DONDERDAG 29 OCTOBER 1903. 153 De heer Sijtsma. Ik was hier gekomen met het voornemen tegen dit voorstel te stemmen, maar ik ben ik erken het door de argumenten van den heer Juta wel eenigszins aan het wankelen gebracht. Er is echter voor mij nog een groot bezwaar. Wij moeten de vermeerdering van het gasverbruik in de hand werken en deze moet komen van de muntgasver- bruikers. Wanneer nu de prijs van het muntgas van 6 op 6£ cent wordt gebracht, zal daarin een groot bezwaar gelegen zijn voor dat soort ingezetenen om een aansluiting te nemen. Indien men derhalve besluiten kon het muntgas van de ver hooging uit te sluiten, zou ik, en wellicht anderen met mij, de stem aan dit voorstel kunnen geven. De heer Juta. De heer Sijtsma maakt zijn stem voor of tegen dit voorstel afhankelijk van de vraag, of het muntgas van de voorgestelde verhooging al dan niet zal worden uitgesloten. Hoe ongaarne ik zou zien dat dit voorstel verworpen werd, ik ben principieel tegen een uitsluiting van het muntgas. Mijn principe isdat de gasfabriek geen philantropische instelling mag worden en wij moeten dat handhaven. Gaan wij er toe over om de verbruikers van muntgas te bevoordeelen want dat is het feitelijk, omdat van de cent, dien zij per M.3 meer betalen, er niets in de gemeentekas vloeit boven de ver bruikers van gewoon gas en op hen die verhooging niet toe te passen, dan zullen zij in de toekomst nog cent minder be talen dan de gewone verbruikers. Dat is philantropie, waarin de gemeente niet moet komen. Doet zij het wel, waar blijft dan de grens? Zal het dan niet volkomen te billijken zijn, indienbinnen een niet al te langen tijd, de arme menschen komen vragen de cokes tegen verminderde prijzen te mogen ontvangen? Dat is dus voor mij een onoverkomelijk bezwaar. Toen ik zooeven zeide, dat de gemeente geen voordeel had van den cent, dien de muntgasverbruikers per M.3 meer betalen dan de gewone verbruikers, zag ik een van de leden het hoofd schudden, maar ik geloof, dat daarvoor geen reden bestond, want sedert het muntgas is ingevoerd, hebben wij de opbrengst alle jaren nauwkeurig nagegaan. Wij zullen er misschien mee uitkomen, maar het hangt er zoowat om. Verdienste heeft de gemeente op dien cent niet. Die valt geheel weg aan meterhuur muntgasverbruikers betalen geen meterhuuren afschrijving op leiding en toestellen. Ik behoef niet te zeggen dat de huis houdens, die muntgas gebruiken, over het algemeen niet zoo goed zorg dragen voor onderhoud van de eigendommen van de gasfabriekals men zou mogen verwachten van meer ge goede huishoudens. Het gevolg hiervan is, dat het onderhoud duur is en de ondervinding leert dan ook, dat er van dien cent niets overschiet. Het gemiddeld verbruik van de muntgasge- bruikers is 419 M.8 Dat geeft dus f 4.19 per jaar en dat gaat er absoluut mee heen. Wil men dus niet vervallen in een m. i. verkeerd geplaatste philantropie, dan moet men ook het muntgas met een halven cent verhoogen. (ongecorrigeerd). De Voorzitter. Nog een paar woorden Aan den heer Pera is de bekentenis ontsnapt, dat, indien de omstandigheden, die in 1900 geleid hebben tot verhooging van den gasprijs, ook thans aanwezig waren, hij die verhooging in overweging zou nemen. Daarvan neem ik gaarne acte. Maar dan vraag ik, welk verschil er is of een argument in de stukken gebezigd wordt of in het openbaar debat? De omstandigheden zijn nu gelijk aan die van 1900. De kolenprijzen zijn verhoogd met 30 en de cokes-prijzen slechts met 872 en er is dus nu alle aanleiding om ook op dien grond, evenals in 1900, tot verhooging van den gasprijs te besluiten. De heer A. J. van Hoeken heeft gezegddat de gasfabriek een gemeentelijke industrieele inrichting is, en niet meer dan een matigen prijs mag vragen. Maar wat is er dan tegen om, waar nu bijna alle andere plaatsen meer vragen, den prijs even hoog te stellen als de laagste prijs van zeer1 vele andere plaatsen De heer van der Lip zegt, dat verhooging van het percen tage der inkomstenbelasting rechtvaardiger is. Maar dan zou ik hem willen vragen, of de plaatselijke inkomstenbelasting in allen deele rechtvaardig is en een gelijkmatigen druk uitoefent of wij niet juist bij gemis aan gegevens dikwijls in den blinde moeten tasten en zeer vaak mistasten en of niet allerwege bezwaar rijst tegen hoogere heffing van plaatselijke belastin gen naar het inkomen, omdat deze niet gelijk drukken? Ik geloof dat wij met het oog op de gevolgen en onder de gegeven omstandigheden tot verhooging van den gasprijs moeten komen. De heer P. J. van Hoeken. Ik zou den heer Juta een enkele inlichting willen vragen. Hij gevoelt er persoonlijk nog al bezwaar tegen het muntgas