48 sterkte en de schoeiing aan de zijde van de Molensloot boven dien in constructie overeenkome met en aansluite op de walbeschoeiing welke voorgeschreven is voor de langs de Molensloot aan te leggen straat; 5°. dat het riool en de ruimdamkast eigendom worden van de gemeente en deze bevoegd zal zijn in de ligging daarvan ten allen tijde zoodanige wijzigingen te brengen als noodig zullen blijken of aansluitingen op het riool te maken; 6°. dat alle werken ten genoegen van Burg. en Weth. worden uitgevoerd en, voor zooveel zij niet eigendom van de gemeente worden, ten genoegen van Burg. en Weth. worden onder houden 7°. dat daags vóór den aanvang van het werk daarvan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 8°. dat deze vergunning vervalt, zoo daarvan vóór of op den 'lsten September 1903 geen gebruik is gemaakt. b. te besluiten dat het gedempte gedeelte sloot, nadat dit door adressant op de vereischte hoogte is gebracht, door en voor rekening der gemeente zal worden verhard. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekende W. C. Mulder, heeft de eer bij deze beleefdelijk toestemming te verzoeken tot het dempen van een gedeelte sloot, ter lengte van 14 a 15 Meter, aan den Zoeter- woudschen Singel, voor het kadastrale perceel Sectie M No. 770, tot toegang naar de langs de Stads-molensloot aan te leggen straat. 't Welk doende, Leiden, 28 April 1903. W. G. Mulder. N°. 139. Leiden, 8 Mei, 1903. Bij nevensgaand adres wordt door J. Smittenaar ver gunning gevraagd tot het dempen en rioleeren van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijkgelegen vóór het perceel, kadastraal bekend onder Sectie M. n°. 2049. gemeente Leiden. Aangezien daartegen geen bezwaar bestaat geven wij U overeenkomstig het advies der commissie van fabricage ia overweging a. aan J. Smittenaar, behoudens rechten van derden, ver gunning te verleenen tot demping van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk, gelegen vóór het perceel kadas traal bekend onder Sectie M n°. 2049 (oud n°. 879 en 880 ged.) gemeente Leiden, onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat het gedeelte sloot worde ontdaan van bodem- en drijfvuil en daarna wordt aangevuld met zuiver zand tot nader door Burg. en Weth. aan te geven hoogte; 2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot worde gelegd een cementen riool, inwendig wijd 40x60 c.M., be staande uit bodem- en kruinstukken, op doorgaande grond plank van voldoende zwaarte, en dit riool worde aangesloten aan dat, hetwelk vóór het aangrenzende perceel ligt; 3°. dat aan het oostelijk einde van het gedeelte sloot worde geplaatst een houten schoeiing van voldoende zwaarte en constructie volgens nadere aanwijzing en goedkeuring van Burg. en Weth., voorzien van een ijzeren hek van voldoende sterkte 4°. dat het riool eigendom worde van de gemeente en deze bevoegd zal zijn in de ligging daarvan ten allen tijde zoo danige wijzigingen te brengen als noodig zullen blijken of daarop aansluitingen te maken; 5°. dat de grond van adressant van den gemeentegrond worde afgescheiden ter halver breedte van het gedempte ge deelte sloot, door een ijzeren hek op steenen voet, volgens door Burg. en Weth. vooraf goed te keuren teekening en constructie, tenzij adressant het gedeelte der gedempte sloot dat hem toebehoort, kosteloos aan de gemeente in eigendom afstaat 6°. dat alle werken ten genoegen van Burg. en Weth. worden uitgevoerd en voor zooveel zij niet het eigendom van de ge meente worden, ten genoegen van Burg. en Weth. worden onderhouden en alle schade, welke door de uitvoering aan de rioleering of aan het hekwerk vóór het aangrenzend per ceel n°. 8 mocht worden toegebracht, ten genoegen van Burg. en Weth. en van den betrokken eigenaar worde hersteld; 7°. dat daags vóór den aanvang van het werk daarvan kennis worde gegeven op het bureau van gemeentewerken; 8°. dat deze vergunning vervalt zoo daarvan vóór of op den lsten Augustus 1903 geen gebruik is gemaakt. b. te besluiten dat, bijaldien door adressant van de hem verleende vergunning wordt gebruik gemaakt, het gedempte gedeelte sloot, voorzooveel het gemeenteeigendom wordt, door en voor rekening van de gemeente zal worden verhard. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met gepasten eerbied te kennen Jacobus Smittenaar, zonder beroep, wonende te Leiden. Het verzoek tot het dempen en rioleeren van de sloot gelegen voor zijn perceel aan den Hoogen Rijndijk No. 10. bekend bij het Kadaster Sectie M. gedeeltelijk No. 979 en 880; en zulks op de door Uw EdelAchtbaren gestelde voorwaarden. 