136
DONDERDAG 8 OCTOBER 1903.
reeds is gevallen. Ik ben daar ook over gevallen en zou dat
woord wel gaarne teruggenomen zien. liet komt mij voor,
wanneer wij hier een achteruitgang in het telefoonbedrijf
mochten krijgen men kan nooit weten hoe dat daaruit dan
de conclusie zou kunnen worden getrokken, dat dan de meisjes,
die aan de telefoon werkzaam zullen zijn, een minder loon zullen
gaan genieten. En over het algemeen, mijnheer de Voorzitter,
zou ik wel gaarne in overweging wilien geven, mocht de
regeling soms niet hij den Raad komen, dat Burg. en Weth.
er wel op zullen letten, dat de arbeidstijd niet overmatig veel is.
Het is mij bekend, dat bij deze maatschappij een vrij lange
werktijd wordt geëischt bij een minimum loon.
De Voorzitter. Ik geloof, dat er zeer ernstig bezwaar is
om in te gaan op het denkbeeld door U aan de hand gedaan
om aan den Raad te geven de goedkeuring over de regeling
van werktijden en salarissen van dit personeel. Wij hebben
hier trouwens te doen met een daad zuiver van uitvoering,
dus meen ik dat het meer in den geest der gemeentewet
is, deze zaak over te laten aan Burg. en Weth. En wat
betreft het verdere van uw betoog, Burg. en Weth., die ook
bij de takken van gemeentedienst zooveel mogelijk er tegen
waken, dat de werktijden niet te lang zijnzullen zeker niet
in gebreke zijn ook hier behoorlijk toe te zien. Juist een van
de redenendat de beraadslagingen tusschen de maatschappij
en Burg. en Weth. zoo lang hebben opgehouden, is ook,
dat wij van hun kant voldoenden waarborg wenschten omtrent
een behoorlijke regeling van de werktijden en de éalarissen
van het personeel. Dus is de aandacht wel degelijk daarop
gevestigd.
De heer Witmans. Dank U zeer, M. d. V.
Art. 19 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De artt. 20—27 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 28, luidende aldus:
»De Burgemeester is bevoegd om in geval van oproerige
beweging, samenscholing of andere stoornis der openbare
orde de bediening der telefoonverbindingen tijdelijk geheel of
gedeeltelijk te verbieden, onder eontróle van door hem aan
te wijzen personen te stellen en zoodanige maatregelen of
beperkingen te gelastenals hij in het openbaar belang zal
noodig achten.
De maatschappij heeft in zoodanig geval geen recht op
schadevergoeding of schadelooshouding."
De heer van der Lip. M. d. V. Hier hebben wij ook een
geval dat de telefoonverbinding tijdelijk kan worden opge
heven evenals in art. 7maar daar is gedacht aan de be
langen van de geabonneerdenhetgeen niet het geval is in
dit artikel betreffende de oproerige bewegingen. Ik zou wel
willen vragen, of het niet wenschelijk is in dit geval ook
art. 7 lid 3 toepasselijk te verklaren, zoodat wanneer de
staking langer duurt dan dertig dagen, de geabonneerden
een evenredig deel van hun abonnement zullen terug krijgen.
De VoORziTTER. Het komt mij voor, dat die gevallen niet
geheel gelijk staanin art. 7 wordt een ander geval bedoeld
en een andere toestand dan in art. 28. Hier geldt het een
geval van overmacht, waaraan de maatschappij niets kan
doen, en in een dergelijk geval nog de verplichting op te
leggen restitutie te verleenen, dat komt mij voor overmatig
hard te zijn. Bovendien laat het zich niet denken, dat een
oproerige beweging, als waarvan hier sprake is, langer dan
30 dagen zal durenzonder dat voorziening zal zijn getroffen.
Ik geloof dus, dat het werkelijk geen aanbeveling verdient
om te verklaren dat art. 7 hier toepasselijk is.
Art. 28 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Artt. 29—30 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De voordracht in haar geheel, in stemming gebracht, wordt
aangenomen met 26 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heerenHasselbach, van der Lip, Bosch,
Timp, de Goeje, Juta, van Hamel, Meuleman, le Poole, Verhey
van Wijk, Paul, van Tol, Bots, Driessen, de Vries, Kaiser, Ker-
stens, Korevaar, Fockema Andrese, van Lidth de Jeude, Pera,
A. J. van Hoeken JJz., P. J. Mulder, Witmans, Vergouwen en
van Dissel.
