DONDERDAG 4 JUNI 1903. 69 op de scholen 2e klasse, daar moeten zij het onderwijs volgen, tot dat zij op de kweekschool worden geplaatst. En juist voor deze aspirant-kweekelingen wordt in de eerste plaats dit voorstel gedaan; dat nu die aspirant-kweekelingen zoo dik wijls komen van scholen 3e klasse kan men toch niet verbieden. De Voorzitter. Op de vraag van den heer Pera of voor jongens en meisjes afzonderlijk een onderwijzer of onderwijzeres zal worden aangesteld, kan ik antwoorden, dat het in de bedoeling ligt, om voor beide groepen te zamen een onder wijzer of onderwijzeres aan te stellen. Hoofdzakelijk zal de maatregel strekken ten behoeve van hen, die worden opgeleid voor de kweekschool, maar daarnaast ook voor hen, wier ouders langzamerhand in beter doen zijn gekomen en die wenschen hun kinderen wat meer te doen leeren. Aldus heeft de toelichting het tweeledig doel dezer voordracht omschreven. De heer Pera. Op de opmerking van den heer de Goeje dat de maatregel vooral ten goede zal komen aan hen die als aspirant-kweekeling voor de kweekschool worden opgeleid, meen ik te kunnen antwoorden, dat ook de ouders moeten zorgen dat de daarvoor vereischte kennis bij hun kinderen aanwezig is. Wanneer een ouder wil, dat zijn kind aspirant-kweekeling zal worden, dan moet hij ook zorgen, dat zijn kind de daar voor noodige bekwaamheid bezit. Ik kan niet inzien dat dit tot de taak der gemeente behoort. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Wethin stemming gebracht, wordt aangenomen met 22 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren: van der Lip, Bots, Eerstens, J. P. Driessen, de Vries, de Goeje, Kaiser, Aalberse. Witmans, Timp, van Dissel, van Hamel, P. J. van Hoeken, Juta, Korevaar, Hasselbach, Fockema Andrese, Sijtsma, Verhey van Wijk, van Lidth de Jeude, van Tol en Drucker. Tegen stemmen de heeren: A. J. van Hoeken J.Jz., Pera, Bosch en de Lange. XIX. Voorstel in zake de regeling van de voor de op en inrichting van het Openbaar Slachthuis en van het Sanato rium Rhijngeest opgenomen gelden en tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. n°. 161). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XX. Mededeeling omtrent de prijsuitdeeling aan het Gym nasium). (Zie Ing. St. n°. 162). Wordt voor kennisgeving aangenomen. XXI. Mededeeling en voorstel omtrent het rioleeringsvraag- stuk in deze gemeente. (Zie Ing. St. n°. 143 en 154). De Voorzitter. Er zijn omtrent deze zaak door Burg. en Weth twee memories ingediend, de eerste onder n°. 143 en de tweede onder n°. 154. In de tweede memorie naar aanlei ding van het inmiddels ingekomen advies van de gezond heidscommissie refereeren Burg. en Weth. zich aan de voor dracht in de eerste memorie bereids opgenomen en .welke voordracht luidt, dat Burg. en Weth. aan den Raad voorstellen, hen »te machtigen aan de Nederlandsche Maatschappij tot automatische vernietiging van rioolstofïen, onder dankbetui ging voor de door haar bewezen diensten, te berichten, dat vooralsnog van hare diensten geen verder gebruik zal worden gemaakt en ons uit te noodigen met bekwamen spoed bij Uwe Vergadering de noodige voorstellen tot demping en rioleering der meest vervuilde slooten in te dienen". De heer de Lange. M. d. V., ik vind het opmerkelijk, dat de behandeling van het ingediende anti-rioleeringsvoorstel plaats heeft op een dagdat de gemeentewateren er zoo dui delijk getuigenis van geven door de daaruit opstijgende geuren, dat verbetering in de rioleering werkelijk zeer noodig is. Ik betreur het, dat Burg. en Weth., die vroeger bij de stichting van het gemeentelijk slachthuis zooveel moed hadden, nu zoo bitter weinig moed hebbenik had wel gewild dat alle moed, die toen het Dagelijksch Bestuur bezielde, bij deze urgente zaak het Dagelijksch Bestuur ook had bezield. Het ligt niet op mijn weg om nu de koe bij de horens te vatten, hoewel ik zeer gaarne zou medewerken om eene af doende verbetering tot stand te brengen, maar ik vrees, dat ik misschien alleen of ten naastenbij alleen zou staan. Veel moeite zal ik mij op het oogenblik voor deze zaak dus niet geven, waar het Dagelijksch Bestuur ons zoo ontmoedi gend voorgaat. Ik wil evenwel aan U, Mijnheer de Voorzitter, verzoeken, of U niet het voorstel in tweeën gesplitst in stemming zoudt willen brengen, n.l. eerst het gedeelte, waarbij voorgesteld wordt aan de Maatschappij tot automatische vernietiging van rioolstoffen te berichtendat vooralsnog van hare diensten geen gebruik zal worden gemaakt, en in de tweede plaats het gedeelte, waarbij Burg. en Weth. zullen worden uitgenoodigd met bekwamen