op den tegenwoordigen prijs te laten. Het zal den heer Juta, evengoed als mij, be kend zijn, dat de groote fabrieken vroeger 1/ï cent reductie kregen en daarom zou ik hem willen vragen of hij dat ook een philantropische maatregel noemt? Ik zou het zeer billijk vinden, wanneer op de muntgasver bruikers deze verhooging niet werd toegepast, want ik acht het voldoendedat die menschen reeds 1 cent per M.3 meer betalen. De heer Juta. M. d. V. Dat bij een vroegere regeling, toen de prijs van het gas hooger was dan thans en men alles in het werk wilde stellen om het gasverbruik te vermeerderen, reductie werd gegeven aan groote gasverbruikerskan toch niet een philantropische maatregel worden genoemd? Hoe kan men dat gelijkstellen met het helpen van arme men schen? De logica daarvan ontgaat mij geheel. (1ongecorrigeerd De algemeene beschouwingen worden gesloten. De heer Fockema Andreas. M. de V. Is er bezwaar tegen om nu over de verhooging van den gasprijs te stemmen? Ik acht het het beste dit te doen onder den indruk van de dis cussies, maar wanneer U, M. de V. het met de orde in strijd acht, wil ik er mij bij neerleggen. De Voorzitter. Nu uit de vergadering een verzoek daartoe komt, zie ik er geen bezwaar in, nu het voorstel van Burg. en Weth., om den gasprijs op 5^2 cent te brengen, in stemming te brengen. Het voorstel van Burg. en Weth., in stemming gebracht, wordt met 18 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen hebben gestemd de heerenVergouwen, van der Lip, Bots, Driessen, Le Poole, van der Eist, A. J. van Hoeken J.Jz., Timp, Pera, Sijtsma, A. Mulder, van Tol, Aalberse, P. J. van Hoeken, Eerstens, P. J. Mulder, Bosch en Kaiser. Voor hebben gestemd de heeren: van Lidth de Jeude, Paul, Witmans, Korevaar, van Hamel, Juta, van Dissel, De Vries, Hasselbach, de Goeje en Fockema Andreoe. Hierna wordt overgegaan tot de behandeling der Uitgaven. Volgnrs. 64—68 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over volgn. 69, luidende: Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der gemeente-secretarie, f 11840. De heer Witmans. M. d. V. Bij de behandeling van dit volgnr. in de sectiën heb ik besproken de wijze van aan stelling en bevordering van de ambtenaren, en heb daarop ten antwoord gekregen, dat een dergelijke opmerking als de mijne ook vroeger reeds is gemaakt, en dat men de tegen woordige wijze de beste acht. Ik zal daarop niet verder ingaan, want ik heb indertijd mijn meening hierover reeds gezegd, maar in de laatste weken heeft het mijn aandacht getrokken, dat in enkele groote plaatsen weer onlangs nog in Leeuwar den een andere wijze van bevordering is ingevoerd, met verschillende rangen met minima en maxima tractementen. Ik geloof dat dit op den langen duur de rechtvaardigste weg is. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnr. 69 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Volgnr. 70 moet met 25 worden verhoogd in verband met een persoonlijke toelage, aan den bediende van het Raadhuis te verstrekken. Aldus gewijzigd wordt volgnr. 70 zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnrs 71—92 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over Hoofdstuk II, Kosten van toezicht en van invordering der plaatselijke belastingen. De heer Witmans. Bij dit volgnummer heb ikdewensche- lijkheid betoogd van de aanstelling van een controleur der gemeentebelastingen. Nu doet het mij leed, dat de vraag, gelijk die in het verslag is opgenomen, niet mijn bedoeling weergeeft, zoodat ook het antwoord van Burg. en Weth. onjuist is. ik wil er op wijzen, dat in gemeenten van gelijken omvang als Leiden, in de laatste jaren controleurs der gemeentebelastin gen zijn aangesteld. Die menschen genieten een maximum bezoldiging van b.v. f 1500.en hebben tot werkkring de controle op de beschrijvingen. Een juiste beschrijving is 50% vooruit op den weg van een goede heffing der belastingen. Verder is aan die ambtenaren opgèdragen het onderzoek der aangiftebiljetten. Wij weten dat er menschen zijn, die bezwaar hebben om voor een commissie te verschijnen. De bezwaarden zouden bij den controleur kunnen komen en dezen dan onder vier oogen hun intieme zaken kunnen mededeeleri. In de derde plaats zou aan den controleur het onderzoek der reclames kunnen worden opgedragen. Het heeft mij ge troffen, dat de laatste jaren diegenen, die over hun aanslag in de inkomstenbelasting reclameerden, meestal werden afge scheept met de niets zeggende formule: »de Raad heeft be sloten het verzoek af te wijzen". Wanneer een ambtenaar, als door mij wordt bedoeld, zich belastte met het onderzoek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 7