47 door den Provincialen Hoofdingenieur zijn goedgekeurd bij missive d°. 22 April 1903 n°. 800; dat uit een en ander blijkt: 1°. dat van de verleende vergunning geen gebruik kon worden gemaakt buiten toedoen van adressante; 2°. dat thans alle maatregelen zijn genomen om het werk spoedig tot stand te brengen. Redenen waarom zij reverentelijk verzoekt genoemde termijn van 1 Mei 1900 met drie maanden te willen verlengen, alzoo tot 1 Augustus 1903. 't Welk doende, enz. Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen. Six van Oterleek. Voorburg, 4 Mei 1903 No. 137. Leiden, 8 Mei 1903. Wij hebben de eer u mede te deelendat bij ons zoo min als bij de commissie van fabricage bezwaar bestaat tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van A. Kooien, E. Schippers, H. J. Slewe en Mej. C. Laman om vergunning tot het dempen en rioleeren van de aan de gemeente toebehoorende sloot langs den Maresingelgelegen vóór de perceelen kadastraal bekend onder Sectie K nis 787792, mits aan de vergunning de ge bruikelijke voorwaarden worden verbonden. Alleen zijn ingevolge het advies der commissie van fabricage in de concept-voorwaarden thans enkele wijzigingen van onderge schikt belang aangebracht. Zoo wordt in de voorwaarde sub. 3° thans niet meer van «gegalvaniseerd gegolfd ijzeren platen" gesproken maar zullenindien overeenkomstig ons praeadvies besloten wordt, de ruimdamkasten in het vervolg mogen worden afgedekt met platen ook van ander ijzer of van hardsteen. Voorts doet de voorwaarde sub. 7° thans duidelijk uitko men, dat de loozingen, alleen voor zoover zij zich in gemeente grond bevinden, eigendom van de gemeente worden, terwijl in overeenstemming daarmede in de 8ste voorwaarde wordt bepaald, dat alleen de werken, welke niet het eigendom van dè gemeente wordendoor adressanten moeten worden onder houden. Op grond van een en ander geven wij U daarom in over weging: a. aan A. Kooien, E. Schippers, H. J. Slewe en Mej. C. Laman, behoudens rechten van derden, vergunning te ver- leenen tot demping van het gedeelte sloot langs den Mare singel, gelegen vóór de perceelen kadastraal bekend onder Sectie K nis 787792 gemeente Leiden (huisnummers 33—38) onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat de schoeiing vóór de perceelen geheel worde weg geruimd, en het gedeelte sloot worde ontdaan van bodem en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burg. en Weth aan te geven hoogte; 2". dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot worde gelegd een cementen riool, inwendig wijd 40 x 60 cM., be staande uit bodem- en kruinstukken, op doorgaande grond plank van voldoende zwaarte, en met den bodem binnen werks op 1.15 M. N. A. P. 3°. dat het riool aan elk van beide einden worde voorzien van een ruimdamkast, inwendig wijd 0 65 x 1.50 M. op een houten roostervloer, te metselen van klinkers in sterke tras specie, met vloer en wanden ter dikte van ten minste 27 cM., met de bovenkant der vloer op 1.30 M. N. A.P. en op nader door Burg. en Weth. aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte van ijzer of van hardsteen 4°. dat aan elk van beide einden van het gedeelte sloot worde geplaatst een houten schoeiing van voldoende zwaarte en constructie volgens nadere aanwijzing en goedkeuring van Burg. en Weth., voorzien van een ijzeren hek van voldoende sterkte 5°. dat tot afvoer van het hemelwater volgens nadere aan wijzing van Burg. en Weth. in den singelweg vóór het ge deelte sloot worden geplaatst 3 gegoten ijzeren straatkolken van het door de gemeente gebruikt wordende model, en deze door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM., met het riool worden verbonden; 6°. dat de hemelwaterafvoeren der perceelen geleid worden in cementen kolken, voorzien van stankafsluiting, welke aan het riool aangesloten moeten worden door middel van ver glaasd Engelsch aarden buizen, inwendig wijd 20 cM. en dat ook de overstorten der beerputten op gelijke wijze aan het riool worden aangesloten; een en ander met voldoende bemetseling van harde steen in sterke trasspecie volgens nadere aanwijzing van Burg. en Weth. 7°. dat het riool en ook de loozingen, voorzoo veel deze