DONDERDAG 21 JANUARI 1904. 3 De Voorzitter. Wij hebben gemeend in het belang van den dienst in deze met eenigen spoed te moeten handelen. Aangezien de ziekte van den Directeur reeds drie weken had geduurd, moesten door Burg. en Weth., daarbij voorgelicht door den Wethouder van Fabricage, allereerst wel de noodige gelden worden gevraagd om in het gebrek aan hulp te voorzien. Wanneer de hier aangevraagde gelden zijn toegestaan, stel ik mij voor, dat Burg. en Weth. aan de Commissie van Fabricage advies zullen vragen over den aan te stellen persoon. In elk geval is nu hulp noodig, daar met het oog op de vele belangrijke werkzaamheden, de Wethouder niet van hulp mag worden verstoken. He heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d V. Ik heb met genoegen gehoord dat Burg. en Weth. omtrent de aanstelling van den persoon het advies zullen vragen van de Commissie van Fabricage, maar ik zou het ook zeer wenschelijk vinden, dat die Commissie werd gehoord over de vraag welke werk zaamheden aan dien persoon zullen worden opgedragen. Dat is iets anders dan alleen het aanstellen. Ook meen ik, dat als er voor den Directeur van gemeentewerken plaatsver vanging noodig is, over de regeling van die zaak in de eerste plaats de Commissie van Fabricage moet worden gehoord. De Voorzitter. Hoeveel respect ik ook heb voor de Com missie van Fabricage Burg. en Weth. kunnen en moeten weten, hoe de zaken van den dienst 't beste worden geregeld, wanneer een ambtenaar ontbreekt. Daarom wordt nu geld aangevraagd, opdat in die tijdelijke vacature zal kunnen wor den voorzien. Wil de Raad de gelden niet toestaandan moet hij dit zelf weten. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Ik zal thans niet verder op de zaak ingaan, maar de quaestie ernstig over denken. De Voorzitter. Zoodra de gelden door den Raad zijn toe gestaan, zullen wij in dezen het advies vragen van de Com missie van Fabricage. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Vaststelling van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Raad der gemeente Leiden. (Zie Ing. St. n". 10). Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. De artikelen 19 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art 10, luidende: »De vergaderingen van den Raad worden, behalve den eersten Dinsdag in September, in den regel gehouden op Donderdag en vangen buiten noodzaak niet aan vóór des namiddags te één uur. Het beleggen der vergadering wordt ter openbare kennis gebracht door middel van aanplakking ten raadhuize en zoo mogelijk door aankondiging in een plaatselijk blad door Burge meester en Wethouders aan te wijzen." De heer de Vries. M. d. V. Zou het niet beter zijn inplaats van één uur te zetten twee uur. De gewoonte brengt immers tot nog toe mee om te twee uren te vergaderen. Alhoewel het met de nu voorgestelde redactie niet onmogelijk is om die gewoonte te blijven volgen, is toch, vrees ik, de bedoeling van het artikel, dat voortaan de vergadering om 1 uur geopend zal worden, inplaats van om 2 uur. Indien dat inderdaad het plan is, dan zou ik me daarmee niet kunnen vereenigen. De heer Fockema Andre.e. De heer de Vries was mij te vlug, anders had ik de toelichting vooraf gegeven. Er zijn stemmen opgegaan bij de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, die meenden, dat somtijds de tijd wel wat krap gemeten was en daar hierover voortdurend geklaagd wordt, is de vraag gerezen, waarom in den regel niet evengoed kon vergaderd worden om '1 uur in plaats van om 2 uur. In het oude reglement stond: niet vóór twee uur en men is begonnen hieruit te ontwikkelen den regel, dat zij begonnen om 2 uur. Nu acht de Commissie het wel zoo goed om 1 uur te beginnen als om 2 uur en heeft zij het op deze wijze voor gesteld om eene beslissing van den Raad uit te lokken of er in den regel om 1 uur dan wel om 2 uur vergaderd zal worden. De heer Aalberse. M. d. V. Ik zou naar aanleiding van dit artikel de opmerking willen maken, dat mij indertijd ge zegd is geworden, dat er veel te weinig industriëelen in den Raad zitten. Op mijn antwoord, dat dit toch minder de schuld der kiezers dan juist dier industriëelen was, daar dezen ge woonlijk weigerden een aangeboden candidatuur te aanvaarden, werd gerepliceerd, dat dit in hoofdzaak komtomdat de ver gaderingen van den Raad worden gehouden in het namiddaguur. Bij de meeste industriëelen, handelslieden en winkeliers be staat tegen dien tijd bezwaar, omdat zij dan moeilijk uit hunne zaken weg kunnen en het hun beter zou schikken, wanneer de zittingen 's avonds waren bijv. om 7 uren. Nu geloof ik, dat waar wij toch het reglement