DONDERDAG 24 SEPTEMBER 1903. 125 Maar er is nog iets anders, nl. dat ik aan Burg en Weth. zou willen vragen, of nu van de begrooting van fabricage Volg. 115, de post voor onkosten, die worden gerekend voor het begraven van vleesch, zal verdwijnen? Daarvoor is ƒ050 geraamd, en als die po3t nu verdwijnt, waar gaat de man dan heen, die daarmede is belast De Voorzitter. Ik wensch op de merkendat al moge misschien op de cijfers van Burg. en Weth., wat de aflossing betreft, een bemerking zijn te maken, hetgeen ik nog niet grifweg toegeef, dan toch vaststaat het voorrecht, dat wij in het bezit van dien oven hebbenwanneer wij dien destructor hebbenis het toch met het oog op de hygiène van veel belang, dat de vernietiging van het afgekeurde vleesch ge schiedt op deze wijze dan op de wijze, die tot heden werd gevolgd. Dus nog daargelaten de juistheid van de opmerking van den heer van Hoekenwordt toch dat groote voordeel verkregen. En wat betreft den post voor fabricage, die vermindering ondergaat, als die man dit werk niet meer verricht, dan zal hij tot andere werkzaamheden kunnen worden aangewezen. Er is dus geen bezwaar dien post te royeeren, hetgeen zeker gebeuren zal. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Ik meen, dat die man toch geregeld naar buiten zal moeten om allerlei afval, als afgekeurde-visch en ooit en afgemaakte honden aan de stink putten te gaan begraven. Het is dus een kleine zaakdat het vleesch, dat aan het abattoir wordt afgekeurd en niet geschikt is voor sterilisatie, door dien man, die toch zal blijven belast met het begraven van verschillende zakenwordt meegenomen. Wanneer dus de bovengenoemde artikelen ook in dien oven konden worden vernietigdwas het misschien wel wenschelijk het te doen; eerst dan zou m. i. een voordeel worden verkregen, wat ik nu nog niet kan zien. De heer Korevaau. Ik geloof, dat de bezwaren van den heer van Hoeken wel wat overdreven zijn. Het is waar, de vraag doet zich onmiddellijk op, waar de man heen moet, die nu speciaal zijn bezigheden heeft met het begraven van afgekeurd vee en vleesch. Die man is voor vast aangesteld bij den dienst van gemeentewerken, dus kan hij natuurlijk niet worden bedankt. Maar wanneer hij voor die bezigheden niet meer noodig is, dan komt hij bij den gewonen dienst van fabricage, waar zeker werk voor hem te vinden is. En behalve vast personeel zijn bij gemeentewerken altijd een zeker aantal losse werklieden, dus wanneer deze man vrij komt, dan zal er natuurlijk ook een los werkman minder noodig zijn in den dienst van fabricage. Die man komt dus wel weer terecht. Maar de heer van Hoeken heeft ook nog even aangeroerd de bezigheden van dien mandie voortvloeien uit het afkeuren van visch en ooft. De rapporten van den keurmeester van visch en ooft zijn niet publiek, maar wanneer de heeren de moeite nemen ze eens in te zien, zullen zij bemerken, dat de bemoeiingen van den werkman met de afgekeurde visch en het ooft zeer gering zijnzoodat de man, die vrij komt, best geheel in dienst van Fabricage kan geplaatst worden. Men mag verschillen over den tijd waarin de Kori-oven moet worden afgelosthet komt mij voor dat een tijd van 15 jaar daarvoor wel wenschelijk zou zijn, financieel blijft het een voordeel; en ook buiten het financieele voordeelbiedt het verbranden nog een groot voordeel aan boven het begravenzooals het tegenwoordig geschiedt. Het toezicht op het begraven is nu vrij scherp, maar 's winters bij de korte dagen gaat dit niet zoo gemak kelijk. Dan moet het afgekeurde vleesch worden bewaakt enz. en ik geloof daaromdat het alleszins wenschelijk is eene inrichting te hebbenwaardoor het vleesch op de plaats zelve onschadelijk kan worden gemaakt. De heer Pera. M. d. V. Naar aanleiding van dit voorstel heb ik een onderzoek ingesteld, en de slotsom van de ont vangen inlichtingen is, dat het gebruik van den oven ons wel iets duurder zal komen te staan dan het begraven. Ik geloof dat het geld, aan den oven besteed, voor een groot deel weggeworpen geld zal wezen. Vermindering van werk zaamheden zal er weinig zijn. In het belang al weder van de belastingschuldigen, meen ik mij tegen de aanschaffing van den oven te moeten verklaren. De heer P. J. van Hoeken. M. d. V. Van den geachten Wethouder van Fabricage heb ik vernomen dat de oven maar een enkele maal gebruikt zal worden, wat mij versterkt heeft in mijn gevoelen dat wij er geen f 4000 voor moeten uitgeven. Wij hebben pas afwijzend beschikt en naar ik meen terecht op een verzoek van werklieden om verhooging van loon, maar daarom ook juist acht ik eene uitgaaf van 4000 voor deze zaak ook ongewenscht. Dat moet dan weer door leening worden gedekt; de Raad moet het weten, maar ik vind dit eene bedenkelijke wijze van handelen. De heer Korevaar. De vergelijking van de heer P. J. van Hoeken gaat niet op. Wanneer nu een stuk vee wordt afge keurd, zijn 2 a 3 man noodig om het stuk vee te vervoeren tot buiten de kom der Gemeente; dan moet het onscha delijk worden gemaakt door carbol, worden begraven en worden gedekt. Dat eischt heel wat tijd, eer die 3 man het afgekeurde stuk vee hebben bezorgd. Die menschen moeten dan weer teruggaan, dus gaat met dat alles veel tijd verloren. De tijd, die daartegenover noodig is, om het toestel te bedienen is, hoewel niet geheel onbedui dend, in vergelijking daarmede toch gering. Men heeft dezen oven bij de hand, en werpt het te vernietigen vleesch erin; dat is dus een groote besparing. En dat het toestel maar een heel enkelen keer zal behoeven te worden gebruikt, ligt voor de handwant de manier waarop het nu geschiedt duurt veel te lang. De heer Pera. Ik wensch nog even te constateeren, dat, als die man afgekeurd vleesch moet wegbrengen, hij gewoonlijk ook zeer beladen is met doode honden en katten. De Voorzitter. Het doet er weinig toe, wat de man nu doet; de kwestie is alleen maar, of hij andere werkzaamheden zal kunnen krijgen, zoodatwanneer deze post voor fabricage vervalt, ook een ander los werkman zal kunnen vervallen. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming gebracht, wordt het voorstel aangenomen met 13 tegen 12 stemmen. Voor stemmen de heeren: van Hamel, Meuleman, Aalberse, Korevaar, van der Eist, Sijtsma, Kerstens, Verhey van Wijk, Kaiser, Hasselbaeh, van der Lip, de Vries en Juta. Tegen stemmen de heeren: Pera, A. J. van Hoeken J.Jzn., P. J. Mulder, A. Mulder, Vergouwen, P. J. van Hoeken, Bosch, Witmans, Driessen, Bots, Timp en van Tol. Daar niets meer aan de orde is en niemand meer het woord verlangt, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 9