70
DONDERDAG 4 JUNI 1903.
geen ijzer met handen breken en als de heeren van het
Gemeentebestuur zeggen, dat dat te duur is, dan zijn wij
bereid mee te praten over andere plannen. Ik voor mij zal
die nieuwe plannen eerst moeten zien en zal er gaarne toe
medewerken om ze te zien te krijgen. Hoofdzaak zal daarbij
wezen, naar mijn wijze van zien althans, of inderdaad de nieuwe
stadsgedeelten kunnen geholpen worden op een wijze, waar
door het vuil wordt gehouden buiten de stad en wij iets
krijgen, dat niet onmogelijk maakt een meer rationeele voor
ziening in de toekomst. Want ik hoop met den heer De
Lange, dat het Gemeentebestuur eenmaal meer courage heb
ben zal dan op dit oogenblik, nu men het groote plan niet
schijnt aan te durven. Even als de heer de Lange wensch
ik niet gaarne groote sommen uit te geven voor werken die
op den duur feitelijk onmogelijk zouden maken afdoende
werken als geprojecteerd door den heer Broekman. Wat
Burg. en Weth. thans zeggen, komt ongeveer hierop neer:
waar het niet anders kan, moet de stank maar geleidelijk
over de geheele stad worden verdeeld. Dezer dagen bemerkt
men de stank zelfs in gedeelten waar zij anders niet te vinden
is; maar, zegt men, in de buitenstad is ze nog veel erger;
welnu, zoo redeneert men, laten wij alles gelijkelijk omroeren,
zoodat alle inwoners daarvan eenzelfde portie krijgen! Wan
neer dat nu nog veel geld moet kosten bovendien, is er reden
tot zeer ernstige overweging, eer men zulk een besluit neemt.
Daarom wil ik dat zien, teneinde dat nieuwe plan te kunnen
leggen naast de andere tot hiertoe bekende plannen; wij
hebben dan alle plannen, en kunnen de zaak beoordeelen met
volkomen kennis van alle gegevens.
In dien zin wil ik medewerken tot het richten van deze
uitnoodiging tot Burg. en Weth., en ik hoop bescheidenlijk,
dat in dien geest ook de heer de Lange daartoe zal willen
medewerken, want wanneer de stemming wordt een voor of
tegendan krijgt deze beslissing een bepaalde beteekenis,
welke ik voor mij er niet gaarne aan zou zien toegekend.
De Voorzitter. De heer de Lange verzoekt, dat de con
clusie der voordracht van Burg/en Weth. worde gesplitst en
dus eerst in stemming zal komen het eerste gedeelte van de
conclusie n. 1. «Burg. en Weth. te machtigen aan de Neder-
landsche Maatschappij tot automatisehe vernietiging van riool-
stoffen, onder dankbetuiging voor de door haar bewezen dien
sten, te berichten, dat vooralsnog van hare diensten geen
verder gebruik zal worden gemaakt1'; en dat in de tweede
plaats afzonderlijk zal worden beslist over het voorstel van
Burg. en Weth. om hen »uit te noodigen met bekwamen
spoed bij Uwe Vergadering de noodige voorstellen tot dem
ping en rioleering der meest vervuilde slooten in te dienen."
Bij mij bestaat tegen inwilliging van dat verzoek niet het
minste bezwaar, maar met de wijze waarop de heer de Lange
zijn verzoek motiveert, kan ik niet medegaan. De heer de
Lange wenscht de verantwoordelijkheid voor het tweede ge
deelte van het voorstel niet op zich te nemen, omdat hij
meent, dat hetgeen Burg. en Weth. voorstellen, eigenlijk geen
oplossing van de zaak is.
