112
DINSDAG 1 SEPTEMBER 1903.
Na kennisneming van dat schrijven ben ik van oordeel dat
de Heer Korevaar als Wethouder moet behouden blijven.
Op grond daarvan heb ik de eer U mede te deelen dat ik
in de gegeven omstandigheden als jongste lid van het Dage-
lijksch Bestuur thans ontslag als Wethouder neem.
U dankzeggende voor het vertrouwen in mij gesteld,
Hoogachtend,
H. Paul.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De Voorzitter. Alvorens voor te stellen dit schrijven voor
kennisgeving aan te nemen, wil ik het uitspreken, en ik hoop
hierbij namens u allen te mogen spreken, dat de motieven,
die den heer Paul hebben geleid om zijn mandaat als wet
houder neer te leggen, door ons worden geëerbiedigd. Ik
grijp tevens deze gelegenheid aan om den heer Paul te danken
voor hetgeen hij als zoodanig deed, voor zijne bemoeiingen
als Wethouder van den Burgerlijken Stand, als lid van de
Commissie voor het Slachthuis, voor zijne werkzaamheden
in het Dagelijksch Bestuur, en ik voeg er den wensch bij,
dat de heer Paul ons als lid van den Raad zijn steun en voor
lichting zal willen blijven verleenen. Toejuiching
Tevens stel ik voor, omdat het hier een spoedeischende
benoeming geldt, tot die benoeming over te gaan na punt 3
van de agenda.
Daartoe wordt besloten.
4°. Dankbetuiging van A. Dobbelsteijn voor zijne benoeming
tot onderwijzer met verplichte hoofdacte aan de school der
2e klasse voor jongens en meisjes, onder mededeeling dat hij
zijne functie bereids heeft aanvaard.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan Burgemeester, Wethouders en leden van
den Gemeenteraad van Leiden.
EdelAchtbareAchtbare Heeren.
Onder dankbetuiging voor zijne benoeming tot onderwijzer met
verplichte hoofdacte aan de Openbare School 2e klasse voor
jongens en meisjes alhier, heeft ondergeteekende hierbij de
eer te uwer kennis te brengen, dat hij de benoeming aan
neemt, en reeds in functie als zoodanig is getreden.
Onder betuiging van hoogachting
CEd. dw. dienaar,
Leiden, 29 Aug. 1903. A. Dobbelsteijn.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
5°. Missive van de Ged. Staten ten geleide van een schrijven
van den Inspecteur van de "Volksgezondheid, houdende mede
deeling zijner bedenkingen tegen de ter goedkeuring inge
zonden verordening houdende voorschriften nopens behoorlijke
bewoning van woningen.
De Voorzitter. Mijne heeren! Gevolg gevende aan den
inhoud van deze missive, hebben Burg. en Weth. gemeend
den Raad dadelijk te moeten kennis geven, dat Gedeputeerde
Staten bezwaar maken om de Verordening op het bewonen
in deze Gemeente vooralsnog goed te keuren, tenzij door den
Raad verandering wordt gebracht in twee aangegeven artikelen.
Thans kan dit stuk nog niet in den Raad behandeld worden,
maar ik stel voor om het te stellen in handen van Burg. en
Weth. ter fine van praeadvies In overleg met de Commissie
voor de Strafverordeningen kan dan worden overwogen een
voorstel om geheel of ten deele aan de gemaakte bedenkingen
te gemoet te komen.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van de Gebrs. Palm om het gebouwtje genaamd
»de Turfbel" gelegen in de Paardensteeg bij de Blauwpoorts-
brug in huur te mogen hebben tegen een jaarlijkschen huur
prijs van f 50.
2°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen hunnen
aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1903.
3°. Verzoeken van F. de Wit Huberts en G. J. W. Oldemans
om afschrijving van plaats, directe belasting, dienst 1903,
wegens woonplaats verandering.
4°. Verzoek van het Bestuur der gemeente-werklieden ver-
eeniging: »Recht en Plicht" om verhooging van loon voor
de f emeentewerklieden en wijziging der verordening op het
verleenen van pensioen aan gemeente-ambtenaren.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
5°. Verzoek van W. A. van Lith, aannemer van den bouw
van de school aan de Paul Krugerstraat, om teruggave van
door hem betaalde gelden voor de verzekering zijner werk
lieden tengevolge van de Ongevallenwet 1901, van 1 Februari
1903 af.
