75 gedurende bijna een halve eeuw aan de gemeente bewezen trouwe diensten; 2°. te besluiten, dat de betrekking van torenwachter met 1 Augustus a. s. zal worden opgeheven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennenCornelis Jacobus van Pijpen, oud 74 jaar, torenwachter dezer gemeente; dat hij bij Raadsbetluit van 4 Maart 1854 als zoodanig werd aangestelden hij derhalve bijna een halve eeuw de gemeente zijne diensten bewezen heeft; dat hij sedert eenige weken door een ziekte aan een zijner voeten zijn diensten niet heeft kunnen vervullen, en het nog een geruimen tijd kan duren, voor hij geheel hersteld zal zijn; dat hij om die reden, en met het oog op zijn hoogen ouder dom, hoe gaarne hij ook tot 5 Maart 1904 had willen wachten, Uwen Raad beleefd verzoekt hem eervol ontslag te willen ver- leenen, met toekenning van pensioen; dat hij een tractement heeft van ƒ330.en derhalve aan spraak kan maken op een pensioen ten bedrage van ƒ220. 's jaars dat laatstgenoemd bedrag niet voldoende is, om voor zijn verdere levensdagen in zijn onderhoud op dezelfde wijze te kunnen blijven voorzien; dat hij de vrijheid neemt Uwen Raad eerbiedig te verzoeken hem om genoemde reden, en voor zijn bijna 50-jarige dienst vervulling een pensioen te verleenen ten bedrage van zijn tegen woordig tractement, of zijn toe te kennen pensioen zijnde 220.—, bij wijze van een gratificatie met 80.te verhoogen, en te brengen op ƒ300. Vertrouwende op UEd.'s goedgunstige beschikking, noemt hij zich Hoogachtend Uw dw. dienaar Leiden, 2 Juli 1903. C. J. van Pijpen. No. 218. Leiden, 11 Juli 1903. DoorW. Th. A. Bergers, spekslager alhier, wordt bij nevens gaand adres schadevergoeding gevraagd wegens het, ten ge volge van de oprichting van het openbaar slachthuis, nutte loos worden van zijn in 1898 ingerichte slachtplaats. Het komt ons voor, dat op dit verzoek afwijzend behoort te worden beschikt. Het steunt op het o. i. onjuist beginsel dat de gemeente tot schadevergoeding verplicht zou zijn in al die gevallen, waar ten gevolge van in het algemeen be lang ondernomen werken aan bijzondere personen schade wordt toegebracht. Moest dit beginsel worden aangenomen, een haast ondragelijke financieele last zou den gemeenten en anderen open bare lichamen worden opgelegd en angstvallig zouden in het vervolg ook de indirecte linancieele gevolgen moeten worden onder de oogen gezien, alvorens tot de uitvoering van een of ander werk van openbaar nut zou kunnen worden overgegaan. Dat vele dier werken, ten nadeele van het algemeen, dan niet zouden tot stand komen, spreekt wel van zelf. Maar ook al mocht men hierover anders denken en van oordeel zijn, dat de billijkheid meebrengt in ieder bijzonder geval na te gaan öf en hoeveel schade is toegebracht, ten einde deze aan den indirectelijk benadeelde te kunnen ver goeden, dan nog zouden daartoe in dit geval geenerlei termen aanwezig zijn. Uit het ten overvloede door ons ingesteld onderzoek is ons toch gebleken, dat dein 1898 door adressant voor de rookerij en zouterij en het verblijf der varkens gemaakte gebouwtjes alle in gebruik zullen blijven voor het doel, waar voor zij destijds zijn ingericht, en dat alleen de slachtplaats dus overbodig is geworden. En nu zijn juist aan die slachtplaats, daar immers reeds in 1898 door ons met de mogelijke oprichting van een open baar slachthuis werd rekening gehouden, zeer bescheiden eischen gesteld. Zij is niet overdekt en bestaat slechts uit een steenen vloer met kolk en afvoerriool. De kosten daarvan waren dan ook betrekkelijk gering. Op grond van het bovenstaande geven wij u dus in overweging afwijzend op het verzoek van adressant te be schikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente I.eiden. Geeft eerbiedig te kennen W. Th. A. Bergers, spekslager, wonende in de Haarlemmerstraat N°. 