DONDERDAG 24
SEPTEMBER 1903.
121
Nu zeggen Burg. en Weth in hun adres, dat de brugwachters
nog kort geleden een verhooging hebben gekregen, eerst van
25 en daarna nog weer een van 20 80. Maar ik kan mij
toch levendig begrijpen, dat nu de bezoldigingen eenmaal
zoo zijn, die menschen van middelbaren leeftijd en voor een
deel met groote gezinnen zich bij een dergelijke verhooging
niet hebben kunnen neerleggen.
Ik heb dus de eer aan de Vergadering ten zeerste aan te
bevelen het voorstel, dat door mij en de beide andere heeren
is ingediend.
De heer Juta. Bij het lezen van het adresdat dan nu be
schouwd wordt als een amendement van drie Raadsleden, is
het mij voorgekomen, dat het wel wenschelijk was nogeens
te recapituleeren wat in de laatste jaren gedaan is in het
finantieel belang van de brugwachters; en na den heer van
der Eist,, den eersten onderteekenaar van het adres, te heb
ben gehoord, ben ik in dat vermoeden bevestigd. Ik wensch
daarom voor de nieuwe leden van den Raad te recapituleeren
wat de loop van de salarissen voor de brugwachters is geweest.
De brugwachters zijn oorspronkelijk aangesteld op f 400,
welk salaris in 1895 is verhoogd met 50; vijfjaren later,
in 1900, werden ingesteld brugwachters van de eerste klasse,
die ook weer een verhooging van 50 hebben gehad, zoodat
de eene categorie toen 100 meer genoot dan bij de aanstel
ling en de andere categorie 50; en eerst daarna is hun nog
een verhooging toegekend in 1902 van f 25. Ik mag dus op
merken, dat de heer van der Eist die eerste verhoogingen,
die beduidend meer waren, in zijn rede over het hoofd heeft
gezien. En ten slotte zijn in April 1902 bij gelegenheid van
het aannemen door den Raad van de pensioenregeling voor
weduwen en weezen van gemeente-ambtenaren, de salarissen
van deze menschen nog weer verhoogd met 20,80. De sala
rissen van de brugwachters zijn dus sedert 1895 verhoogd
met ongeveer 150 voor die van de eerste klasse en met
ongeveer 100 voor die van de tweede klasse.
Dan verliest men nog verder bij die salarisberekening uit
het oog en dat heeft men verleden jaar ook gedaan
dat die menschen ook krijgen vrij kleeding en schoeisel, het
geen wordt getaxeerd op 65. Nu zegt men: ja, maar dat
krijgt de vrouw niet in handen; maar dan moet ik toch
hierop opmerkzaam maken, dat als die menschen die vrije
schoeisel en kleeding niet kregen, die vrouw dat toch zou
moeten betalen, zoodat indirect die vrouw dat wel degelijk
in handen krijgt. Daarmede dient men toch ook rekening te
houden; in ieder geval de gemeente moet er wèl rekening
mede houden, want die schoeisel en kleeding kosten haar
ongeveer 2200 per jaar. Brengt men dat nu bij het, salaris
en m. i. zeer terecht, dan komt men tot een geheel andere
rekening van het wekelijksch loon dan de adressantenwant
dan stijgt het salaris van de brugwachters voor die van de
le klasse tot f 610.80, en voor die van de tweede klasse tot
560.80. En dat zijn dan ook de salarissen, die tot grond
slag worden genomen van de pensioensregeling. Wanneer zij
dus gepensionneerd worden, vinden zij het heel aangenaam,
dat dit bedrag er bij gerekend wordt, want dan krijgen zij
daardoor zooveel hooger pensioen. Rekent men nu wat een
brugwachter 1ste klasse per week krijgt, dan ontvangt hij,
met het bedrag van f 20,80 er bij gerekend, 11,75; trekt
men het bedrag er van af, dan krijgt hij toch nog altijd
11,30. Een brugwachter 2de klasse krijgt in die gevallen
10,75 of f 10,35; dat zijn dus andere salarissen dan die
welke door adressanten zijn opgegeven.
