, dat
bij overtreding van eenige wet de huur kan worden opge
zegd. Maar ik zou er tegen zijn, om de geheele voorwaarde
sub 3 uit de voordracht te lichten. Ieder weet toch, hoe het
bij den verkoop van ververschingen in kiosken toegaat, en
hoe de drankwet de wet is, die in 9 van de 10 gevallen zal
worden overtreden, veel meer dan eenige andere wet. En
ik juich het daarom toe, dat zoodra blijkt, dat in de kiosk
sterke drank verkocht wordt, Burg. en Weth. het recht
hebben om onmiddellijk de huur op te zeggen.
De heer van der Lip. Ik wil in de eerste plaats opmerken,
dat wanneer er een amendement komt om de overtreding
van alle wetten in de clausule op te nemen, ook zal moeten
worden opgenomen de overtreding van verordeningendaar
voor moet men toch evenveel eerbied hebben als voor de
wet. Ik zou echter de vraag willen stellen, of er ook
andere gevallen zijn, waarin bij het verleenen van eene ver
gunning tot het hebben van een kiosk, de bepaling is opge
nomen, dat door overtreding van de drankwet de vergunning
dadelijk kan worden opgezegd. Of hebben wij hier met iets
nieuws te doen
De Voorzitter. Naar aanleiding van het gesprokene wensch
ik een en ander in het midden te brengen om te verdedi
gen, waarom Burg. en Weth. hebben gemeend deze voor
waarde te moeten stellen.
De verzoeker is iemand, die op het oogenblik eene «ver
gunning" heeft en die nu meent in zijn bedrijf ten zeerste
benadeeld te zijn door de verplaatsing van de markten. Nu
is hij tot ons gekomen met het verzoek om dan tenminste
vergunning te verkrijgen voor het verschaffen van verver
schingen op een plaats zeer dicht bij het marktterrein gelegen.
Nu willen wij geenszins zeggen, dat de heer Speel zich
er op zal toeleggen de drankwet te overtreden, maar indien
ooit dan is hier de verleiding in dezen verbazend sterk,
omdat de markt daartoe aanleiding geeft. Het is zeer zeker
waar, dat ook, zonder dat die bepaling in de voorwaarden
stond, het overtreden van de drankwet eene voldoende aan
leiding zou kunnen zijn om de huur op te zeggen; Burg. en
Weth. hebben het recht dit tusschentijds te doen. Maar
toch meenden wij in de gegeven omstandigheden, dat het
niet kwaad was om in de voorwaarden deze bepaling op te
nemen tot heilzame waarschuwing.
De meening van den heer Fockema Andreae, dat, wan
neer deze voorwaarde geldt voor de drankwet, dit eene aan
leiding is om onder n°. 3 van de voorwaarden ook alle
andere wetten op te nemen, is werkelijk ongemotiveerd,
want de aandrang tot overtreding ligt hier in de uitoefening
van het bedrijf in de kiosk, waar de gelegenheid daartoe
als 't ware uitlokt. Voor overtreding van andere wetten
behoeft daarom nog geen vrees te bestaan.
Het is deze reden waarom Burg. en Weth. hebben gemeend
deze clausule aan de voorwaarde te moeten toevoegen.
Nu heeft de heer Aalberse, die met het voorstel meegaat,
zelfs in uitzicht gesteld, dat hij in overweging zou willen
geven, aan de voorwaarden ook toe te voegen, dat overtre
ding van alle wetten een aanleiding zou kunnen zijn tot
opzeggen van de huur en de heer van der Lip heeft daaraan
nog toegevoegd, dat dit dan ook van toepassing zal moeten
zijn op de verordeningen.
Het komt mij voor, dat dit niet aangaat, omdat Burg. en
Weth. volgens n°. 2 der voorwaarden, reeds de bevoegdheid
hebben te allen tijde, mits drie maanden van te voren, de
huur op te zeggen. Maar, dit argument daargelaten, door
den heer Aalberse is adhaesie betuigd met de derde voor
waarde waarvoor ik hem dank, en het komt ons werkelijk
in de gegeven omstandigheden wel geraden voor om eene
vermaning als deze aan de voorwaarden toe te voegen; juist
in omstandigheden als deze, waar de verleiding tot overtre
ding van de genoemde wet zoo groot is. Dat is de reden
waarom wij hebben gemeend, deze bepaling eveneens in de
voorwaarden te moeten opnemen.
Wat betreft het verdere betoog van den heer Fockema
Andreae, wanneer hij blijft volharden in zijn voornemen
om tegen deze bepaling te stemmen, dan zal het, indien de
derde voorwaarde verworpen wordt, om de gevolgen beden
kelijk kunnen worden. Want dan staan wij voor het feit,
dat wel niet de bedoeling van Burg. en Weth. is bestreden,
maar toch de uitdrukking daarvan door den Raad uit de
de voorwaarden is gelicht. Juist nu wij in staat zijn om
daartegen iets te doen, meen ik, dat in elk geval de Raad
dit in de voorwaarden moet ingevoegd laten.
De heer Fockema Andreae. Ik hoor daar zoo zeggen van
dat laatste argument, dat het zoo mooi is. Ik mag niet zeg
gen, dat het heel leelijk is, want dat zegt men zoo niet tegen
eenen Voorzitter. Ik zou er alleen dit van willen zeggen.
Wanneer het waar is, wat U zegt, dan zijn wij aan handen
en voeten gebonden overgeleverd aan Burg. en Weth. Dan
zouden dezen telkens kunnen zeggen; Gij moet dit of dat
aannemen omdat het eenmaal is voorgesteld. Wanneer gij
dit verwerpt, heeft dit eene bijzondere beteekenis. Neen, wij
moeten zeggenWat eene verordening beduidt hangt niet af
van hetgeen er heeft gestaan in het ontwerp van Burg. en
Weth., maar dat hangt af van wat er staat in het besluit,
zooals dit door den Raad is genomen. Er wordt nu van ver
leiding gesprokenmaar zooeven hebben wij toch aan het