De Voorzitter. Zooals uit den inhoud van het verzoek blijkt,
hebben Burg. en Weth. reeds eene afwijzende beschikking
gegeven op een soortgelijk verzoek door adressant indertijd
gedaan. Tegen die afwijzende beschikking komt hij thans in
beroep bij den Raad. Het komt mij aanvankelijk voor, dat
adressant in deze dwaalt en dat zijn verzoek niet kan worden
toegestaan. Dit slechts voorloopig.
Ik stel ook ten aanzien van dit adres voor, het te stellen
in handen van Burg. en Weth. ter fine van praeadvies.
Aldus wordt besloten.
6" Verzoek van het Bestuur der Leidsche Vereeniging tot
bescherming van Dieren, om eene subsidie van gemeentewege
in de kosten van eene op 3 October a s. te houden keuring
van trekhonden.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
II. Benoeming van een Wethouder, (aftredend de Heer J.
Korevaar P.Az.)
De Voorzitter. Mag ik den heeren van Hamel, Bosch en
Sijtsma verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken?
De uitslag der stemming is dat de heer Korevaar met 28
stemmen wordt benoemd. Eén briefje was in blanco.
De Voorzitter. Verklaart de heer Korevaar zich bereid de
benoeming aan te nemen
De heer Korevaar. M. d. V. Ik dank den Raad voor het
bewijs van vertrouwen, dat hij mij opnieuw heeft gegeven
door deze benoeming. Dat alle partijen daartoe hebben mede
gewerkt, is voor mij eene groote völdoening, daarom neem
ik de benoeming ook gaarne aan. Doch M. d. V., deze wijze
van benoeming legt evenwel op mij eene zeer groote verant
woordelijkheid, en daarom aanvaard ik de betrekking niet
zonder eenigen schroom. Ik hoop echter steeds te kunnen
vertrouwen op den steun en medewerking van den Raad, en
dat mij de krachten zullen geschonken worden om het ambt
van Wethouder naar behooren te kunnen vervullen.
De Voorzitter. Met de unanieme herkiezing wensch ik U
geluk. Ik heet U welkom als Wethouder.
III. Benoeming van een ambtenaar van den Burgerlijken
Stand, (aftredend de Heer J. Korevaar P.Az.).
Wordt met 28 stemmen benoemd de heer Korevaar.
1 briefje was in blanco.
De heer Korevaar verklaart zich bereid de benoeming aan
te nemen.
IV. Benoeming van een Wethouder.
Wordt benoemd met 23 stemmen de heer Kerstens.
Üp de heeren Pera, van Lidth de Jeude en Aalberse was
ieder een stem uitgebracht, terwijl 3 briefjes in blanco waren.
De Voorzitter Is de heer Kerstens bereid de benoeming
aan te nemen?
De heer Kerstens. Mijn dank aan de leden, die hun stem
op mij hebben uitgebracht, voor het vertrouwen dat zij wel
in mij hebben willen stellen. Gaarne verklaar ik mij bereid
de benoeming aan te nemen. Het is voor mij een geheel nieuwe
werkkring waarin ik nog veel zal moeten leeren. Ik zal echter
steeds mijn beste krachten aanwenden om zooveel mogelijk
het belang en den bloei van deze Gemeente te bevorderen,
De Voorzitter. Ik wensch U geluk met de zoo eervolle
benoeming, en heet 'U welkom als Wethouder.
Aangezien de heer Kerstens reeds ambtenaar van den Bur
gerlijken Stand is, behoeft thans daarvoor geen benoeming
plaats te hebben.
V. Benoeming van leden in de vaste commissiën, als:
a. drie leden van de Commissie van financiën en uit
dezen van den Voorzitter, (aftredend lid de Heer Dr.
Th. W. van Lidth de Jeude, 2 vacatures);
De heer van Lidth de Jeude. Het zou mogelijk zijn dat
bij de benoeming van een lid voor de commissie van finan
ciën, enkele mijner medeleden mij de eer zouden willen aan
doen, hun stem op mij uit te brengen. Ik begin met mijn
dank uit te spreken voor het bewijs van vertrouwen, dat zij
eventueel in mij zouden stellen, maar ik verzoek hen liever
hun stem op een ander uit te brengen, aangezien ik door
mijne vele werkzaamheden verhinderd ben eene eventueele
benoeming aan te nemen.
De Voorzitter. De mededeeling van den heer Lidth de Jeude
doet ons allen zeker leed. Om zijne vele verdiensten in de
Commissie van financien was het mij aangenaam geweest indien
de heer van Lidth de Jeude op zijn besluit had kunren terug
komen, maar het is mij gebleken dat hij daartoe niet is te
bewegen.