Nu meenen de voorstellers van het amendement dat dit te
weinig is; om echter niet te veel te vragen nemen zij een
middenweg. Die middenweg brengt echter eene verhooging
mede voor de brugwachters 1ste klasse van ƒ119.80, voorde
brugwachters 2de klasse van ƒ94.80, van die der 2de klasse, 2de
afdeeling, van 24.-, te zamen een uitgaaf van bijna 3000.
per jaar. Dat is nu de jaarlijksche verhooging, maar daarmee
zijn we er nog niet, wij moeten ook rekening houden met de
indirecte verhoogingen, die een gevolg zullen zijn van de aanne
ming van dit amendement. Als wij n 1. aan de brugwachters deze
loonsverhooging toestaan, zullen onvermijdelijk de rechercheurs
van den havendienst en de onderhavenmeester ook voor ver
hooging in aanmerking komen, want de verhouding tusschen
de verschillende salarissen wordt door het amendement totaal
verstoord. En als wij eenmaal dien weg inslaan, dan zullen
binnenkort de salarissen van de stadswerklieden, van de
werklieden aan de gasfabriek en van de menschen die direct en
indirect in dienst der gemeente zijn en ongeveer dezelfde
weekloonen hebben, moeten worden verhoogd. En daarom
kunnen Burg. on Weth. zich niet met het amendement ver
eenigen. Zij meenen, dat na alles wat er in de laatste jaren
gedaan is in het belang der werklieden, voor hun eigen toekomst,
en voor de toekomst van hunne weduwen en weezen, men nu
ook voor het oogenblik moet zeggen: het is genoeg. Hoezeer de
werkzaamheden van de brugwachters waardeerende, moeten
wij nu ook durven zeggenvoor het oogenblik is het genoeg.
Meenen wij naderhand, dat eene herziening van de salarissen
noodig is, dan moet dit eene algemeene herziening zijn, dan
moeten wij weten voor welke uitgaven de gemeente komt te
staan. Maar men moet niet beginnen met ééne categorie van
werklieden eene verhooging van loon toe te staan, die onver
mijdelijk groote uitgaven na zich zal slepen; dan komen wij
er stellig niet met 3000 gulden.
Daarom waarschuw ik de leden van den Raad ten zeerste voor
aanneming van het amendement.
Nu ik toch aan het woord ben, M d. V., wensch ik nog
wel iets te zeggen over het adres zelf van de brugwachters.
Dat die menschen dit vragen en trachten hun positie te ver
beteren, vind ik zeer natuurlijk, en onder andere finantieele
omstandigheden zou ik daarvoor ook wel veel gevoelen. Maar
bij de motieven, die zij voor hun verzoek aanvoeren, is er
een, waartegen ik moet protesteeren. Verleden jaar is ongeveer
hetzelfde adres bij den Raad ingediend, grondende op motieven,
die na onderzoek door Burg. en Weth, hetgeen aan den Raad
ter kennis is gebracht, niet steekhoudend zijn bevonden. Toen
is hier in den Raad medegedeeld, dat als zij ooit weer een
dergelijk adres indienden, wij van dergelijke onjuiste motieven
mochten verschoond blijven. Maar nu hebben de brugwachters
een anderen weg ingeslagen: nu gaan zij op ons medelijdend
hart werken. Van hun standpunt wellicht juist gezien, maar
naar mijn bescheiden meening zijn zij daarin te ver gegaan.