laatste zich in gemeentegrond bevinden, eigendom worden van de gemeente en deze bevoegd zal zijn in de ligging daar van ten allen tijde zoodanige wijzigingen te brengen als noodig zullen blijken of aansluitingen op het riool te maken 8°. dat alle werken ten genoegen van Burg. en Weth. worden uitgevoerd en, voor zooveel zij niet het eigendom van de gemeente wordenten genoegen van Burg. en Weth. worden onderhouden 9°. dat daags vóór den aanvang van het werk daarvan kennis worde gegeven op het bureau van gemeentewerken; 16°. dat deze vergunning vervalt, zoo daarvan vóór of op den lsten Augustus 1903 geen gebruik is gemaakt. h. aan adressanten het gedempte gedeelte sloot tot weder- opzeggens ten gebruike af te staan ten einde tot tuintjes te worden ingericht tegen betaling van 0.05 per M2., onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat dit gedempte gedeelte sloot van den singelweg worde afgescheiden door een ijzeren hek op steenen voet, volgens door Burg. en Weth. goedgekeurde teekening en constructie; 2°. dat de gemeente ten allen tijde in de gelegenheid gesteld worde omzoo noodighet riool te doen reinigen, verleggen of daarop aansluitingen te doen maken; en voorts onder mededeeling aan adressanten, dat op de eerste aanzegging van Burg. en Weth. de tuintjes mceten worden opgeruimd en het terrein ter beschikking van de gemeente moet worden gesteld, zoodra daaraan, hetzij ten behoeve van verbreeding van den singelweg het?ij uit anderen hoofde behoefte zal ontstaan. c. te besluiten dat, indien door adressanten van de sub b genoemde vergunning geen gebruik wordt gemaakt, het ge dempte gedeelte sloot door en voor rekening van de gemeente zal worden verhard. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de EdelAchbare Heeren Burgemeester en Wethouders Gemeente Leiden. Geven met verschuldigde eerbied te kennen, ondergeteekende, eigenaren van de Perceelen Mare Singel Nos 33, 34, 35, 36, 37 en 38, Cadaster Sectie K Nos 787, 788, 789, 790, 791, 792, Om den sloot voor bovengenoemde perceelen te mogen rioleeren en dempen, daar dien sloot des zomers veel lucht veroorzaakt. Hopende op een gunstig advies. 'tWelk doende enz. II. J. Slewe. A. Koolen. E. Schippers. Mej. C. Laman. N°. 138. Leiden, 8 Mei 1903. Overeenkomstig het advies der commissie van fabricage geven wij Uwe Vergadering in overweging gunstig te be schikken op het hierbij overgelegd verzoek van W. O. Mulder om vergunning tot het dempen van een gedeelte sloot, ter lengte van 14 a 15 Meter, vóór het perceel aan den Zoeter- woudschen Singel, kadastraal bekend onder Sectie M No. 770, gemeente Leiden, en mitsdien te besluiten a. aan W. C. Mulder, behoudens rechten van derden, ver gunning te verleenen tot demping van het gedeelte sloot langs den Zoeterwoudschen Singel, gelegen vóór het perceel kadastraal bekend onder Sectie M No. 770, gemeente Leiden, onder de navolgende voorwaarden: 1°. dat de toegangsdam tot het perceel, welke zich in het gedeelte sloot bevindt, worde opgeruimd en ontgraven worde tot een diepte van ongeveer 1.60 M. N. A. P.; 2°. dat het gedeelte sloot worde ontdaan van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burg. en Weth. aan te geven hoogte; 3°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot worde gelegd een cementen riool, inwendig wijd 40 X 60 cM„ be staande uit bodem- en kruinstukken, op doorgaande grond plank van voldoende zwaarte, en met den bodem binnenwerks op 1.15 M. N. A. P.; 4°. dat ongeveer ter plaatse waar het riool in de Molensloot uitmondt, worde gemaakt een ruimdamkast, inwendig wijd 1 X 1-50 M. op een houten roostervloer, te metselen van klinkers in sterke trasspecie, met vloer en wanden ter dikte van ten minste 27 cM., met den bovenkant der vloer op 1.30 M. N. A. P. en op nader door Burg en Weth. aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte van ijzer of van hardsteen; 5°. dat aan elk van beide einden van het gedeelte sloot worde geplaatst een houten schoeiing van voldoende zwaarte en constructie, volgens nadere aanwijzing en goedkeuring van Burg. en Weth., voorzien van een ijzeren hek van voldoende

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 5