spoed de noodige voorstellen in te dienen tot demping en rioleering der meest vervuilde slooten. Ik doe dit verzoekomdat ik dan ten minste in de gelegen heid zal worden gesteld niet op mij te nemen eene verant woordelijkheid, die ik niet dragen wil noch dragen kan. Het eerste deel van het voorstel heeft mijne volkomen in stemming. De onderhandelingen met de Maatschappij tot auto matische vernietiging van rioolstofïen hebben ons niet gebracht wat wij wenschten. Wij hadden eene flauwe hoop, dat zij ons zou kunnen helpen aan datgene wat noodig was op eene goedkoopere wijze dan met andere rioleeringsplannen het geval was. De Maatschappij heeft blijk gegeven dit niet te kunnen doenen ik stem dus geheel in met de conclusie van Burg. en Weth. te haren opzichte. Met de tweede conclusie van Burg. en Weth. wensch ik echter in geen geval mede te gaan. Ik wil niet medewerken tot het uitnoodigen van Burg. en Weth. om voorstellen te doen tot demping en rioleering van de meest vervuilde slooten, omdat ik geheel instem met hetgeen zij in hunne toelichting zeggen: «Eindelijk behoort aan de gegronde klachten der om- «wonenden te worden voldaan; eindelijk behoort verbetering «te worden gebracht in den onhoudbaren toestand, door zoo- «vele kwalijk riekende slooten rondom de kom onzer gemeente «teweeggebracht,." Wanneer het voorstel van Burg. en Weth. wordt aange nomen, dan zal die verbetering worden gezocht, zooals Burg. en Weth. in hun voordracht zelf zeggen: «op de oude wijze, «al zal daarvan dan ook verontreiniging van de singelgrachten «en wellicht toenemende vervuiling van het water in de binnen- «stad het gevolg moeten zijn." Ik kan niet begrijpen, dat op deze praemisse zulk een voorstel van Burg. en Weth. volgt en omdat ik daartoe niet kan medewerken, verzoek ik splitsing van het voorstel in twee deelen. De heer Drucker M. d. V. Mijn gedachtengang is grootendeels dezelfde als die van den heer de Lange, al was ik voor mij omtrent het uitbrengen van mijne stem tot eene andere con clusie gekomen. Ik ben het volkomen met Burg. en Weth. eens, dat het niet wenschelijk is de kostbare proef te nemen, die de bekende Maatschappij ons in overweging geeft. Wat wij door die proef kunnen leeren, omtrent het vraagstuk van de biologische reiniging, naast hetgeen wij daaromtrent reeds weten, is die groote uitgaaf niet waard. Ik ben het ook eens met Burg. en Weth. dat het wenschelijk is nu eens een uit gewerkt plan op te makon, op welke wijze, met welke uit komst en met welke kosten de toestand in de nieuwe stads gedeelten kan worden verbeterd. Het staat toch volkomen vast, dat daar groote misstanden heerschen, en ik zou gaarne medewerken om daaraan zoo mogelijk een einde te maken. Ik zou dus gaarne zien, dat er een plan kwam, niet een plan in alle bijzonderheden afdalend, maar een zoodanig waaruit men globaal zou kunnen zien, welk resultaat men zou kunnen bereiken en met welke kosten. Ik acht mij evenwel verplicht om wat mij betreft, uitdruk kelijk te verklaren, dat wanneer ik mijne stem geef aan het voorstel om Burg. en Weth. uit te noodigen tot het indienen van de daartoe noodige plannen, ik mij de meest volkomen vrijheid voorbehoud, ten aanzien van de beoordeeling dier plannen. Ik acht het noodig dit er uitdrukkelijk bij te zeggen, omdat in het voorstel van Burg. en Weth. wel het een en ander voorkomt, waardoor later zou kunnen beweerd worden, dat heden eene beslissing zou zijn genomen, en daartoe zou ik evenmin als de heer De Lange op dit oogenblik willen medewerken. Eerst wanneer wij hebben een eenigszins uit gewerkt plan, zullen wij kunnen zien, wat op deze wijze is te verkrijgen en wat dat zal kosten, en zal men een en ander kunnen vergelijken met de thans bestaande plannen van den ingenieur Broekman en van den heer Dekhuyzen. Burg. en Weth. hebben getracht zich in hunne laatste voor dracht te sterken met het advies van de Gezondheidscom missie, maar nu is het mij toch wel voorgekomen, dat Burg. en Weth. bij de lezing en de resumptie van dat advies zeer naar zich toe hebben gerekend. De Gezondheidscommissie heeft aldus geredeneerd: het plan Broekman is volledig en afdoende de finantieele zijde beoordeelen wij, Gezond heidscommissie niet; oordeelt gij echter, mijne heeren, dat de gemeente dat niet kan betalen, dan willen wij mede over wegen, wat alsdan nog kan worden gedaan. Nu maken Burg. en Weth. daar in hunne voordracht zoo wat van alsof ook de Gezondheidscommissie het plan Broekman niet wenscht; neen, de commissie wenscht dat wel, maar zegt: wij kunnen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 5