134 DONDERDAG 8 OCTOBER 4903. dus met het oog op den gewonen termijn waarbinnen de stukken na de rondzending worden behandeld, is dat zeker niet kort. Maar hoe dat ook zij, ik geloof, dat het bezwaar van den heer Sijtsma op het oogenblik niet gewichtig meer is. Zooals de Wethouder van fabricage reeds heeft opgemerkt zijn de voordeelendie voor de gemeente uit deze concessie voortspruiten, zoo belangrijk meer dan in 1895 het geval zou zijn geweest, dat alleen uit dat oogpunt het alle voorkeur zou verdienen om hierop in te gaan. Jk behoef er slechts op te wijzen dat wij krijgen een ondergrondsche geleiding, en dat het aantal aansluitingen, dat de gemeente gratis krijgt, wordt verhoogd tot 5 van het totaal aantal aansluitingen, en dat men hier blijft genieten van het buitengewoon laag tarief van f35.—. Die drie punten kwamen ons voor den doorslag te moeten geven om den Raad te mogen adviseeren om de telefoon in concessie te laten en niet tot gemeente exploitatie over te gaan. En dan mag ik hier nog wel bijvoegen dit merkwaardige, dat door de ervaring gebleken is, dat het telefoonbedrijf voor een kleine gemeente voordeel geeftmaar voor een groote gemeente een nadeelig bedrijf is; althans hoe meer het net zich uitbreidthoe minder het voordeel wordt. Nu zal de heer van der Eist zeggen, dat waar het geldt het beginsel van gemeente-exploitatie, vooral voor de monopolis tische bedrijven, voordeel niet mag wegen. Ik zal die stelling als beginsel niet aanvaarden, en ik geloof dat men in dit opzicht zeker elke zaak, elk bedrijf op zich zelf moet beoor- deelen, en dat waar voor een gemeente financieele moeilijk heden uit eigen exploitatie zullen voortspruitendoordat de nadeelen van het een of ander bedrijf grooter zijn dan de voor de hand liggende voordeelendie uit de concessie voort vloeien, men zich wel tienmaal mag bedenken alvorens tot eigen-exploitatie over te gaan. Ik weet, dat het publiek gewoonlijk beter wordt geholpen, wanneer de gemeente exploiteert; maar wij hebben hier te doen met een conces sionaris, die gedurende den verloopen tijd heeft getoond zeer betrouwbaar te zijn. En nu mag men zeggen, dat de maat schappij toch wel zeer begeert om de exploitatie te Leiden te behouden, dat houdt verband hiermede, dat Leiden een van de vele plaatsen in ons land iswaar deze maatschappij de exploitatie heeft, en dat de Maatschappij het eenigszins als een punt van eer beschouwt, als Leiden in het kader mocht blijven. Het is dus hier niet zoozeer allereerst het voordeeldat in het spel isals wel de omstandigheiddat de maatschappij Leiden gaarne zou blijven tellen onder de gemeenten waar zij exploiteert. Maar hoe dat ook zijvoordeel zit er natuurlijk altijd eenigszins in voor de maatschappij waar ook niets tegen is, gelijk de heer Pera reeds heeft opgemerkt. Maar dat in dezen voor de gemeente de aange wezen weg was, om de exploitatie zelf op zich te nemen, dat kan ik op grond van al hetgeen in het midden is gebracht niet toegeven. Ik geloof dus te moeten aanraden op de ver lenging van de concessie in te gaan. De heer Pera. Mag ik nog even opmerken, Mijnheer de Voorzitter, dat bij de voordeelen, door U reeds genoemd, nog komt, dat wij zelfs aan den prijs van f 35.niet gebonden zijn, daar de mogelijkheid open blijft, dat zelfs dat abonne ment wordt verminderd. Ten minste, op die manier wordt het voorgesteld. De Voorzitter. Ja, dat staat wel in de voorwaarden voor eventueel voorkomende gebeurlijkheid, maar ik geloof dat zich dat niet licht zal voordoen. Dat zal alleen het geval zijn, wan neer in plaatsen van gelijken omvang het tarief daalt beneden 35.—. Maar als men nagaat dat in plaatsen als Groningen en Utrecht en verschillende andere van dien omvang f 40. - wordt betaald en het abonnement dus hier reeds fb.lager is, dan geloof ik, dat daarop niet al te zeer kan worden ge rekend. Maar in elk geval is dat ook bij de voorwaarden voorzien. De heer Pera. Ik had gedacht, mijnheer de Voorzitter, dat mijn opmerking uw volle instemming zou hebben; maar nu dat niet zoo geheel het geval blijkt te zijn, wensch ik aan de zaak nog een enkel woord toe te voegen. Waar toch de abon- nementsvoorwaarden reeds matig zijn berekend, vind ik het juist van belang, dat niettegenstaande dit het geval is, de mogelijkheid van prijsvermindering open blijft. Wanneer toch tengevolge van nieuwe vindingen of door wat oorzaak dan ook de zaak voordeeliger gedreven wordt, hebben de gebruikers het uitzicht een geringeren prijs te zullen betalen. Ten minste zoo begrijp ik de voorwaarden. De heer Fockema Andrew. Ik ben het in hoofdzaak met het standpunt en het voorstel van Burg. en Weth. eens, en wat u hebt gezegd, mijnheer de Voorzitter, geef ik in het algemeen toe. Maar dat een bedrijf altijd beter wordt geëxploiteerd door de gemeente dan door een particulier, dat zou ik niet altijd willen toegeven. Wanneer men de hier en daar bestaande ge meentebedrijven nagaat, dan geloof ik, dat die stelling, die bij voorstanders van het gemeentelijk bedrijf altijd voorzit, niet zoo algemeen is vol te houden. Waar het geconcession- neerde bedrijf staat onder het toezicht van het Gemeente bestuur, ben ik niet overtuigd, dat de gemeente daartegenover voor de belanghebbenden voordeeliger zou exploiteeren, want ik geloof, dat een Gemeentebestuur gemakkelijker ten bate van belanghebbenden in beweging zal komen, wanneer het in de uitoefening van zijn controle tegemoetkoming aan klachten kan opleggen aan den exploitant zonder dat dit voor de ge meente kosten meebrengt, dan wanneer het in eigen beheer voor eigen rekening den Directeur de opdracht geven moet in een leemte te voorzien. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wensch nog slechts een enkele opmerking te maken naar aanleiding van wat verschillende sprekers hebben gezegd. In de eerste plaats ontmoet ik den heer Pera, die zegt, dat het rapport van den heer Driessen niet nader door den heer Theunissen behoefde te worden beantwoord, daar het uitsluitend liep over plaatselijke belangen en plaatselijke toestanden Maar voor een kundig man als de heer Theunissen zou het toch zeker niet moeilijk zijn geweest, zich op de hoogte te stellen van die plaatselijke belangen. Bovendien is dit niet waar. De directeur doet telkens uitstapjes naar Arnhem, waar de heer Theunissen hem zeer goed zou kunnen ontmoeten. Voorts heeft de heer Pera begrepen, dat wij het zoo verschrikkelijk zouden vinden, wanneer de maatschappij met dit contract winst maakte. Daaruit kan hij opmaken dat wij de heer van der Eist en ik van zaken doen geen verstand hebben, alsof men daarvoor een beetje koopmanschap moest drijven. Neen, als men zaken doet, wil men daarop ook ver dienen, dat spreekt van zelf; dus vinden wij daarin niets verschrikkelijks, maar achten dat zeer natuurlijk. Nog zegt de heer Perawij moeten niet vergetendat die maatschappij de concessie gaarne wil hebben, omdat voor haar anders alles waardeloos wordt. Maar daartegenover wil ik even opmerkendat de tegenwoordige installatie feitelijk toch voor een deel overbodig wordt, omdat wij nu zullen krijgen een ondergrondsche geleiding, dus moet alles toch geheel vernieuwd worden. Ook tegenover den heer Korevaar wil ik nog een enkele opmerking maken. Deze zegt, dat de Commissie niet bevoor oordeeld was, maar zij achtte toch niet noodig een rapport, dat toen het er eenmaal was, Burg. en Weth. bijna heeft bekeerd tot voorstanders van gemeente-exploitatie. Vooraf was de Commissie dus reeds overtuigddat de concessie moest worden verlengd, en was in de Commissie geen min derheid geweest die er anders over dacht, dan hadden wij het rapport, dat mij zoo toelacht, niet gehad. Dat ik toch wel voorbereid was tot de behandeling van deze zaak, gelijk de Voorzitter zegt, valt mij waarlijk mee, want het is waar, dat ik weinig van de stukken heb gelezen. Of liggen de argumenten voor mij daarin dan voor het grijpen Maar ik geloof dat ik heel wat andere bezwaren tegen een verlenging van de consessie zou hebben kunnen te berde brengen, wanneer ik bij menschen, die kennis van deze zaken hebben, mij op de hoogte had kunnen stellen; maar daartoe heeft mij de gelegenheid ontbroken. De heer Fockema Andrese zegt wel om daarmede te eindi gen ik geloof niet, dat de menschen met gemeente-exploitatie beter uit zijn. Maar dan herinner ik aan de discussie, die wij hier meermalen over de waterleiding hebben gehad, en waarbij zoo dikwijls is gezegd: hadden wij die exploitatie maar in eigen hand, nu zitten wij aan handen en voeten gebonden. Thans klaagt men steen en been over de mannen, die indertijd de lange concessie aan de Leidsche Duinwatermaatschappij verleenden en wie weet, of het hiermede ook niet zoo zal gaan. En daarvoor wil ik de verantwoordelijkheid niet dragen. Ik blijf mij dus tegen het voorstel van Burg. en Weth. ver klaren. De Voorzitter. Ik wil alleen dit zeggen, dat wij van harte hopen, dat komt wat de heer Pera zegt, en dat wij ons inder daad zullen verblijden, wanneer zoodanige nieuwe uitvindingen worden gedaan, dat art. 12 zal kunnen worden toegepast en wij dus kunnen profiteeren van hetgeen daar is vastgelegd. En wat betreft de opmerking van den heer Fockema Andrese, ik geloof niet, dat het wenschelijk is ons hier in een academisch dispuut te begeven over het beginsel der wenschelijkheid van het brengen van de monopolistische bedrijven bij de gemeenten. Maar met een enkel woord wil ik wel er tegen op komen, dat de heer Fockema Andrese concessie in 't algemeen als een Eldorado aankondigt. Ik geloof werkelijk, gelijk ik reeds gezegd heb, dat men hierbij ieder bedrijf op zichzelf moet beoordeelen, en zich moet afvragen, of het belang der gemeenschap werkelijk gebiedend eischt, dat een bedrijf, dat monopolie is, gemeentelijk wordeen zoo dat het geval niet is, dat men dan te rade moet gaan met de voor- en nadeelen. Op dat standpunt, geloof ik, moet men zich in dezen plaatsen. En nu komt het mij voor, dat in dit geval, gerekend met de aangeboden voorwaarden, de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 8