216 dat hij nog geen vijf jaren geleden zijne slachtplaats ten genoege van de Overheid heeft moeten doen inrichten, waar mede voor hem groote kosten zijn gepaard gegaan, dat de slachtplaats, gelegen achter zijn woning en bij het perceel ingebouwdalleen door de vooringang van zijne woning is te bereiken, door welke omstandigheid geen verhuren of verkoopen mogelijk is en dat gedeelte van zijn huis door de oprichting van het Openbaar Slachthuis nutteloos is geworden en het perceel in waarde is verminderd. redenen waarom requestrant zich tot U Edelachtbare wendt met het eerbiedig verzoek dat hem op grond hierboven om schreven door de gemeente eene billijke vergoeding moge worden toegekend. 't Welk doende, W. Th. A. Bergers No. 219. Leiden, 11 Juli 1903. Wij hebben de eer U mede te deelen, dat er bij ons tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van G. P. van Tol geenerlei bezwaar bestaat. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging aan G. P. van Tol de bij art. 3b der verordening op het bouwen en sloopen vereischte vergunning te verleenen voor het maken van een houten gebouw voor het bergen van groenten en hout waren op het terrein aan den Maredijk n°. 27a, kadastraal bekend onder Sectie L n°. 899, gemeente Leiden, overeen komstig de overgelegde teekening. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 Juli 1903. Aan den Raad der Gemeente Leiden. verzoekt de ondergeteekende vergunning tot het maken van een houten gebouwtje op het terrein Maredijk n°. 27a, kad. sectie L n°. 899, dienende tot bergplaats van groenten en houtwareu. Met de meeste achting G. P. van Tol. N°. 220. Leiden, 13 Juli 1903. De adressen van G. Doeve en D. J. van Eek, namens de »Leidsche Tuinders-Patroonsvereeniging", van de afdeeling Leiden en Omstreken der uNederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde" en van E. Kwaadgras c. s., welke onlangs achtereenvolgens om advies in onze handen werden gesteld, hebben ons aanleiding gegeven om de reeds sedert eenigen tijd aan de orde gestelde aangelegenheid der fruit en groentenmarkten en hare eventueele verplaatsing uitvoerig en zoo volledig mogelijk te onderzoeken. Aan de resultaten van dat onderzoek werd door ons het meer of minder juiste of gewenschte van hetgeen bij de onderscheidene adressen werd aangevoerd, getoetst, en hebben wij dientengevolge de eer, de navolgende beschouwingen onder uwe aandacht te brengen. Wat de door adressanten gewenschte plaats der markt betreft. Adressanten Doeve c.s. verzoeken dat de bestaande ooft- en groentenmarkten overgebracht worden van den Ouden Singel en Van der Werfstraat naar Boommarkt, Apothekersdijk, Stillen Rijn en Aalmarkt, welk verzoek ondersteuning vindt in het tweede adresdat der afdeeling Leiden van de Nederl. Maat schappij voor Tuinbouw en Plantkunde. Gereedelijk kan door ons worden toegegeven, dat de terreinen thans voor ooft- en groentenmarkt bestemd en als zoodanig gebruikt, te ver uiteenliggen en tevens te weinig ruimte bieden. Ook de Kamer van Koophandel, in haar overgelegd advies, komt tot de conclusie dat de tegenwoordige plaats en inrich ting der beide markten dringend verbetering eischen en ad viseert in het algemeen om, wat de plaatsing betreft, met adressanten mede te gaan, daarbij op den voorgrond stellende, dat, door de gebondenheid dezer markten aan een geschikt vaarwater en met 't oog op de betere ligging en noodzakelijke meerdere ruimte, de voorgestelde verplaatsing doelmatig schijnt. Toch vond de Kamer termen om in overweging te geven, vooralsnog alleen Boommarkt en Apothekersdijk als nieuw marktterrein aan te wijzen, zoowel omdat vooreerst die beide straten voldoende ruimte zullen aanbieden en omdat de beide anderen.m.l. de Aalmarkt en Stillen Rijn, alwaar twee scholen gelegen zijn, om die reden als marktplaats eerst in geval van nood in aanmerking behooren te komen. Ons college is van dezelfde meening, zelfs al wordt medege- gaan met de strekking van het adres van E. Kwaadgras c.s. en de Aardappelmarktdie thans wordt gehouden aan de Volmolengracht, met de markt voor ooft en groenten zou worden gecombineerd, want ook voor dat geval bieden Boom markt en Apothekersdijk althans in den eersten tijd een vol doend marktterrein. 1 De eveneens om advies in onze handen gestelde contra-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 3