158 DONDERDAG 29 OCTOBER 1903. ingetrokken subsidie te betalen, tegen welk vonnis, voor zoover mij bekend is, geen hooger beroep is ingesteld Bovendien, al zou het afvoeren van dezen post van de be grooting op juridische gronden te verdedigen zijn, dan zou ik er nog niet mee mede kunnen gaan om redenen van billijk heid. Het wil mij voorkomen, dat wanneer een gemeenteraad eenmaal besloten heeft gedurende een zekeren tijd een of andere toelage te geven, daaraan de hand moet worden ge houden, vooral wanneer, zooals in casu, voorwaarden zijn bedongen, waaraan voldaan is. Als men zich op het stand punt stelt, dat daarin elk jaar verandering kan worden ge bracht, kan men niet meer op den Raad rekenen en wordt het vertrouwen in dat college dus ondermijnd. Ik zou niet gaarne zien voor de eer van ons gemeentebestuur, dat de schouwburg commissie een rechterlijk vonnis noodig had om het subsidie te krijgsn, waarop zij naar mijn meening volledig aanspraak heeft. Ik hoop, dat daarover niet verder gediscussieerd zal worden, want dat acht ik totaal nutteloos. Ik heb dit gezegd alleen om mijn stem te motiveeren en niet om weer opnieuw een debat te krijgen over deze oude kwestie. De heer Pera. De heer van der Lip zegt het niet te willen, doch geeft alle aanleiding om het debat over deze quaestie te openen, maar ik zal daar niet op ingaan. Ik wensch alleen te constateeren, dat het een open vraag is of aan de gestelde voorwaarden is voldaan en dat de vergelijking, die de heer van der Lip heeft gemaakt tusschen het geval hier en dat van de gemeente Zwolle, niet opgaat. De heer Le Poole. Ik zal op dezelfde gronden als de heer van der Lip mijn stem geven aan dezen post. Hoewel ik principieel een tegenstander ben van het subsidieeren van een schouwburg, ben ik van oordeel, dat de gemeente, na het in 1898 genomen raadsbesluit, verplicht is deze bijdrage te verleenen. De beraadslaging wordt gesloten. Het subsidie aan den Schouwburg wordt in stemming ge bracht en met 16 tegen 14 stemmen aangenomen. Voor hebben gestemd de heeren: van Lidth de Jeude, Paul, van der Lip, Le Poole, van der Eist, Witmans, Korevaar, van Hamel, Juta, Sijtshia, van Dissel, de Vries, Hasselbach, de Goeje, Kaiser en Fockema Andrese. Tegen hebben gestemd de heerenVergouwen, Bots, Driessen, A. J. van Hoeken J.Jz., Timp, Pera, A. Mulder, van Tol, Aalberse, Meuleman, P. J. van Hoeken, Eerstens, P. J. Muideren Bosch. Volgn. 166 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgn. 167—174 worden achtereensvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgn. 175 behoort de begrooting van de Stedelijke Werkinrichting. De begrooting der Stedelijke Werkinrichting en volgn. 175 worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgn. '176178 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgn. 179 behoort de begrooting van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Volgn. 179 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgrirs 180204 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen, nadat volgn. 181 met f 90.is verhoogd. De Voorzitter. Volgn. 205 wordt aangehouden. Volgns. 206209 en volgn. 1 (van de inkomsten) worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Volgn. 2 is verminderd met f 50. Volgn. 2, aldus gewijzigd, wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Volgnrs 3—18 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 19, luidende: ?>Marktgelden f22500.—. De heer Pera. M. d. V. Mij is medegedeeld, dat dit jaar bij gelegenheid van de kermis door de bewoners van de Tweede Binnenvestgracht weder zeer veel overlast is onder vonden van de kermisreizigers, die daar hun wagens hadden geplaatst. Het is vijf jaren geleden, dat van die bewoners over datzelfde feit ernstige klachten zijn ingekomen. Ik ben mij toen persoonlijk van den toestand gaan overtuigen en moest constateeren, dat het voor die menschen een onbe schrijfelijke ellende was. Door mij is toen die quaestie in den Raad ter sprake gebracht, hetgeen ten gevolge heeft gehad, dat de eerstvolgende jaren zulk een onhoudbaren toestand werd voorkomen. Ik zou bij Burg. en Weth. daarom willen aandringen om zorg te dragen, dat de bewoners van die gracht van zulk een ellende bevrijd blijven. Onze vorige Burgemeester noemde dat volkje