Ik ben nog niet lang genoeg in deze gemeente om den loop
van deze quaestie geheel te hebben kunnen nagaan, maar wel
weet ik, dat het eene zaak is van langen adem, en dat men
reeds lang bezig is om den in sommige tijden van het jaar
werkelijk niet hygienischen toestand te veranderen. De heer
de Lange weet ook dat al de voorgestelde plannen onuitvoer
baar bleken te zijn, en wel om de hooge kosten,
Men heeft gehad het plan Broekman, dat 2000000.zou
kosten; vervolgens het plan Dekhuyzen, dat een half millioen
minder zou kosten, en eindelijk is onder mijn voorganger de
Maatschappij voor biologische reiniging in den arm genomen
om te zien of deze ons goedkooper zou helpen. En wat is
het resultaat geweest van de onderhandelingen met die Maat
schappij Dat de Maatschappij in de eerste plaats geen zeker
heid kon geven, dat de proef zou slagen; dat de proef zal
kosten ƒ8000.— en dat verder de kosten van het stelsel wor
den gerekend te zullen bedragen 45000.— per 1000 inwoners.
Met deze resultaten voor ons en met deze reeks van onder
zoekingen, zijn wij tot de conclusie gekomen, dat wij niet
met een voorstel moeten komen om een der plannen uit te
voeren. Er bleef dus niets anders over dan een plan van
rioleering, en het ontgaat mij eenigzins hoe nu de heer De
Lange zeggen kan de verantwoordelijkheid voor zulk een plan
niet te kunnen dragen. Ik wil dus gaarne aan het verzoek
van den heer de Lange voldoen en het voorstel in tweeën
splitsen, maar ik doe dit niet om de motieven die daarvoor
door den heer de Lange zijn aangevoerd. Ik kom thans tot
het dempen en rioleeren van de meest vervuilde slooten.
De heer Drucker heeft daaromtrent de opmerking gemaakt,
dat hij voor het tweede gedeelte van het voorstel stemmende,
niet geacht wilde worden daarom de later in te dienen plannen
goed te keuren.
Maar dat is ook volstrekt niet de strekking van het voor
stel. De aanneming van het voorstel sluit volstrekt niet uit,
dat men nu ook in principe beslist dat er langs geen anderen
weg naar verbetering zal mogen gestreefd worden. Op dit oogen
blik is er echter geen ander plan dat uitvoerbaar voorkomt,
en Burg. en Weth. zullen nu trachten een uitvoerbaar plan
aan den Raad voor te leggen. Eerst zal de Gezondheidscom
missie over dat plan hare meening moeten zeggen, en, ge
wapend met haar advies, komen Burg en Weth. dan met
het plan bij den Raad. De reserve van den heer Drucker is
dus in het geheel niet noodig, want de Raad behoudt zijn
volkomen vrijheid om later over dat plan van rioleering van
gedachten te wisselen, daaromtrent met Burg. en Weth. van
meening te verschillen, het te verwerpen, indien er zich intus-
schen een beter plan mocht voordoen zoodat het maken van
eenige reserve onnoodig is; Burg. en Weth. worden eenvoudig
diligent verklaard, om te trachten langs den door hun aan
gegeven weg tot eene goede oplossing te komen.
De heer de Lanue. M. d. V. Toen ik U uitgenoodigd heb
om mij tegemoet te komen door het voorstel te splitsen in
twee deelen, waardoor ik gelegenheid zou hebben te stemmen
tegen het laatste gedeelte, heb ik dat verzoek gedaan op dezen
grond: ik meende, dat wanneer ik stemde voor het laatste
gedeelte van het voorstel, ik als Raadslid de verantwoorde
lijkheid zou dragen voor deze beslissingwij als Raad beslissen
thans af te zien van het plan-Broekman, en tot zulk een
beslissing zou ik niet willen medewerken. Maar nu de Voor
zitter verklaart, namens Burg. en Weth., dat het op het oogen
blik alleen te doen is om een zooveelste plan te ontvangen,
een zooveelste wijze van oplossing onder de oogen te krijgen
nevens de andere bestaande plannen, wij dus volkomen de
vrijheid zullen behouden om dat nieuwe ontwerp te leggen
naast de ons bekende plannen en die gezamenlijk te beoordeelen,
en alzoo niemand uit de aanneming van het voorstel van
Burg. en Weth. zal kunnen concludeeren»het plan-Broekman
is van de baan", nu durf ik er wel voorstemmen.
