69
van zijne bevoegdheid, namelijk door herhaaldelijk daarop bij
adressant aan te dringen, hem er toe hebben gebracht zijn
zoon tusschentijds van de school af te nemen, wij kunnen
hierin niet aantreffen iets onregelmatigs of onrechtmatigs van
de zijde van den Directeur. Immers, de vertoogen door den
Directeur tot adressant gericht droegen, volgens dezen, bloot
het karakter van adviezen en werden gemotiveerd door de
dringende eischen voor den goeden gang van het onderwijs,
waarvoor de Directeur aansprakelijk is.
Diens schriftelijke inlichtingen omtrent deze aangelegenheid
worden mede hierbij overgelegd ter kennisneming uitsluitend
voor den Raad.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 16 Juni 1903.
Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Neemt ondergeteekende de vrijheid ter kennis te brengen,
dat hij, op aandringen van den Directeur der H. B. S., waartoe
deze geen recht had, sedert 2 April zijn zoon Gerard de lessen
der H. B. S. niet meer heeft laten volgen, omdat de Directeur
zijn zoon niet geschikt achtte om de lessen, vooral wiskunde,
te volgen, en in een tweede missive er op aandrong zijn zoon
van de H. B. S. af te nemen
te verzoeken om restitutie van de gelden over het 3e kwar
taal en vrijstelling van betaling voor het 4e kwartaal.
't Welk doende, met de verschuldigde hoogachting
Uw dienstwillige dienaar.
Ds. G. van Herwaarden Az.
N°. 203. Leiden, 29 Juni 1903.
Gelijk U bekend is, moet de Commissie van Beheer van
Endegeest en Rijngeest ingevolge art. 12 van het Reglement
vóór 1 Juni van ieder jaar een begrooting van ontvangsten
en uitgaven voor beide inrichtingen voor het eerstvolgend
jaar bij ons college indienen, ten einde ons in de gelegenheid
te stellen daarmede bij het opmaken der gemeente-begrooting
rekening te houden. Daarnaast bepaalt art. 13 van het Huis
houdelijk Reglement, dat de Commissie voor de uitvoering van
nieuwe werken de machtiging van Uwe Vergadering behoeft.
Waar nu op de thans bij ons ingekomen concept-begrooting
voor 1904 zoodanig nieuw werk is uitgetrokken, schijnt het
wenschelijk, alvorens aan die begrooting onze goedkeuring te
verleenen, de zekerheid te erlangen, dat door U later geen
bezwaar zal worden gemaakt tegen de uitvoering van dat werk.
Blijkens de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken is
n.l. onder Volgnr. 11 der begrooting een bedrag van 3000.
uitgetrokken voor het maken van een inrichting voor de be
handeling met zoogenaamde permanente of geprolongeerde
baden (Dauerbiider). Zooals de commissie in haar begeleidend
schrijven mededeelt en door den Geneesheer-Directeur in een
door hem overgelegde nota nader wordt geadstrueerd, kan
door het toepassen dier methode het isoleeren, dat vooral in
de laatste jaren, met het oog op het groot aantal onrustige
vrouwen-patienten, weder veelvuldiger moet worden toegepast,
in vele gevallen worden voorkomen en mag daarvan tevens
een spoediger herstel, indien m'ogelijk, worden verwacht. Van
daar, dat de Geneesheer-Direeteur in het paviljoen voor storende
vrouwen deze behandelings-methode wenscht toe te passen,
waartoe slechts een betrekkelijk eenvoudige verbouwing de
benoodigde localiteit zal verschaffen.
Het komt ons met de commissie van beheer voor, dat er
inderdaad alleszins reden bestaat om haar tot de uitvoering
van dit werk te machtigen en de daarvoor vereischte gelden
beschikbaar te stellen.
Mitsdien geven wij U in overweging deze machtiging reeds
thans te verleenen, waarna door ons tot de goedkeuring van
de begrooting kan worden overgegaan en de inrichting in het
volgend jaar zal kunnen worden tot stand gebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 204. Leiden, 29 Juni 1903.
Onder overlegging van bijgaand, door G. Vlasveld te Sas-
senheim ingediend adres, houdende verzoek om vrijstelling
van de betaling van schoolgeld, geven wij Uwe Vergadering
in overweging aan adressant de gevraagde vrijstelling van de
betaling van schoolgeld voor de Hoogere Burgerschool voor
Jongens te verleenen over het 4e kwartaal van den loopenden
cursus, aangezien zijn zoon die inrichting op 2 Mei j 1. heeft
verlaten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Sassenheim, den 18 Juni 1903.