't Welk doende enz. Leiden, 1 Mei 1903. J. Smittenaar. N°. 140. Leiden, 8 Mei 1903. In de vorige raadszitting werd de behandeling van het aan de orde gesteld verzoek van J. G. J. Brands om vergunning tot demping en rioleering van een gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk aangehouden, naar aanleiding van een tweetal door den heer de Lange tegen het door ons te dier zake uit gebracht praeadvies geopperde bedenkingen. In de eerste plaats meende de heer de Lange, dat ook hier aan de vijfde voorwaarde (zie Ingek. Stukken n°. 116) be hoorden te worden toegevoegd de woorden: stenzij adressant het gedeelte der gedempte sloot, dat hem toebehoort, koste loos aan de gemeente in eigendom afstaat" en in de tweede plaats wenschte hij ook bij deze vergunning bepaald te zien »dat de door demping verkregen grond, welke gemeente-eigen dom wordt, door en voor rekening van de gemeente zal worden verhard." Bij onderzoek is ons thans gebleken, dat voor het weglaten der eerste bepaling in dit geval alleszins gegronde' reden be stond. Zooals toch in het in de Leeskamer ter inzage liggend rapport der commissie van fabricage nader wordt uiteengezet, bevindt dit gedeelte sloot zich tusschen twee andere reeds gedempte gedeelten, wier eigenaars de hun toebeboorende helften destijds niet aan de gemeente hebben afgestaan. Werd dus thans weder deze bepaling opgenomen en mocht deze aanvrager wèl van de hem toegekende bevoegdheid gebruik maken, dan zou een o. i. ongewenschte toestand worden ver kregen. Intusschen overwegend bezwaar om de bepaling alsnog op te nemen bestaat zoo min bij ons als bij de commissie van fabricage, zoodat wij U in overweging geven ook aan Brands in deze alsnog volledige vrijheid van handelen te laten. En wat de tweede opmerking betreft, zoo is er inderdaad geen andere reden, waarom de door den heer de Lange ge- wenschte toevoeging hier werd gemist, dan deze, dat door adressant geen tegemoetkoming in de kosten werd gevraagd, geheel overeenkomstg den regel, dat aan een verzoeker ge woonlijk niet meer wordt toegestaan, dan door hem wordt verlangd. Intusschen achten ook wij het niet meer dan billijk, dat ook hier die tegemoetkoming, zij het dan ongevraagd, wordt verleend. Eindelijk zullen nog enkele andere wijzigingen in ons oor spronkelijk praeadvies moeten worden gebracht, in overeen stemming met de nieuwe bepalingen, welke in de andere U thans aangeboden concept-vergunningen tot slootdemping zijn opgenomen. Op grond van een ander geven wij U daarom in over? weging aan J. G. J. Brands, behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen tot demping en rioleering van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk, gelegen vóór het perceel, kadastraal bekend onder Sectie M n°. 1847, gemeente Leiden, onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat het te dempen gedeelte sloot vooraf worde ontdaan van bodem en drijfvuil en, nadat de beide schoeiingen van de belendende perceelen zijn verwijderd, worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte; 2°. dat over de geheele lengte der te dempen sloot worde gelegd een cementriool, inwendig wijd 40X60 cM., op een doorgaande grondplank van voldoende zwaarte; 3°. dat dit riool aan weerskanten worde aangesloten op de riolen der aangrenzende perceelen, terwijl, wat de aansluiting in westelijke richting betreft, tevens een gemetselde put met plaatijzeren afdekking, volgens nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven afmetingen, moet worden gemaakt, waarin adressants huisriool kan loozen 4°. dat het riool eigendom worde van de gemeente en deze bevoegd zal zijn in de ligging van het riool ten allen tijde zoodanige wijzigingen te brengen als noodig zullen blijken, andere aansluitingen op het riool te doen tot stand brengen en het riool te doen schoonmaken; 5°. dat de grond van adressant van den gemeentegrond worde afgescheiden, ter halver breedte van de gedempte sloot, door een ijzeren hek op steenen voet volgens door Burgemeester en Wethouders vooraf goed te keuren teekening en con structie, tenzij adressant het gedeelte der gedempte sloot, dat hem toebehoort, kosteloos aan de gemeente in eigendom af staat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 6