152
DONDERDAG 29
OCTOBER 1903.
Wat ik geconstateerd heb, is dit: indertijd zijn Burg. en
Weth. met een stuk bij den Raad gekomen, waarin zij trachtten
aan te toonen, dat de doelmatigste wijze om de inkomsten
der gemeente te verhoogen, was gelegen in een verhooging
van den gasprijs. Nu heeft men later een nieuw argument
voor die verhooging aangevoerd, namelijk de mededeeling van
den directeur van de gasfabriek, dat de prijzen der steen
kolen verhoogd en die van de cokes gedaald waren, zoodat
het gas thans meer kost dan vroeger.
Ik erken de beteekenis van die argumenten, maar ik meen
dat die op dit oogenblik niet ter sprake mogen komen. Willen
Burg. en Weth. later met een voorstel komen, dan is dat
wat anders. De eerste beweegreden voor dit voorstel is ge
weest om te komen tot vermeerdering van de inkomsten der
gemeente en naar mijn oordeel mag op dien grond niet
worden overgegaan tot verhooging van den gasprijs, omdat
de burgerij daarin niet gelijkelijk zou bijdragen.
De heer de Goeje. M. d. V. Een enkel woord om mijn
stem te motiveeren ten gunste van het voorstel van Burg.
en Weth. Wanneer voorgesteld werd om in de behoefte aan
meer inkomsten te voorzien alleen door verhooging van den
gasprijs, dan zou ik ook daartegen bezwaar maken. Maar
Burg. en Weth. hebben terecht geredeneerd, dat het goed is
de burgerij op verschillende wijzen te belasten, opdat de
eene belastig meer drukke op den een en de andere meer
op den ander. En nu is verhooging van den gasprijs gecom
bineerd met herziening van de opcenten op het personeel. De
verhooging, door deze herziening veroorzaakt, zal waarschijnlijk
diegenen vooral drukkendie niet door verhooging van den
gasprijs worden gedrukt. Zoo is dus op tweeërlei wijze ver
meerdering van inkomsten voorgesteld en ik meen, dat dus
de druk zeer gelijkmatig zal zijn.
De heer Kaiser. M. d. V. Ik wensch even te verklaren
waarom ik tegen verhooging benhoewel bij Commissarissen
van de gasfabriek daartegen geen bezwaar bestaat. Wij heb
ben er over gesproken, en er waren twee Commissarissen, dus
de meerderheid der Commissie, voor verhooging en ik niet.
Ik heb toen gezegd, dat ik mij als raadslid het recht voor
behield te trachten het bedrag op 5 ct. te houden.
Verder nog dit. Er zou nu/34000.gevonden moeten wor
den door verhooging van den gasprijs met een halven cent.
Maar als er nu het volgende jaar weer 34000 noodig is,
moeten wij dan weer den gasprijs verhoogen Dat is een
vicieus .stelsel. Wij moeten alleen den prijs verhoogen als de
fabriek het eischt, als wij het gas niet meer voor 5 ct. kun
nen leveren.
De heer Fockema Andre.®. M. de V. Nu een aantal leden
van den Raad hun stem motiveeren, wil ik dat ook doen. Ik
moet erkennen, dat hetgeen de heer Kaiser het laatst heeft
gezegd, voor een deel juist is. Zoo ook hetgeen de heer van
der Lip gezegd heeft. Die beide heeren strijden echter tegen
een argument, dat ik ook onjuist vind. Het is niet gelukkig,
dat men zich gesteld heeft op het standpunt: »er moet geld
wezen, hoe komen wij er aan, wij willen niet alles halen uit
den hoofdelijken omslag, laat ons ook iets halen uit de gas
fabriek". Die argumentatie is niet juist, want wat men als
belasting wil halen, moet in hoofdzaak door den hoofdelijken
omslag gevonden worden en kan niet gevraagd worden van
de gasverbruikers. Stond men alleen voor die argumentatie,
ik zou tegen dit voorstel stemmen, maar dat staan wij niet,
want het argument, M. d. V., zooeven door u in het licht
gesteld, het beroep op de beteekenis van de gemeentelijke inrich
tingen en op het recht van de gemeente om daaruit winst
te behalen, schijnt mij volkomen juist. Ik heb mij vroeger,
waar het gold de verhooging van den gasprijs, op datzelfde
standpunt geplaatst.