Aan het College van Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Geelt met verschuldigden eerbied te kennen G. Vlasveld,
wonende te Sassenheim, dat zijn zoon Gerard sedert den 9en
Mei j.l. de Hoogere Burgerschool voor jongens niet meer
bezocht heeft, omdat hij sedert dat tijdstip het onderwijs aan
eene andere inrichting volgt en verzoekt mitsdien vrijstelling
van betaling van het schoolgeld voor het vierde kwartaal der
cursus 1902—1903.
Hetwelk doende etc.
G. Vlasveld.
No. 205. Leiden, 30 Juni 1903.
Onder overlegging van het verzoek van G. Japikse om eer
vol ontslag uit zijne betrekking van leeraar aan de Kweek
school voor onderwijzers en onderwijzeressen alhier, en van
de daaromtrent uitgebrachte adviezen van den Districts-School-
opziener en van den Directeur der Kweekschool, hebben wij
de eer Uwe Vergadering voor te stellen aan G. Japikse het
door hem gevraagd ontslag op de meest eervolle wijze te ver
leenen, met ingang van 1 September a.s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Den Haag, 27 Juni 1903.
Ik heb de eer te berichtendat op grond van de groote
toewijding en trouwe plichtsvervulling, gedurende 39 jaren,
den Heer G. Japikse het gevraagde ontslag op de meest eer
volle wijze mag worden verleend.
De Schoolopziener ijh District 's-Gravenhage,
L. Wichers.
Aan II.H. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Leiden, den 19 Juni 1903.
Onder terugzending van bijgaand verzoekschrift heb ik de
eer U te berichten, dat de wijze, waarop de heer Japikse
gedurende tal van jaren aan de Kweekschool is werkzaam
geweest, hem aanspraak geeft op het meest eervol ontslag.
Tegen den datum van 1 September bestaat geen bezwaar,
wreshalve ik adviseer aan het verzoek te voldoen.
De Directeur der Kweekschool voor Onderwijzers
en Onderwijzeressen
N. Brouwer.
Aan den Heer Burgemeester van Leiden.
Leiden, 17 Juni 1903.
Aan den Raad dezer Gemeente.
De ondergeteekende heeft de eer U te verzoeken, om hem
tegen 1 September een eervol ontslag te willen verleenen uit
zijne betrekking van Leeraar aan de Kweekschool voor onder
wijzers en onderwijzeressen.
G. Japikse.
N°. 206. Leiden, 30 Juni 1903.
Zooals door de «Vereeniging tot bevordering van den bouw
van Werkmanswoningen" in nevensgaand adres aan Uwe Ver
gadering wordt medegedeeld, heeft de Regeering bezwaar ge
maakt de vereeniging toe te laten als eene, «uitsluitend in
het belang van verbetering der volkshuisvesting werkzaam",
indien niet alsnog eenige wijzigingen worden aangebracht in
het door U bij uw besluit van 11 December 1902 goedgekeurde
ontwerp van gewijzigde statuten. Met name wenscht de Re
geering uit de statuten verwijderd te zien de bepaling in art. 1,
sub 2Ü, dat de vereeniging haar doel tracht te bereiken door
aan vereenigingen van werklieden voorschotten te verstrekken
tot het in eigendom verkrijgen van woningen, voldoende voor
de behoeften van een werkmansgezin. De Regeering acht nl.
geen voldoenden waarborg aanwezig, dat dergelijke vereeni
gingen uitsluitend het belang der volkshuisvesting, niet ook
dat der individueele leden zullen behartigen.
Dientengevolge zijn thans door de vereeniging, met boven
genoemde bepaling, ook de andere daarmede in verband staande
bepalingen uit de statuten gelicht en verzoekt zij U aan de
aldus gewijzigde statuten alsnog uwe goedkeuring te verleenen.
Het komt ons voor, dat tegen de inwilliging van dat ver
zoek geenerlei bezwaar bestaat. Waar toch, gelijk de vereeni
ging mededeelt, een andere vereeniging zal worden opgericht,
welke aan haar het aan de vereeniging «Eigen Haard" op 2e
hypotheek verleende voorschot aanstonds in zijn geheel zal