2 Tevens stellen wij U voor over te gaan tot de vaststelling van den inede hierbij overgelegden staat van af- en over schrijving, dienst 1908, ter aanvulling van den post «schrijf- loonen" met een bedrag van ƒ230. Aaneen daarvoor geschikt persoon werd n.l. door ons opgedragen, tegen een belooning van f 10.per week, het overschrijven in een register van de notulen der besloten vergaderingen van den gemeenteraad. In het belang van het behoud dier notulen, die gedurende het laatste twintigtal jaren slechts op losse papieren werden bewaard, scheen ons hunne overbrenging in een register nood zakelijk. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, dienst 1903, zijn thans nog 2903.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 7. Leiden, 12 Januari 1904. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van den heer J. Wuijster en van het daaromtrent door den Districts schoolop ziener uitgebracht advies, geven wij Uwe Vergadering in over weging aan den heer .1. Wuijster, op zijn verzoek, op grond van ongeschiktheid voor de verdere waarneming zijner betrek king uit hoofde van lichaamsgebreken, met ingang van 15 Mei a. s. op de meest eervolle wijze ontslag te verleenen uit zijne betrekking van hoofd der openbare lagere school der 3e klasse Nn. 3, onder dankbetuiging voor de belangrijke diensten door hem aan het onderwijs in deze gemeente bewezen. De verklaringen, bedoeld bij art. 38, 3e lid, der Wet op het lager onderwijs, zijn in de Leeskamer ter inzage nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Den Haag, 8 Januari 1904. Ik heb de eer Uw College te adviseeren het Hoofd dero. 1. school 3e kl. N". 3 J. Wuijster op de meest eervolle wijze het door hem gevraagd ontslag uit zijn betrekking te ver leenen, en bovendien den Heer J. Wuijster dank te betuigen voor de belangrijke diensten door hem aan het onderwijs in de gemeente Leiden bewezen. De Schoolopziener in het district 's-Gravenhage Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden2 Januari 1904. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Jacob Wuijster, hoofd van de openbare lagere school der 3de klasse no. 3 alhier, dat hij onder overlegging der bewijzen, gevorderd bij art. 38, lid 3, der Wet op het lager onderwijs, U beleefd verzoekt, hem uit hoofde van lichaamsgebreken eervol ontslag te ver leenen uit bovengenoemde betrekking tegen 15 Mei e.k. 't welk doende, J. Wuijster. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 8. Leiden, 14 Januari 1904. Door den majoor der infanterie P. A. Spaan werd ons, in zijne hoedanigheid van Voor zitter der commissie »tot het or- ganiseeren van een militair feest ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van H.M. de Koningin-Moeder" verzocht ten behoeve van dat feestop een nader te bepalen dag in de maand Februari, kosteloos gebruik te mogen maken van de Stads gehoorzaal. Aan dit feest zullen de onderofficieren en minderen van de landmacht en vermoedelijk ook de leerlingen van de Kweek school voor Zeevaart deelnemen. Er zal een uitvoering gegeven worden, waarvan de opbrengst zal worden afgedragen aan de commissie voor Leiden tot het brengen van een bijzondere hulde aan H.M. de Koningin-Moeder. Aangezien onzerzijds tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaar bestaat, geven wij U in overweging ons te machtigen de Gehoorzaal ten behoeve van het bovenbedoeld feest kosteloos beschikbaar te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N". 9. Leiden, 14 Januari 1904. Wij hebben de eer Uwe Vergadering hierbij de volgende voordracht aan te bieden voor de benoeming van een onder wijzer aan de openbare school der 4e klasse n°. 2, ter ver vulling van de vacature welke zal ontstaan door het met ingang van 1 Februari a. s. verleend eervol ontslag aan den heer A. Vogelaar: 1°. H. C. VAN LEEUWEN, onderwijzer te Hazerswoude; 2°. W. FR1DSMA, onderwijzer te Joure; 3°. C. DEN OUDEN, werkzaam aan de openbare school der 3e klasse n°. 5, alhier. Onder mededeeling dat de voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na inge wonnen bericht van het Hoofd der school, en dat de desbetreffende stukken in de leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 10. Leiden, 28 December 1903. In den loop van dit jaar is van verschillende zijden opge merkt, dat het Reglement van orde voor Uwe Vergadering herziening behoefde. De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen heeft zich daarom met dit onderwerp bezig gehouden en na ver gelijking van het hier geldende met de regelingen van elders, een nieuw Reglement van Orde ontworpen, dat zij de eer heeft U hierbij ter overweging aan te bieden. Zij voegt daarbij de Reglementen van Orde van andere gemeenten, die haar ter vergelijking hebben gediend. Zij acht het niet noodig, haar ontwerp vergezeld te doen gaan van een schriftelijke toelichting. De aangebrachte wijzi gingen zijn van eenvoudiger) aard, en mondelinge toelichting ter vergadering zal zoo al noodig naar haar inzien vol doende zijn. De Commissie voorde Huishoudelijke Verordeningen Fockema Andrew, Voorzitter. Th. W. van Lidth de Jeude. J. C. van der Lip. Aan den Raad der Gemeente Leiden. REGLEMENT VAN ORDE voor de vergaderingen van den Raad der Gemeente Leiden. HOOFDSTUK 1. Van het onderzoek der geloofsbrieven en het zitting en plaats nemen der leden. Art. 1. (vgl. art. 23 oud). De geloofsbrieven van nieuwbenoemde leden met de stuk ken genoemd in art. 17 der Gemeentewet en andere stukken, welke over de verkiezing van deze leden bij den Raad mochten zijn ingekomen, worden door den Voorzitter gesteld in handen eener door hem te benoemen Commissie van drie leden. Deze brengt bij monde van een harer leden zoo mogelijk na de heropening der inmiddels geschorste Raadsvergadering dienaangaande verslag uit. De Raad beslist zoo mogelijk in dezelfde vergadering over de al of niet toelating van de nieuwbenoemden. Art. 2. De nieuwe leden worden, nadat te hunnen aanzien voldaan is aan de voorwaarden, vervat in art. 38 der Gemeentewet, opgeroepen om de voorgeschreven eeden of beloften af te leggen. Zij worden door den Secretaris in de vergadering binnen geleid. Art. 3 (vgl. oud art. 5). De Wethouders nemen naar hun leeftijd de plaatsen in rechts van den Voorzitter. De overige leden van den Raad nemen hunne vaste plaatsen in. Voor het innemen van opengevallen plaatsen genieten zij die het langst in den Raad zitting hebben enonder de gelijktijdig gekozenen, de oudsten de voorkeur. HOOFDSTUK II. Van den Voorzitter. Art. 4. De Burgemeester of die hem als Voorzitter van den Raad vervangt, is belast met de leiding der werkzaamheden en L. WlCHERS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 2