Tegen stemmen de heeren: van der Eist en Sijtsma.
De Voorzitter. Thans wensch ik nog een punt aan de orde
te stellen buiten de agenda. Het betreft den aankoop van een
betrekkelijk klein perceel achter het slachthuis. De heer van
Waveren heeft aan de gemeente dat terrein aangeboden, dat
wij met het oog op een tweeden toegang tot het abatoir noodig
hebben, en wel vooral teneinde het publiek, dat zich begeeft
tot den verkoop van gesteriliseerd vleesch, een behoorlijken
toegang te verschaffen. Daarvoor is noodig een strookje grond
achter het slachthuis. Dat terrein is groot 117 M2 en wordt
door den eigenaar aangeboden a ƒ6.— de M2, zoodat de totale
kosten zullen bedragen ƒ702.—Daar hij zijn aanbieding slechts
tot 10 October wil gestand doen, zijn wij in de noodzakelijkheid
thans hiervoor toestemming te vragen. Ik doe dat niet in
geheime zitting a priori omdat ik er zeer voor ben alles zooveel
doenlijk in openbare zitting te behandelen, zelfs bij verkoop en
aankoop, en in de tweede plaats omdat de Commissie voor het
slachthuis zich unaniem voor dezen aankoop heeft verklaard.
De heer Witmans. Is dat aan het gedeelte van het abat
toir waar de sterilisator is? Dan is dat toch niet aan den
openbaren weg, maar aan den achterkant.
Echter zou ik óok wel willen vragen: het abattoir heeft
reeds zooveel geld gekost, moet er dit nu ook weer bij?
De heer Pera. Ik wensch alleen even te kennen te geven,
mijnheer de Voorzitter, dat ik den prijs verschrikkelijk
hoog vind.
De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn dat met u eens
maar wij kunnen niet anders. De eigenaar heeft reeds iets
op den prijs laten vallen, en wanneer wij deze gelegenheid
laten voorbij gaan, het is daar alles bouwgrond, dan
zal later het verkrijgen van een uitgang daar veel grooter
bezwaren inhebben, zoo niet onmogelijk zijn.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Ik had gedacht, mijnheer
de Voorzitter, dat met 5,per M2 deze grond voldoende
betaald was. Men moet niet uit het oog verliezen, dat de
gemeente verplicht is daar ter plaatse het terrein op te hoogen
en een straat te leggen, zoodat de kosten dus hooger worden.
Maar afgezien daarvan, kan ik de zaak op zichzelf niet goed
keuren; want hoe meer uitgangen, hoe minder controle. Naar
mijn meening is het veel beter, dat de uitgang blijft dooi
den ingang van het abattoir.
De Voorzitter. Ik geloof, dat wij ons in dezen bij het
eenstemmig gevoelen van de Commissie voor het slachthuis
moeten nederleggen. Die Commissie is van meening, dat het
in het belang is van het slachthuis en speciaal van den ver
koop van gesteriliseerd vleesch, terwijl wanneer wij niet van
deze gelegenheid gebruik maken, wij ons later, wanneer een
straat is aangelegdvoor zooveel hoogeren prijs een tweeden
uitgang zouden moeten verschaffen. Ik vind dus alle vrijheid
den Raad in overweging te geven deze voordracht aan te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
In stemming gebracht wordt het voorstel aangenomen met
25 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren: Hasselbach, van der Lip, van
der Eist, Bosch, Timp, de Goeje, Juta, van Hamel, Meuleman,
le Poole, Verheij van Wijk, Paul, van Tol, Bots, Driessen,
de Vries, Kaiser, Kerstens, Korevaar, F'ockema Andreae, van
Lidth de Jeude, P. J. Mulder. Witmans, Sijtsma en van Dissel.
Tegen stemmen de heeren: Pera, A. j. van Hoeken J.Jz.
en Vergouwen.
Daar niets meer aan de orde is en niemand meer het woord
verlangt, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.