eens de parasieten van de kermis en 't is goed om die op eenigen afstand te houden. De Voorzitter. Het is hoogst moeilijk om die menschen uit de stad te verwijderen met hun wagens, omdat zij dan te ver van het kermisterrein verblijf houden. Men kan hun ook niet in een ander gedeelte van de stad dan waar hun kermisinrichting staat, een standplaats aanwijzen. Het toe zicht op die woonwagens veroorzaakt der politie steeds de meest mogelijke zorg; de eene gemeente zendt ze naar de andere, terwijl deze weder zoo goed is ze terug te sturen. Misschien is er een andere gelegenheid te vindenmaar men is steeds gebonden aan de voorwaardedat de menschen niet te ver verwijderd worden van het kermisterrein. De heer Pera. M. d. V. Ik moet ernstig opkomen tegen uw redeneering. Het gaat niet aan om het bezoek van die wagens toe te laten ten koste van de min- en onvermogende burgerij van Leiden. In de eerste plaats hebben Burg. en Weth. het recht om dien kermisreizigers die standplaats te verbieden. Die menschen mogen zich niet nederzetten waai' zij willen en wanneer pertinent is uitgemaakt, dat zij een plaats binnen de gemeente moeten hebbendan zou ik willen aanraden het is geen spotternij hun een standplaats aan te wijzen op het Rapenburg of op de Breeslraat. De Voorzitter. Ik geloof niet dat het kermisterrein zich daar gewoonlijk bevindt, zoodat het moeilijk zou gaan om die wagens daarheen over te brengen. Ik herhaal: het bezwaar is in deze, dat die menschen niet te ver van hun tenten mogen verwijderd zijn. Bij de keuze van de standplaats, die men hun aanwijst, wordt er voor gezorgd, dat zij op een plaats komen te staan, waar zij zoo min mogelijk overlast aandoen. De heer Pera krijgt, voor de derde maal het woord en zegt M. d. V. Slechts een enkele opmerking nog. Gij legt er den nadruk op, dat die menschen dicht bij de kermis hun verblijf moeten hebben. Ik zie de noodzakelijkheid daarvan niet in, want lang niet alle wagens komen binnen de ge meente. Dit jaar stond ook een groot aantal buitenzelfs bij »de Vink" en verder, terwijl vroeger op het Raamland een standplaats was aangewezen. In ieder geval kunnen er maatregelen worden genomen om die wagens verwijderd te houden van die gracht bij de alge- meene begraafplaats. De bewoners van die wagens veroor loven zich tegenover die eenvoudige ingezetenen daar alle mogelijke vrijheden, terwijl deze meenen bovendien nog de meeste voorzichtigheid te moeten in acht nemen uit vrees voor erger. Ik meen derhalve dat bepaald gezorgd moet worden, dat een dergelijke plaats van het bezoek dier wagens verschoond blijve. De Voorzitter. Het is zeer gemakkelijk om te zeggen, dat deze of die plaats van dat bezoek verschoond moet blijven, maar dan rest nog de moeilijkheid, dat toch altijd een standplaats in de gemeente behoort te worden aangewezen. De heer Pera beriep zich wel op het Raamland, maar de eigenaren hebben de vergunning om daar wagens te plaatsen, ingetrokken. De heer Hasselbach. M. d. V. Ik geloof, dat de heer Pera sterk overdreven heeft; op den Ouden Singel hebben wij de woonschuiten. Die bezorgen wel overlast, maar niet zoo bij zonder erg. De bewoners van den Ouden Singel zouden dan ook wel kunnen klagen, maar doen dat niet, althans het is mij nooit ter oore gekomen. De heer Meuleman. M. d. V. Ik ben tijdens de kermis in een van die wagens geweest om een verlossing te doen, maar ik moet zeggen, dat de menschen allen zoo vriendelijk mo gelijk waren en zich beijverden om de kraamvrouw te helpen. Op dat tijdstip was de deelneming algemeen. De Voorzitter Bij de politie zijn ook geen klachten be treffende overlast ingekomen. De heer Bosch. M. d. V. Bij het verplaatsen van de groente markt naar de Boommarkt zou ik gaarne gezien hebben, dat Burg. en Weth, in het voorstel getreden waren om het marktgeld te verminderen. Als ik uit uw antwoord op mag maken dat verplaatsing van die kramen naar het daartoe aangewezen terrein zal kunnen geschiedenleg ik mij daarbij neer. Maar als later een voordracht den Raad zal bereiken om die tenten te doen zetten op een plaats, die nu niet voor kermis is aangewezen, dan behoud ik mij mijn stem voor. Volgnr. 19 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnrs 20—22 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 12