Wij lezen op bladz. 4 van het Verslag, dat men niet uit
het oog moet verliezen, dat de gemeente, een gasfabriek
exploiteerende, niet in de eerste plaats gemeente, maar in
de eerste plaats industrieele is. Dat is dunkt mij een vol
komen juist standpunt. Men mag zich elk oogenblik afvragen,
hoeveel het. gas in deze gemeente moet kosten met het oog
op de kolenprijzen, enz. Nu mag men niet, zooals de heer
Kaiser doet, zeggen: »wij verdienen toch al zooveel", neen,
hoe meer wij verdienen, hoe beter, mits wij de verbruikers
niet onrechtmatig drukken. Wij zijn de gasfabrikant in deze
gemeente en mits wij geen misbruik maken van ons monopolie,
mogen wij er gerust een goede winst uit halen. En het staatje,
dat Burg. en Weth. hebben overgelegd om te doen zien,
hoeveel elders het gas kost, bewijst, dat de prijs hier ter stede
niet onbillijk verhoogd zal worden, indien dit voorstel wordt
aangenomen. Wij zitten hier dat is het standpunt van het
nieuwe ontwerp, waarover wij nu juist in de couranten hebben
gelezen als de algemeene vergadering van een soort van
naamlooze vennootschap, die het gas exploiteert. Dat is de
positie, waarin de gemeente verkeert ten aanzien van geoor
loofde industrieele ondernemingen, welke zij voert. Nu kunnen
wij van de andere argumenten afzien, en hebben wij slechts
te vragen, of wij ons als fabrikant en monopolist redelijk
gedragen, wanneer wij zooveel heffen als Burg. en Weth.
voorstellen. Die vraag beantwoord ik bevestigend en daarom
zal ik mijn stem vóór dit voorstel uitbrengen.
De heer A. J. van Hoeken. J.Jzn. M. d. V. Ik meen dat
door geen der sprekers is ontkend, dat men uit de gasfabriek
een zekere winst mag maken. Nu is zeker, dat artikel 254 van
de Gemeentewet die bevoegdheid geeft, maar daarover loopt
het hier niet. De gasfabriek levert winst op en geen nadeel.
Wanneer de rekening met een nadeelig saldo sloot, zou men
kunnen overwegen, of verhooging van den gasprijs noodig was.
Het geldt hier niet de principieele vraag, of de gemeente winst
mag behalen uit de gasfabriek, maar de quaestie of de begrooting
van die inrichting zal worden gemaakt tot een sluitpost op de
gemeentebegrooting. Indien Burg. en Weth. hun argumenten
voor het voorstel hadden ontleend aan verhooging van de
steenkolenprijzen of aan verlaging van de prijzen der cokes,
dan zou men tot verhooging van den gasprijs hebben kunnen
komen, maar nu dat niet het geval is, en een groot gasverbruiker
niet altijd in evenredigheid hoog in de belasting is aangeslagen en
omgekeerd, zullen door deze prijsverhooging juist de gasver
bruikers onevenredig zwaar gedrukt worden.