Waarom? omdat zij in hun adres zeggen: «aangezien het
gezin gebrek lijdt." M. d. V., tegen een dergelijke uitdrukking
meen ik te moeten protesteerenen temeer omdat dit adres
niet in Leiden is gebleven, maar door opneming in de nieuws
bladen is het ver buiten Leiden verspreid. Als men dat leest,
en men weet niet beter, dan wordt er gezegdhoe nu, laat
de gemeente Leiden zijn brugwachters en werklieden gebrek
lijden? Daarom meen ik tegen een dergelijke uitdrukking,
ook voor de eer van den Raad, te moeten protesteeren, want
een brugwachter, die op zijn minst gerekend 10.35 of f 11.30
in de week verdient, kan niet geacht worden gebrek te lijden;
daarbij ook nog in aanmerking genomen de jaarlijksche op
offering, die de gemeente zich getroost om in de toekomst
voor de weduwen en weezen van die menschen zorg te dragen.
Wanneer men dat alles in aanmerking neemt, kan allerminst
worden gezegd, dat de gemeente Leiden zijn brugwachters
gebrek laat lijden.
De heer Aalberse. M. d. V. Ik zou gaarne even een inlichting
willen vragen.
Vooreerst sluit ik mij volkomen aan bij hetgeen door den
heer Juta is gezegd over den vorm, waarin dit adres is ge
goten. Ook mij hebben sommige uitlatingen in hooge mate
gehinderd, en speciaal waar in de Memorie van toelichting
staat: «Dat de brugwachters met hun vaak groote gezinnen,
bij 't tegenwoordig tractement zeer bekrompen leven, ja! zelfs
niet in de meest dagelijksche behoefte der hunnen kunnen
voorzien, is van te algemeene bekendheid, dan dat daarop
nader behoeft te worden gewezen.Ik herinner mij hierbij
nog de dagen, toen ik wethouder was, en de menschen dag
in dag uit de deur plat liepen, wanneer er een plaats voor
brugwachter open was, om dat postje te kunnen krijgen.
En wanneer er dan b.v. een schilder kwam en ik zei: maar
vriend, ik begrijp dat niet de brugwachters klagen altijd,
dat zij zoo verschrikkelijk weinig verdienen, en een schilder
verdient in alle geval toch veel meer, dan was het antwoord
altijd: ja, mijnheer, in den zomer, dan verdienen wij veel
meer, maar U moet niet vergeten den wintertijd, waarin
wij geen werk kunnen vinden; en ook moet U niet vergeten,
dat een brugwachter pensioen krijgt, zelfs voor de weduwe
en de weezen. Zie, wanneer men voor die betrekking staat,
het is eigenaardig, dan vindt men haar altijd zeer begeerlijk
en is men volkomen tevreden met het loon, dat de gemeente
betaalt, zelfs wanneer de vraag wordt gedaanis dat werkelijk
voldoende? Maar men is geen drie maanden in betrekking,
of men doet mee aan een request, waarin staat, dat het loon
zelfs niet voldoende is voor de meest dagelijksche behoeften,
dat men gebrek lijdt! Dat heeft mij zeer gehinderd.
Er is echter een ander motief in 't adres aangegevenen
daarin schuilt misschien eenige waarheid; ik kan dit echter
niet beoordeelen en vandaar mijn vraag om inlichting. Is het
werkelijk waar, dat na het in werking treden van de woning
wet de huren van de arbeiderswoningen zeer zijn gestegen
dat «zeer" zal wel wat overdreven zijn dan zou er werkelijk
ook m. i. een reden zijn, waarom overwogen zou kunnen wor
den, of er wijziging moet worden gebracht in de salarissen.
Want men moet niet alleen zien, hoe hoog het geldloon is,
maar ook, of men daarvoor het noodige kan krijgen. Indien
nu de woninghuren gestegen zijn, dan is er vermindering van
inkomsten, ook al is het geldloon hetzelfde gebleven. Zijn Burg.
en Weth. werkelijk van meening, dat de huren gestegen zijn,
dan zou ik daarin een motief vinden om de salarissen te her
zien, doch dan niet alleen van de brugwachters, maar van
alle gemeentewerklieden.