52
3e plaats door ons gestelde vraag, achterwege blijven. Niet
temin sprak zij als hare meening uit, dat bij beschikbaar
stelling van een jaarlijksch bedrag van niet meer dan ƒ50 000.
in welk geval slechts een kapitaal van f565 000.voor de
uitvoering der werken zou kunnen worden beschikbaar gesteld,
nimmer een afdoende verbetering van de rioleering zou kunnen
worden verkregen.
Al was echter de commissie van meening, dat het plan
Broekman een volledige oplossing van het vraagstuk meebracht
en de zekerste wijze om den rioolinhoud voor de gemeente
Leiden onschadelijk te maken aan de hand deed, zoo wilde
zij daarmee toch niet gezegd hebben, dat elke andere bevre
digende oplossing van het vraagstuk was uitgesloten.
Zij meende de aandacht van ons college te moeten vestigen
op de zoogenaamde biologische reinigingsstehels, waarbij van
de werking der bacteriën wordt gebruik gemaakt om het
water te reinigen, nadat het grove vuil daaruit door een rooster
is verwijderd. Toch durfde de commissie niet aanraden aan
stonds tot den aanleg van zoodanige inrichting over te gaan,
omdat de biologische filters tot dusver slechts op kleine schaal
en bij wijze van proefneming werden toegepast, nog daarge
laten de moeielijkheid om de kosten van zulk een inrichting
ook slechts bij benadering te bepalen, zoolang niet het ver
band vaststond tusschen den aard van het Leidsche rioolwater
en het benoodigde oppervlak en de samenstelling van het filter.
Door middel van een proefneming tot de kennis van dit ver
band te geraken, achtte de meerderheid der commissie intus-
schen van het grootste belang.
Afgescheiden toch van de kosten van de rioleering zouden
de kosten van zulk een proef gering zijn. daar het filter op
de eenvoudigste wijze kon worden ingel icht en bij de bemaling
tijdelijk van een locomobiel zou kunnen worden gebruik ge
maakt. Zeker zou men door die proefneming leeren welke
eischen aan het filter zouden moeten worden gesteld in ver
band met de samenstelling van het Leidsche rioolwater en
ook of het water voldoende gereinigd werd om het zonder
bezwaar in de grachten te kunnen loozen. Misschien zou
daaruit ook blijken, dat men de persbuis en een deel der
bemalingsinrichtingen uit het plan-Broekman zou kunnen
laten vervallen en dus met minder kosten hetzelfde doel zou
kunnen bereiken.
De heer de Jongh echter stelde zich van een dergelijke proef
voor Leiden met het oog op de ligging dier gemeente
geenerlei resultaat voor. Een eventueele besparing in de
aanlegkosten zou z. i. geheel worden geneutraliseerd door de
kosten van de biologische inrichting, de persbuis zou in geen
geval geheel kunnen vervallenomdat de inrichting buiten
de bebouwde kom zou moeten worden aangelegd en bevriezing
der filters des winters zou de exploitatie zeer kunnen be-
moeielijken.
Inmiddels, volledigheidshalve zij het hier medegedeeld, werd
door Uwe Vergadering overeenkomstig onze onder Nis. 110
en 185 der Ingekomen Stukken van 1900 opgenomen praead-
viezen, bij haar besluit van 23 Augustus 1900 afwijzend
beschikt op verzoeken van eigenaars en bewoners van huizen
aan den Zoeter woud schen singel, tusschen de voormalige
Koepoort en de Philosophensloot om van gemeentewege ver
betering te brengen in den toestand der sloot vóór hunne
huizen gelegen.
Waar op dat oogenblik, dat is nog vóór de ontvangst van
het rapport der commissie van deskundigen, met grond mocht
worden verwacht, dat weldra eene beslissing omtrent het
algemeene rioleeringsplan der gemeente zou worden genomen,
was Uwe Vergadering met ons van oordeel, dat het niet aanging
de sloot van gemeentewege te dempen en rioleeren en dus
een partlëele verbetering aan te brengen, welke, met opoffering
der daaraan verbonden kosten, weder ongedaan zou moeten
worden gemaakt, indien tot de uitvoering van het algemeene
plan werd besloten. Te minder kon daarvan sprake zijn waar
tal van andere slooten in denzelfden ongunstigen toestand ver
keerden en demping en rioleering daarvan dan natuurlijk
eveneens zou moeten worden ter hand genomen.
Was het rapport der deskundigen eenerzijds niet zeer be
vredigend, anderzijds was daardoor als vanzelf de weg aan
gewezen waarop thans de oplossing van het rioleeringsvraagstuk
moest worden gezocht. Bleken, gelijk door de meerderheid
der commissie werd ondersteld, aan een proefneming met de
biologische reiniging geen al te groote kosten verbonden en
kon tevens vooraf eenige zekerheid worden verkregen dat aan
een biologische reiniging van het Leidsche rioolvocht minder
groote financiëele bezwaren zouden in den weg staan, dan
aan de uitvoering van het plan Broekman, dan was daarmede
o. i. vanzelf beslist, dat zulk een proefneming niet zou mogen
achterwege blijven.
Eene bespreking van deze aangelegenheid met Prof. Dr. H.
W. Bakhuis Roozeboom, hoogleeraar te Amsterdam, tevens
wetenschappelijk adviseur van de Nederlandsche Maatschappij
tot automatische vernietiging van rioolstoffen, had daarop in de
maand October ten Raadhuize plaats in eene gecombineerde
vergadering van ons college met de commissie van fabricage.