Maar ik wensch dan nog wel even dit op te merken. Ik
moest wel komen tot mijn gedachtengang, omdat Burg. en
Weth. zoo uitdrukkelijk zeggen: «Waar nu uitvoering van
het plan-Broekman, zoowel als van het vereenvoudigde plan-
Dekhuyzen financieel onuitvoerbaar bleek,Ik moest
dus aannemen, dat ik, stemmende voor het voorstel van
Burg. en Weth., ook verklaarde het plan-Broekman of-Dek
huizen is onuitvoerbaar; en dat wil ik niet, omdat ik hoewel
ook de financiëele zijde van die plannen een lastig vraagstuk
achtende en zeer moeilijk voor oplossing vatbaar, ik toch in
het algemeen belang prefereer een grootere uitgave, die een
oplossing brengt, boven een kleinere uitgave, waarvan het
resultaat doet denken aan geld verkwisten. M. i. was het
voorstel van Burg. en Weth. van deze strekking dat het alle
hoop op uitvoering van het plan-Broekman vernietigde en
gaf het zeer duidelijk aan, dat wij zouden moeten besluiten
tot een plan, dat ons geen oplossing brengt. U hebt herinnerd,
Mijnheer de Voorzitter, aan het plan-Broekman, dat aan
vankelijk begroot was op ƒ1.550000.maar de heeren de
Jongh, Teilegen en de Koning komen in hun zeer belangrijk
rapport tot de conclusie dat op die raming wel ƒ350000.
kon worden bezuinigd. Ik zou wel aan alle Raadsleden beschei
denlijk willen verzoeken, voorzoover dat noodig mocht zijn,
dat rapport nog eens natelezen. Daarin komen zeer kostelijke
wenken voor ook wat betreft het vinden van financiëele wegen,
die de uitvoering van het rioleeringsplan nader bij de mogelijk
heid kunnen brengen. Die drie heeren stemmen daarin overeen,
dat het plan-Broekman is uit te voeren voor ƒ1200000.en
bovendien betuigen zij adhaesie aan het plan-Dekhuijzen, dat
ook eene oplossing geeft, omdat het is een deel van het
geheel, dat het systeem handhaaft.
Het dempen en rioleeren der slooten waarover Burg. en
Weth. nu denken, kost ook nog heel wat geld; volgens het
plan-Broekman kost het dempen van de slooten alleen 116000.
daarbij komen de kosten der rioleering. Voor deze uitgaven
breiden we ons riolennet dan uit met eenige kilometers riool
op zulk eene wijze dat het blijft zooals de heer de Jongh
het noemt in een zijner rapporten «een groote beerput waarin
alle vaste deelen zich ophoopen", terwijl wij moeten hebben
een afvoer naar zee, wat, ook volgens onzen tegenwoordigen
directeur van gemeentewerken, de eenige wijze van oplossing
is. Ik wil mijnerzijds niet medewerken om die gesloten beer
putten nog met eenige kilometers te vermeerderen, dan houd
ik liever den bestaanden toestand.
Nu er evenwel niets beslist zal worden in strijd echter
met hetgeen voorkomt in de toelichting op het voorstel van
Burg. en Weth., want daar staat dat het plan-Broekman is
afgedaan nu wil ik mijn stem ook wel geven aan de uit
noodiging tot Burg. en Weth. gericht, om met een plan te
komen tot demping en rioleering van de meest vervuilde
slooten.
De heer Pera M. d. V. U hebt daar straks reeds gecon
stateerd, wat ik na het gesprokene door den heer de Lange
meende te moeten opmerken, nl. dat er in de stukken niets