En nu nog een enkel woord over hetgeen door den heer
Juta in het midden is gebracht, n.l. dat als de gasprijs niet
verhoogd wordt, het percentage van de inkomstenbelasting
tot 4x/2 zal moeten worden opgevoerd en dientengevolge de
ingezetenen Leiden zullen verlaten. Zoo dit argument onweer
sproken bleef, M. d. V., zouden de tegenstemmers van de
gasprijsverhooging de schuld kunnen krijgen, dat zij de oorzaak
er van zijn, als een enkele ingezetene de gemeente verlaat. Velen
kunnen er dat niet meer zijn, daar zij, die niet om een of andere
reden gebonden waren te blijven, de gemeente reeds zijn uitge
trokken toen het percentage 21/a was, wetende dat door het
oprichten van zekere inrichtingen waarvoor destijds in deze
vergadering zoo gewaarschuwd is de belastingen verhoogd
zouden moeten worden. En nu zullen degenen die niet weg
kunnen, de gevolgen daarvan in belasting moeten dragen.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik heb met belangstelling
gehoord, wat door de verschillende heeren in het midden is
gebracht en ik wil daarop met een enkel woord antwoorden.
Ik ben door niemand overtuigd, dat ik het bij het verkeerde
eind heb gehad. Ik acht verhooging van den gasprijs princi
pieel verkeerd. Men mag het draaien zoo men wil, maar de
zaak is toch, dat er eigenlijk een hooger percentage aan hoof
delijken omslag moet geheven worden, en men nu een ver
hooging van den gasprijs als surrogaat daarvoor wil laten
dienen. Als de gasprijs op die manier tot een sluitpost wordt
gemaakt, kan men het percentage van de inkomstenbelasting
wel altijd op dezelfde hoogte houden, desnoods wel verlagen.
En nu acht ik voor mij de inkomstenbelasting de rechtvaar
digste manier om het noodige geld te krijgen.
De heer Juta heeft verschillende categoriën van personen
opgenoemd, die door de inkomstenbelasting niet of weinig
getroffen worden, doch die men wel zou kunnen treffen door
een verhooging van den gasprijs; doch hieruit blijkt juist dat
ik gelijk heb, dat men de verhooging van den gasprijs wil
laten dienen als een surrogaat voor de inkomstenbelasting.
En hiertegen moet ik protesteeren. Ik acht het het recht
vaardigste, het percentage der inkomstenbelasting te verhoogen.
Het schrikbeeld, dat de ingezetenen Leiden zullen verlaten,
weegt bij mij zoo zwaar niet. Zoolang ik in Leiden woon,
loopen de mensehen er harder uit dan zij er inkomen. Den
Haag trekt m. i. minder door de geringe belasting dan wel
door de mooie omstreken. Leiden staat in dat opzicht niet in
een goed blaadje; die hier niet noodig heeft, gaat allicht
wonen in een plaats waar het aangenamer is om te leven.
Ik vind dus het voorstel van Burg. en Weth. principieel
niet goed, en daarom mag ik er mijn stem niet aan geven.
De heer van Dissel. M. d. V. Ik zal vóór het voorstel
van Burg. en Weth. stemmen. Hoewel ik ook zeer aandachtig
naar allen, die gesproken hebben, geluisterd heb, kan ik hun
bezwaren niet deelen, zelfs niet begrijpen. Ik begrijp namelijk
niet, hoe men kan meenen, dat door verhooging van den
gasprijs met een halven cent, men in strijd zou komen met
gezonde begrippen van gemeentelijke huishouding. Mij dunkt,
dat degene, die in die verhooging een ongeoorloofde vermomde
belasting ziet, onmiddellijk een voorstel zou moeten doen voor
verlaging tot den kostenden prijs. Van hem, die een dergelijk
voorstel deed, zou ik toegeven dat hij logisch dacht, omdat hij
alles uit de opbrengst der belasting zou willen verkrijgenmaar
de bewering, dat juist het cijfer, waarop de prijs thans
staat, het goede is en daar niet boven mag worden gegaan,
dat men wel 60, niet 90 duizend gulden winst mag behalen,
acht ik een zoo willekeurig standpunt, dat ik niet kan be
grijpen, hoe een ernstig, doordenkend man daarop kan blijven
staan.