En al liet ook deze deskundige, gelijk men verwachten mocht,
zich slechts zeer gereserveerd omtrent het welslagen eener
eventueele proefneming met de biologische reiniging uit, toch
bleek hij in de toekomst van het stelsel een zoo groot ver
trouwen te hebben, dat wij alleszins termen vonden met de
maatschappij zelve in nader overleg te treden. En nadat daarop
andermaal een onderhoud had plaats gehad met de heeren
H. M. de Wal, Directeur en J. J. van Nieukerken, Bouwmeester
der maatschappij, ging den 31en December 1900 ons schrijven
aan de Directie uit, dat de inleiding vormt van het dossier,
dat u tegelijk met deze voordracht in druk wordt aangeboden.
Waar tot dusver de verschillende rapporten in zake het
rioleeringsvraagstuk in druk zijn verschenen, hebben wij ge
meend ook het rapport der maatschappij en het te dier zake
uitgebracht advies van den tegenwoordigen Directeur van
gemeentewerken, den heer G. L. Driessen, te moeten doen af
drukken ten einde u een volledig overzicht van de geheele
behandeling dezer zaak te verschaffen en u in de gelegenheid
te stellen gemakkelijker uw oordeel omtrent deze zoo uiterst
gewichtige aangelegenheid te bepalen.
Dat van onzentwege een onderzoek door deskundigen werd
ingesteld omtrent het welslagen eener eventueele proef
met de biologische reiniging en omtrent de kosten, aan eene
biologische reiniging van het grootste gedeelte der gemeente
verbonden was u overigens reeds uit onze voordracht van
den 12en Mei 1901, opgenomen onder N°. 129 der Ingekomen
Stukken, bekend. Waar toch het ingesteld onderzoek waar
schijnlijk tengevolge zou hebben, dat tot het nemen der proef
zou worden overgegaan, stelden wij u daarbij voor, zonder ons
echter ook maar eenigszins voor de toekomst te willen binden,
gebruik te maken van de gelegenheid welke zich aanbood,
om aan de gemeente door aankoop den eigendom te verzekeren
van een terrein, dat uitermate gunstig zoowel voor de proef
neming als voor een latere definitieve toepassing van het
stelsel was gelegen. Bij uw besluit van den 23en Mei d. a. v.
werd dan ook tot den aankoop van dat terrein besloten.
Het verder verloop van het onderzoek kan uit het overge
legde dossier voldoende blijken. In hoofdzaak kan dus thans
nog door ons worden volstaan met eene motiveering der
conclusie, welke o. i. uit het door de maatschappij uitgebracht
rapport behoort te worden getrokken.
Nadat zij zich bij schrijven van 5 Januari 1901 welwillend
bereid verklaard had de door ons verlangde gegevens geheel
kosteloos te verstrekken en nadat wij ons bij dezerzijdsch
schrijven van 14 Mei 1902 genoodzaakt hadden gezien haar
aan hare toezegging te herinneren, kwam eindelijk den 15en
Juli 1902 het rapport bij ons college in.
Dat de inhoud daarvan ons, als de commissie van fabricage,
uitermate teleurstelde, zullen wij u wel niet behoeven te zeggen.
Een drietal vragen waren door ons aan de maatschappij
voorgelegd. In het kort laten deze zich als volgt formuleeren.
1°. Hoeveel zullen zonder de kosten der rioleeringde kosten
van aanleg en exploitatie bedragen van een biologische reinigings
installatie voor de geheele gemeente?
2°. Hoeveel zullen die kosten bedragenwanneer die reiniging
beperkt blijft tot de meest vervuilde gedeelten?
3°. Hoeveel zullen de kosten van aanleg en exploitatie bedragen
van een doeltreffende proefinstallatie?
Het is duidelijk, waarom wij de vragen sub 1° en 2° aan
die sub 3° deden voorafgaan. Mocht ook weder de biologische
reiniging, hoe doeltreffend overigens ook, voor de gemeente
financieel onuitvoerbaar blijken, dan kon veilig de proefneming
achterwege blijven, omdat zij toch nimmer de invoering van
het stelsel zelve zou tengevolge hebben.
En wat deed nu de maatschappij Zij antwoordt ons alleen,
en dan nog zeer vaag en onvolledig, op de derde vraag. Ook
al was echter dat antwoord zoo bevredigend mogelijk, dan
nog zouden wij geen vrijheid kunnen vinden u tot het nemen
der proef te adviseeren, zoolang geenerlei zekerheid omtrent
de kosten bij toepassing van het stelsel op grootere schaal
is verkregen.
Uit het rapport blijkt ons, dat de kosten eener proefinstal
latie voor het deel der gemeente, gelegen tusschen de Heeren
straat en den Zoeterwoudsche Singel (door de maatschappij
abusievelijk Vreewijk" genoemd), bewoond door 1000 per
sonen, f 45000.— zullen bedragen, een bedrag, dat in het
gunstigste geval wellicht tot f 41000.— zou kunnen worden
teruggebracht. Waar evenwel naar het oordeel van den Direc
teur van Gemeentewerken die bezuinigingen niet zonder
schade voor het plan kunnen worden aangebracht, schijnt het
ons verstandiger het bedrag van 45000.— als het vermoe
delijk kostenbedrag aan te houden. En nu zegt de maat
schappij wel, zich blijkbaar zelve bewust van den hoogst
ongunstigen indruk, dien dit hooge kostencijfer van een instal
latie voor 1000 inwoners op ons college maken moest, »dat
de begrcoting voor dezelfde werken, waarin ook hot Levendaal