aan 't herzien zijn, het niet onverstandig zal zijn deze kwestie eens goed onder de oogen te zien, en hoewel ik voor mij, persoonlijk, het niet aangenaam zou vinden, wanneer wij voortaan 's avonds zouden gaan vergaderen, mag dat toch voor mij geen reden zijn, om niet te vragen: wat is in het belang van den Raad; en dan valt het niet te ontkennen, dat voor hen, die in handelszaken zitten, het toch werkelijk dikwijls heel moeilijk is daar den geheelen middag uit te breken, terwijl het daaren tegen voor hen veel minder bezwaarlijk zou zijn, wanneer wij 's avonds bij elkander kwamen. Hetzelfde geldt voor werklieden. Een ander argument, dat voor het avonduur pleit, is dat in den geest van onze Gemeentewet de Raadsvergaderingen een publieke zaak zijn en het daarin aan de orde gestelde publiek wordt behandeld en dan behoeft het geen betoog, dat slechts dan de zittingen van den Raad in werkelijkheid open baar zijn, wanneer vergaderd wordt op een uur, dat allen, zoowel zij die in zaken zitten alsook de werkman, van het recht om er bij tegenwoordig te zijn, behoorlijk gebruik kun nen maken. Dat is een argument, wat bij de vaststelling van het uur in aanmerking kan komen, al erken ik bij voor baat, dat er wel een en ander tegen in 't midden is te brengen. Daarom was dan ook mijn hoofdargument, dat het meerendeel der Raadsleden industriëelen en handelslieden zijn, althans moesten zijn. Ik ben geen «hommel" genoeg om niet in te zien, dat het ook van belang is, dat er wat meer nijvere «honingbijen" in den Raad zitting zullen nemen. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik moet bekennen, dat ik door de argumenten, die de heer Aalberse heeft bijge bracht, niet overtuigd ben. Wij behoeven hier maar rond te zien, om te weten dat het middaguur voor fabrikanten geen beletsel is om te kunnen vergaderen, want wij zien verschei- denen van hen in ons midden. Ook in vroegere tijden hebben een aantal van hen in den Raad gezeten, terwijl toch altijd de vergaderingen in de middaguren werden gehouden. Dat mag dus een bezwaar zijn voor den een of ander persoonlijk, maar dat het een algemeen bezwaar zou zijn, dit wordt door de feiten weerlegd. Ook voor zijn argument ten aanzien van de publiciteit ge voel ik niet veel. Velen zullen zich wel met mij herinneren het beroemde boek: Paris en Amérique. Daarin verhaalt de schrijver, die zooveel had hooren vertellen van de groote publiciteit in Amerika, dat hij eene vergadering bezocht ik weet niet goed meer welke en dat hij daar geen publiek vond, wat hem zeer verbaasde. Doch uit de vergadering komende, was het eerste waarop hij stuitte, de couranten waarin alles stond wat in de vergadering was verhandeld. En zoo gaat het tegenwoordig op het geheele vaste land. Die publiciteit bestaat grootendeels niet hieruit, dat wij zelf naar alles gaan luisteren, maar dat wij 's avonds thuis gezeten, in de couranten kunnen nalezen, wat hier of daar is geschied en gesproken. Ik vind het ook niet zoo rationeel, dat men door het verleggen van de vergaderingen op den avond, som mige menschen in de gelegenheid stelt om hun tijd te ver doen, door naar het hier gesprokene te komen luisteren. Publiek is toch alles wat hier geschiedt. Verder is het een zaak van smaak, of de tegenwoordige raadsleden liever om één dan wel om twee uur willen ver gaderen, of des avonds. Ik voor mij persoonlijk zou liever de vergaderingen gehouden zien evenals tegenwoordig om twee uur, terwijl ik groot bezwaar zou hebben tegen verga deringen des avonds, omdat ik mijne avonduren liever besteed aan eigen studie. Doch dat is eene zaak die de meerderheid van den Raad zal moeten uitmaken. De heer Juta Een enkel woord nog naar aanleiding van hetgeen de heer Aalberse heeft opgemerkt. Zooals de heer Andreae reeds terecht heeft gezegd, hebben nu niet alleen tegenwoordig fabrikanten zitting in den Raad, maar is dit vroeger ook het geval geweest. Bovendien zijn er toch nog vele andere raadsleden, zooals geneesheeren, advocaten, notarissen, enz., die allen eene zeer drukken werk kring hebben. En die personen zien of zagen wij toch ook in ons midden. Dat behoeft dus geen overwegend bezwaar te zijn voor fabrikanten om eene candidatuur voor den Raad aan te nemen. Er is nog een ander bezwaar tegen het houden van avond vergaderingen. Velen van ons zijn veelal des avonds bezet met andere werkzaamhedende meeste vergaderingen toch, zooals van colleges van openbaar en van bijzonder nut enz. worden in de avonduren gehouden; ik ken personen, die bijna geen enkelen avond vrij hebben, maar dan naar deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 3